NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
m
Magdalena's Eed.
BERICHT.
No. 8.
Zaterdag 25 Januari 1890,
Negentiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Mevrouw SILYÉ
Samenwerking
BINNENLAND.
FEUILLETON.
AMEBSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetteu naar plaatsruimte.
Als premie-boekwerk voor het
eerste kwartaal iu 1890 kunnen wij
thans onze lezers aanbieden een oor
spronkelijke Roman, getiteld:
DOOR
Schrijfster van Tweeërlei Kruis".
Men leze s. v. p. achterstaan
de aankondiging en verzuime vooral niet
het biljet aan ons Bureau, met bijvoe
ging van 40 centen, op tijd in te
leveren.
DE UITGEVER.
Dezer dagen met een onderwijzer
sprekende over een der belangrijk
ste onderwerpen van opvoeding, na
melijk de samenwerking, die steeds
behoort te beslaan tusschen het huis
gezin en de school, vernamen wij van
hem het volgende
«Voor wie het niet van nabij heeft
gezien, is het onmogelijk te geloo-
ven, hoe weinig gezag tal van ouders
hebben over hun kinderen. Nog heden
deed ik daarvan de ondervinding op.
Een vader, een man van veertig
jaren wellicht, komt mij mededeelen
dat zijn dochtertje door ongesteldheid
verhinderd was de school te bezoe
ken. Hij had mij dat wel schriftelijk
willen berichten, maar zijn oudste
zoontje, dat insgelijks bij mij ter school
gaat, had geweigerd het brieije mee
te nemen. Als overtuigingsstuk stelde
hij mij het bewuste epistel ter hand,
dat hij toen maar in den zak had
gestoken.
Wat, vroeg ik, heeft Piet
het u geweigerd
Ja zeker, hij zei eenvoudig
dat hij het niet doen wou, en
liep toen weg, naar school.
En is daarmee de zaak uit?
Wel, wat zal ik er aan doen, als
hij toch niet wil?
Maar daar begrijp ik niets van.
Vooreerst moet ik u zeggen, dat wij
nooit moeite met het ventje hebben.
Hij is een gewone jongen, hij doet
wat hem gezegd wordt, en beproeft
zelfs nooit, niet te gehoorzamen.
Ja, dat zeggen wij ook. Vreemde
oogen dwingen. Maar thuis is het
verschrikkelijk, zijn moeder kan
evenmin iets van hem gedaan krij
gen als ik. En dan moet ik erg op
passen, want als ik hem aan zijn lijf
kom zou ik een ongeluk begaan.
Nn werd mij alles opeens duidelijk,
want terwijl hij die laatste woorden
sprak, wond de man zich reeds op.
Veel er van zeggen kon ik niet,
alleen beloofde ik hem, eens met het
knaapje te zullen spreken, met
welke toezegging hij zich zeer inge
nomen betoonde.
Arme ouders, die, om eenig gezag
over hun kinderen te krijgen, daar
toe de hulp van anderen noodig heb
ben. En het is bij lange na niet het
eerste geval van dien aard, waarmee
ik te doen kreeg. Er zijn er, wier
geheele opvoedingssysteem, als wij
er dien naam aan geven mogen,
geen middenweg kent tusschen zotte
lieikozingen gepaard aan het ver
strekken van snoeperijen, als zij een
goede bui hebben, een soort van
apenliefde, niet veel beter ten min
ste, en ruwe lichamelijke kastij
dingen, in een uitbarsting van woede
en zonder eenige zelfbeheersching
toegebracht, waarbij het soms zoo
bar toegaat dat de huren tusschen-
beiden moeten vliegen om een on
heil te voorkomen.
Stel daartegenover den onderwij
zer, die met rustige kalmte, zonder
dat het zelfs, noodig is een vinger
naar den leerling uit te steken, hem
gehoorzaamheid doet betrachten als
de natuurlijkste zaak van de wereld,
omdat het kind zich geplaatst voelt
in een atmosfeer van orde, van be
tamelijkheid, van vriendelijke bejege
ning, en tracht dan eens de vraag
te beantwoorden, in hoeverre samen
werking kan verwacht worden tus
schen zoo ongelijksoortige factoren.
Wat het eene uur met zorg wordt
opgebouwd, is in een volgend de
vernietiging prijs gegeven.
Het hoofdmotief tot goede, tot be
tamelijke handelingen in de jaren,
gedurende welke liet plichtbesef tot
ontwikkeling moet komen, is liefde
voor de opvoeders, voor de ouders
in de eerste plaats, een liefde, die
zich niet openbaart in den vorm
eener weinig passende familiariteit,
maar voornamelijk door ontzag en
eerbied. Ongelukkig het kind, dat in
zijn vader niet in alle opzichten zijn
meerdere ziet. Immers, eenmaal komt
er een tijd, dat de knaap bekwaam
heden bezit, die bij zijn vader niet
aanwezig zijn, de eerbied, de achting
moet dan reeds zoo vastgegroeid we
zen in zijn ziel, zoozeer een onafschei
delijk deel van zijn innerlijk leven
uitmaken, dat zelfs die ontdekking
aan het ontzag geen het minste na
deel toebrengt. Ja, het kind zal ook
tot het inzicht komen, dat zijn vader
niet zonder gebreken iskomt dat
inzicht te vroeg, doordien de gebre
ken in het oog loopend groot zijn.,
dan kan liet dikwijls verderfelijke
gevolgen hebbenlater, als het zelf
standig oordeel gevormd is, en de
achting onwrikbaar gevestigd, worden
die fouten, zoo zij althans geen uit
vloeisel zijn van een slecht karakter,
met den wijden mantel der liefde be
dekt.
Met zwakke stumperds, zwak
ondanks hun physieke kracht, ge
lijk er hierboven een werd geschetst,
valt niet te redeneeren. Van zoo'n
vader-titulair is het alleen te betreu
ren, dat hij ooit den moed heeft ge
had, het vaderschap te aanvaarden,
en we houden ons hart vast bij de
gedachte, wat er van den armen jon
gen moet terecht komen, als hij straks
de school heeft verlaten en geen an
der toezicht zal kennen dan van zulk
een man, tegen wien hij dan weldra,
mocht deze nog eens willen beproe
ven op de bekende manier zich dooi
lichaamskastijding een oogenblikkelijk
overwicht te verschaffen, in kracht
zal zijn opgewassen.
Doch er wordt in deze veel gezon
digd door onnadenkendheid. Zonder
maar in het minst te bevroeden, welk
onherstelbaar nadeel zij teweegbren
gen, storten vele ouders het gif van
den logen in de harten hunner kin
deren. «Als de meester je vraagt,
waar je gistermiddag geweest bent,
zeg dan maarenz." En nu hoort
datzelfde kind, eenige oogenblikken
later, zijn onderwijzer spreken over
waarheidsliefde; het verneemt, dat
het nooit, in geen geval en orn welke
reden ook, mag liegen. Welke gevolg
trekkingen moet de knaap dan maken?
En hoe is het mogelijk, dat daarbij
geen nadeel wordt toegebracht aan
den eerbied, dien het jegens zijn ouders
moet bezielen Uf zou men wellicht
denken dat liet kind zal twijfelen
aan hetgeen de onderwijzer zegt?
Men geloove dat niet: liet goede be
zit een verpletterende macht, tegen
welke niets bestand is.
Wij kennen ouders, die zich in hun
bedrijf aan kleine, of ook niet
bepaald kleine oneerlijkheden
schuldig maken. Men weet het, de
moraliteitsbegrippen van sommige
lieden strekken zich niet uit tot de
zaken, tot den handel't schijnt alsof
zij daarvoor een afzonderlijk geweten
hebben. Zelfs beschouwen zij hun
handigheid in het verwerven van ze
kere clandestine voordeeltjes als een
bewijs van slimheid, en zij ver
heugen zich niet geheel en al ontbloot
te zijn van een eigenschap zonder
welke men, naar hun beweren, niet
door de wereld komt. Hadden zij nu
slechts den tact, over deze dingen
niet te spreken als de kinderen er
bij zijnMaar neen, is het ijdel-
heid, is het domheid, want van een
opzettelijk onderwijs in de listigheid
dezer wereld durven wij niet denken
zij beroemen er zich op, en vinden
er zelfs zeker behagen in, als de klei
nen er om lachen
De kracht van de Nederlandsche
natie der toekomst is het Nederland
sche huisgezin van heden. Is er iemand,
die de waarheid dezer stelling durft
betwisten Zeker, uitzonderingen op
den regel aangaande den blijvenden
invloed van het gezin zullen wel al
tijd voorkomen. Wij hebben menschen
gekend, die tot een hoogen trap van
zedelijkheid zijn gestegen in weerwil
dat hun jeugd door slechte voorbeel
den was omringd, en evfhizoo zijn er
menschen totaal misluk! voor wier
opvoeding de nauwletlenste zorg was
gedragen. Maar regel is, dat de appel
niet ver van den stam valt.
De zedelijke vorming van ons volk
is van de school de voornaamste taak,
en haar invloed in deze is onbereken
baar groot. Maar dan moet zij ook
kunnen bouwen op dezelfde grond
slagen, die in het huisgezin gelegd
worden. De wijze waarop zulks ge
schiedt wordt helaas te veel vereen
zelvigd met het al of niet in acht
nemen van zekere godsdienstvormen,
het al of niet aannemen van zekere
begrippen van dogmatischen aard.
Dat alles laten we in zijn waarde,
omdat het van ondergeschikt belang
is. Hoofdzaak is, dat de kinderen
van den aanvang af in hetgeen zij
van hun ouders zien en hooi en, een
voorstelling verkrijgen van deugd;
dan zal de school niet in gebreke
blijven, diezelfde voorstelling tot
een helder begrip, tot een levensbe
ginsel aan te kweeken.
Blijkens een telegram van den
Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-
Indië van 20 Januari 1890 wordt de Gou-
vernemerits-koffieoogst op Java voor dit
jaar geraamd op 583,458 pikols.
DOOR
Cta. DESIYS.
Naar het Fransch.)
26) Dat weet ik wel, Just,... maar als
ik mij wel herinner, dan moest dat geld
dienen om uw geluk te verzekeren, mijn
kind.
Nu, zoo ge 't verlangt, vader, zal
ik hypotheek nemen op uw huis en dan
word ik uw schuldeischer. Maar, kom,
het geluk en de fortuin zal tegelijkertijd
tot ons wederkeeren.
En nu vervolgde Just op ernstiger
toon
Wat meester Lambert aangaat, hij
is een braaf mensch, die ons hoogacht
en lief heeft. Nog ben ik aangedaan over
zijne aanbiedingen voor mij en de geheele
familie. Zoo ge ooit, gedurende mijne af
wezigheid, raad of bescherming noodig
mocht hebben, wend u dan tot hem. Ver
staal gij wij, moeder I
Ik zal er aan denken, antwoordde zij.
Just sprak lang en breed met haar,
met Barnabé en met Gaudoin. Niettegen
staande de luide betuigingen van den laat
ste, kwam diens oprechtheid hem twijfel
achtig voor en Just zeide dit ook aan de
beide anderen.
Wij zullen op hem letten! beloofde
Barnabé
Magdalena had het stilzwijgen bewaard.
Den volgenden ochtend vertrok Jusl.
Den vorigen avond had hij een kort af
scheidsbezoek bfj den kapitein gebracht.
De jongelieden waren te aangedaan
dan dat zij anders dan met een blik kon
den spreken. Toen het oogenbiik van
scheiden gekomen was, nam de grijsaard
de hand van den luitenant, en die van
zijne dochter, en ze beiden in de zijne leg
gende, sprak hij:
Wellicht zal ik er niet meer wezen,
wanneer het u gegeven zal zijn elkander
wedertezien en naar ik hoop te zamen
kerkwaarts te gaan. Mocht het zoo zijn,
denk dan aan mij en moge de herinne
ring aan mij u bij blijven zooals ik nu
voor u sta. Mijn innigste wensch is dat
gij gelukkig zijn zult. Ik zegen u beiden,
ik heb u waarlijk van harte liefl
En om zich niet door zijne aandoening
te laten overmeesteren riep hij uit:
En nu, links omkeer, voorwaarts....
marsch.... vaarwel 1
De gezichteinder werd door de eerste
lichtstralen verhelderd toen de diligence
den volgenden ochtend het huis van den
kapitein voorbijreed.
Hii was reeds op; hij rookte zijn pijp
op den diernpel. «Denk er aan! riep hij
met een handgroet tot den luitenant.
Een klein eind verder, stond deze op
en keerde het hoofd om. Een der ven
sters van het huis werd geopend. Door
de ochtendnevelen heen bemerkte hij
een witte schaduw die naar het rijtuig
zag dat reeds bijna uit het gezicht was
verdwenen. Dat was zij! Delphine
Helaas! zouden zij elkander ooit weder
zien?
Voor zijn vertrek had Just tot Magda
lena gezegd
Ons geluk hangt van u af, moeder!
Zij wachtte zich wel dat woord te ver
geten. Zij had op nieuw geduld en moed
geput. Zij stelde zich wederom aan het
werk, hield elk huisgezin, ieder persoon
van Vittel en de omstreken in 't oog,
steeds op nieuw beginnende, altijd zoe
kende.
Bernabé was nu bij haar om haar te
helpen. Toen het badseizoen gëeindigd
was, had hij tot meester Jan gezegd-
Hier ben ik weder zonder betiek-
king.... Het werk neemt meer bij u toe....
Spaar dus uwe krachten en neem mij
voor vast in uwe werkplaats, niet meer
als opperman, maar als gezel. Het is toch
schande dat ik op mijn leeftijd nog geen
vaste betrekking heb Gij behoeft rnij
alleen den kost te geven.... en dan blijf
ik nog uw schuldenaar, wanneer gij mij
zult geleerd hebben een goed schrijn
werker te worden 1
Er was iets waars in de redenee
ring, maar de brave jongen voegde er
wat bij wat hem vooral tot dit verzoek
bracht, namelijk zijne gehechtheid aan de
familie Michaud en het verlangen allen
eenmaal van dienst te kunnen zijn.
Een poos later kwam door eene toe
vallige omstandigheid bij eene jachtpartij,
de jonge advokaat die Jan Michaud had
verdedigd te Vittel.
Men herinnert zich nog wel den advo
kaat Raynal, diens bewondering voor
Magdalena, en zijne goede zorgen voor de
kinderen.
Zij herkende hem terstond en vierde
zijn komst om strijd door allerlei vriend
schapsbewijzen. Raynal was ter nauwer-
nood vijf-en-twintig jaar. Zijn zoo vroeg
gevestigde naarn, zijn reeds erkende ta
lenten, maakten hem geenszins hoovaardig.
Hij was een eenvoudig opgeruimd mensch,
met een innemend gelaat en een edel
moedig hart.
Na de vrijspraak, waaraan hij het zijne
had toegebracht, was men vertrokken
zonder hem zelfs te kunnen vragen welke
belooning hij eischte. «Later I had hij ge
zegd, zal ik u wel schrijven, of ik kom
zelf."
Nu was hij er en Magdalena vroeg
hein dan ook, na hem nogmaals bedankt
te hebben
Hoeveel zijn wij u schuldigSpreek
want die schuld moet worden afgedaan.
De jonge advokaat zag haar glimlachend
aan. Jeannette zat op zijn knie; hij boog
zich tot het meisje en zeide:
Omhels mij, mijn kind!
En toen het meisje het gedaan had,
keerde hij zich tot de moeder en ant
woordde haar:
Nu ben ik betaald! O, ik bid u,
val mij niet langer lastig.... Wij zullen
er verder over spreken zoodia gij de
erfenis van Anselme zult hebben ont
vangen.
Magdalena schudde twijfelachtig met
het hoofd.
Wordt vervolgd).