MISUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Magdalena's lei. TEGEN DE SLAVERNIJ. No. 12. Zaterdag 8 Februari 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. FEUILLETON. HMERSFORRTSCRE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per-8 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzondert ij ke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien! Van 1 6 regels 0,40 iedere regel raeer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het werk van de kolonisatie in Afrika is een wezenlijke beschavings arbeid. Men moet zich niet voor stellen, dat binnen een tien- of een twintigtal jaren heel het donkere werelddeel van aanzien veranderd zal zijn: dat men er in korten tijd volk rijke steden en welvarende dorpen zal aantreffen, gescheiden door welige akkers, verbonden door spoorwegen. Zoo gauw behoeft het niet te gaan en kan het ook niet gaan, wanneer men let op de groote moeielijkheden, die vooral klimaat en bodem in den weg stellen. Maar die hinderpalen zullen blijken, niet onoverkomelijk te zijn: Sanitaire toestanden kunnen verbeterd worden door middel van arbeid, en aan werkkrachten ont breekt het niet, als men ze maar weet te ordenen en op een bepaald doel te richten. Het komt ons niet onwaarschijn lijk voor, dat reeds in de naaste toe komst Afrika zal worden wat Amerika gedurende meer dan twee eeuwen is geweest, namelijk een arbeidsveld voor werkkrachten, die in Europa geen bezigheid kunnen vinden. Bij het uitspreken dier gedachte hou den wij wel degelijk rekening met het feit, dat voor eigenlijk gezegden handenarbeid de Europeaan in dat klimaat niet geschikt is, ja, dat hij zelfs zeer op zijn hoede moet zjjn om, bij werk dat veel minder van de spieren dan van de hersenen eischt, de gezondheid te bewaren. Doch juist het regelen, het behee- ren, het tot het nuttigste doel aan wenden van den arbeid der bevolking is de taak, die op de Europeesche kolonisten rust; door haar goed te vervullen, bevorderen zij in niet ge ringe mate het welzijn van de inboor lingen. De moeielijkheden, waarvan hier boven met een enkel woord is ge sproken, zouden oneindig geringer zijn, en het beschavingswerk in Afrika ware reeds veel verder ge vorderd, indien de volken, die er aan deelnemen, het wat beter met elkander eens waren. Nederland is er slechts indirect bij betrokken, namelijk door zijn relaties met Trans vaal nadat we de dwaasheid gehad hebben onze posten op de kust van Guinea aan Engeland af te staan in ruil voor het zeer twijfelachtig voor deel op Sumatra de handen ruim te krijgen, hebben we niet veel meer in te brengen bij de bespreking van Afrikaansche aangelegenheden. Doch daarmee zijn we ook beveiligd voor geschillen met de andere Mogend heden, wat altijd een troost is als men geen andere kan vinden. Onze liandelsstations in de nabijheid van de Congo leggen niet zooveel gewicht in de schaal, dat wij er po litieke aanspraken op kunnen houwen. Duitschers, Engelschen, Italianen, Portugeezen en Franschen, de laat- sten voornamelijk door hun bezittin gen aan de Noordkust, ofschoon zij oolc in het westen, door een kolonie aan de Senegal, invloed uitoefenen, zijn op dit oogenblik de natiën, die hij de toekomst van Afrika het meeste belang hebben, en het ware zeer te wensehen, dat tusschen die allen overeenstemming kon worden verkre gen aangaande de wijze, waarop ieder zijn heerschappij over het donkere werelddeel zou uitbreiden en het grondgebied, tot hetwelk men zich zou moeten beperken. Dan konden er, door gemeenschappelijk handelen, groote dingen gedaan worden. Thans belet de onderlinge naijver, dat elke natie van haar krachtsinspanning de vruchten geniet, die er van te beko men zijn. Ook voor het lot der inlanders zou zoodanige samen werkingzeer heilzaam zijn. Een groot deel van Afrika, in zonderheid de Roode-zeekusten en het gebied langs den Indischen Oceaan is in handen van de Arabieren, en ontzaggelijk is de druk, door deze Mohammedaansche overheerschers uitgeoefend. Van de voortduring en de toeneming der slaverij, welker- omvang eigenlijk eerst in de laatste jaren de aandacht is gaan trekken, dragen zij alleen de verantwoorde lijkheid. Zij zijn het, die de neger stammen tegen elkander ophitsen, die ze de wapens in de handen geven voor de gruwelijke mensehenjachten, onder hun leiding trekken de mensch- onteerende slaventrarisporten dooi de woestijn, hun weg bezaaiende met lijken der slachtoffers, die bij den gruwzamen tocht nederzinken en dan door hun beulen worden afgemaakt. De Mohammedaan is de onverzoen lijke vijand van het Afrikaansche be schavingswerk zoolang hij niet is ter. onder gebracht, is van geregel- den en rustigen arbeid geen verwach ting. De Brusselsche conferentie tegen de slaverij is een bewijs, dat de nood zakelijkheid van gemeenschappelijk handelen niet over het hoofd wordt gezien, en naar hetgeen van de be raadslagingen openbaar is geworden, oordeelen wij dat van haar wel eenig resultaat is te hopen In ieder geval heeft de publieke opinie zich nu na drukkelijk tegendeslavernij verklaard niet te vergeefs hebben de ontdek kingsreizigers de jammerlijke toonee- len geschetst, waarvan zij ooggetui gen zijn geweest, en heeft de mach tige welsprekendheid van Kardinaal Lavigerie de Christenheid opgeroepen om strijd te voeren tegen den ruw- sten vorm, waarin ooit liet inensche- Iijk égoïsme zich deed gelden. Maai de toewijding der Europeesche vol ken aan dit beschavingswerk is niet zoo groot, dat het zegeviert over nationale ijdeUieid en zelfzucht; men vei trouwt elkander niet genoegzaam om afdoende maatregelen te nemen tegen de smokkelvaart onder vreemde vlag, tegen den invoer van vuurwa penen en van sterke dranken. Indien de beschaafde volken zich inderdaad lieten leiden door Christelijke begin selen, dan zou het heel anders zijn, er. zou men niet, om een werkelijk of vermeend handelsbelang, zich met onvoldoende middelen tevreden stel len. Het vraagstuk van het grondge bied wordt natuurlijk door de Brus selsche conferentie niet aangeroerd, daar dit niet tot haar bevoegdheid behoort. Toch is het verband tus schen dit en de bestrijding der sla vernij niet te miskennen. Als men de onderlinge twisten op Afrikaan sche bodem overbrengt, kan het niet anders, of dit moet nadeel doen aan het groote werkde vijand, dien men daar le bestrijden heeft, is zoo mach tig, dat gemeenschappelijk handelen alleszins gewettigd is. De negers moe ten van de heerschappij van de Ara bieren vei lost en vervolgens onder verstandige leiding tot een hooger peil van ontwikkeling gebracht wor den. De mogelijkheid daartoe wordt door sommigen ontkendmen ver geet dan, dat die ontwikkeling niet haar uitdrukking alleen vindt in de beoefening van Westersche weten schap, maar in de eerste plaats in de maatschappelijke instellingen moet spreken. De geschiktheid der negers voor geregelden arbeid kan niet in twijfel worden getrokkenop menig punt van de onbekende binnenlanden, waar de verderfelijke invloed van de Mohammedaansche geweldenarij zich nog niet had doen gelden, ontmoet ten de reizigers goed bebouwde vel den, welvarendedorpen,bewoond door stammen die door hun geregelde leefwijze alleszins toegankelijk voor économische vorming bleken te zijn. Daarentegen, waar eenmaal de sla venjagers hun moorddadige aanslagen hadden gepleegd was in korten tijd alles woest en ledig geworden. Stre ken, door Mungo Park indertijd be schreven als de woonplaats eener ge lukkige bevolking, vond Stanley later als wildernissen terug. De beschaving dringt Afrika van alle vier de zijden tegelijk binnen; toch zullen er wellicht eeuwen moe ten voorbijgaan eer ook de bodem van dat groote werelddeel in voldoende mate zijn vruchten afwerpt voor de gansche menschheid. Vordert het werk langzaam, wij zien toch met belangstelling zijn vooruitgang. Niet de feiten, die op een gegeven oogen blik den meesten indruk maken, hebben voor de wereldgeschiedenis de hoogste waardewel de langzame doch zekere uitbreiding van stoffe lijk en zedelijk welzijn over alle leden van het menschengeslacht. Van doorgaans wel ingelichte zijde wordt aan het \ad. o. m. verzekerd, dat het geheele Kabinet zich bij de aanvraag om ontslag van den heer Keuchenius heeft aangesloten. Binnen kort zal eene Credielwet voor het departement van koloniën bij de Tweede Kamer worden ingediend. Voor de 4. serie der Rotlerdamsche 3'/a pet. leening, zijnde f 1.100.000, is ingeschreven voor bijna 5 millioen gulden, tot koersen van 99'/,, tot 103'8 pet. va- rieerende. De geheele serie is toegewezen aan een der eerste handels-ondernerninglen te Am sterdam tot den koers van lOl'/s pet. franco. Adspiranten voor maréchaussée te voet, genegen om maréchaussee le paard te worden, zullen, op voordracht van den generaal-majoor, inspecteur van het wapen, aan den Minister van Oorlog, gedetacheerd worden te 's Bosch, Zutphen, Deventer en Venlo bij de cavalerie, ten einde onderricht in de rijkunst te ont vangen. Vermoedelijk zullen later ook bij de artillerie te Breda en Roermond deze detacheeringen plaats hebben. In al deze garnizoensplaatsen zal dan tevens aan hen theoretisch onderricht gegeven worden, voor wat den maréchaus- sée-dienst betreft door een onderofficier var. dat wapen. DOOR Cli. DESIÏS. Naar het Fransch.) 30) Op zekeren avond, toen zij naar den apotheker was geloopen om toetezien dat een voorgeschreven hartsterkend mid del zorgvuldig werd bereid, werd echter haar oor getroffen door een paar woorden, die een grijsaard, Honneck genaamd, uitte. Geboortig uit de boschrijke streek, die de grens uitmaakt tusschen Frankrijk en Pruisen, had Honneck zich voor een tien tal jaren op een afstand van drie mijlen ongeveer van Vittel nedergezet in een onbewoonden hollen weg, aan den zoom van het bosch, dicht bij een vlietende beek. Hij had daar een kleinen houtzaag molen gebouwd, die, zooals Barnabé ver telde, meer stilstond dan draaide; en toch scheen het huisgezin van den molenaar een vrij goeden welstand te genieten. Wanneer de zoon in het dorp kwam, liet hij het daar aan niets ontbreken. De dochter hoewel nog zeer jong, viel reeds in 't oog door haar opschik. De moeder zag men zelden. Er was iets geheimzin nigs in het leven der Honnecks zij sche nen een soort van wilden. Hoeveel moeite Magdalena zich ook gegeven had, 't was onmogelijk tot hun woning doortedringen, zij kwamen haar dan ook zeer verdacht voor. De kerkklok had juist negen uur gesla gen. Het was een duistere nacht en het dooide. Er lag nog sneeuw op de daken en heuvels. Bij tusschenpoozen regende het en op straal verdoofde de dikke mod der het gedruisch der voetstappen. Magdalena zat naast de toonbank toen de deur der apotheek plotseling openging en de oude Honneck binnentrad. Men had hem niet hooren aankomen, hoewel hij zware klompen aan had. Lederen slopkousen, geheel met slijk bedekt, bedek ten zijne beenen tot aan de knie. Zijn lange gestalte, zijne magere schouders waren bedekt door een ruime kiel die van onderen versleten was. Onder de slappe, versleten randen van zijn breeden vilten hoed, hingen enkele lokken giijs haar wanordelijk af. Hij droeg het schil derachtig kostuum van een ouden schaap herder, maar zijn scherpe, harde trekken zjjn ongeschoren baard, zijn blik die fonl kelde door het gebruik van sterken drank, alles gaf hem het voorkomen van een waren bandiet. Goeden avond, mijnheer de apo theker sprak hij, wilt ge mij spoedig wat kinawijn klaar maken?.... Heeft uw vrouw nog altijd de koorts Nog altijd en dan houdt zij van dien drank, de oude Dal schijnt zoo, maar het is nog "al kostbaar. Bahwanneer het voor moeder de vrouw is dan let men er zoo nauw niet op. Ik heb haar beloofd haar een flesch medetebrengen.... Ik heb er nog twee, geloof ik, zeide de apotheker. Geef ze mij dan maar beiden, besloot Honneck en houdt het geld af. Hij legde op de toonbank een 40 franc stuk neder. Het, klinken en schitteren vari dat goud in de oogen van Magdalena, maakte haar plotseling oplettender. Wel drommels! had de apotheker geantwoord, het schijnt dat er geen gebrek aan geld is in het Duivelsdal. Zoo heette de eenzame vallei, waar de zaagmolen stond. Wees daar maar gerust op, was het antwoord, als er niet meer is, is heter toch nog En nadat de beide flesschen, met vloei papier omwikkeld, in een weitasch waren gestopt die onder de kiel hing, verliet Honneck den winkel. Magdalena moest nog even wachten. De deur was open blijven staan. Zijging dus naar de deur toe en keek naar bui ten. De lange schaduw van Honneck ging snel en spookachtig langs de verlichte vensters, om eindelijk in de duisternis te verdwijnen. Honneck liep stil langs de huizen. Ein delijk, heel in de verte, zag men een lichtend vierkant tegen den donkeren nacht afsteken, waarin de oude man ver dween. Een deur had zich achter hem gesloten. Het was de deur van een her berg. "De werkplaats van Michaud was een klein eind verder, bijna vlak daar tegen over. Magdalena ging dus denzelfden weg. Er bevond zich niemand meer op de straat en nergens zag men meer licht dan bij den herbergier, waar enkele late drinkebroers nog zaten te zingen. Magdalena naderde stil het venster. Het gordijn, dat aan een kant een weinig was opgeschoven, gaf haar gelegenheid eens naar binnen te zien. Een groep, het penceel eens schilders waardig, had zich rondom Honneck heen gevormd. Het geld dat hij op tafel ten toon spreidde, zijn blik, zijne gebaren bewezen voldoende dat hij het was die tracteerde. Te vergeefs leende Magdalena het oor. Zij kon onmogelijk iets hooren of althans verstaan te midden van die onsamenhan gende en verwarde gesprekken. Buitendien de zieke wachtte haar. Hoezeer met leedwezen, ging de arme vrouw huiswaarts. Jan was ingesluimerd, Barnabé waakte bij hem. Zij gaf hem den drank en ging nog een oogenblik naar beneden. Juist naderde een van die lompe voer tuigen, overdekt met een linnen zeil, welke gewoonlijk de vrachtrijders op de dorpen gebruiken, van den kant van de Apotheek. Op de hoogte van de herberg gekomen begonnen de paarden te stappen en bleven juist vlak tegenover de werkplaats stil staan. Dicht bij de werkplaats lag een hoop planken onder eene soort van houten afdak om ze tegen deregen te beschutten. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1