BUITENLAND. Plaatselijke berichten. Voor het front van het Ie bat. 4e reg. ir.f. werd gisteren te Delft op de Groote Markt, onder toespraak van den majoor, aan den len luit. I. P. Weitzel, die 5 jaar in Indië is gedetacheerd ge weest, uitgereikt de eervolle vermelding, hem door Z. M. toegekend. Het bataillon defileerde daarna onder het spelen der slafinuziek uit Leiden voor genoemden officier. De oud-Minister van Oorlog, ge nei aal Weitzel was bij de inspectie te genwoordig. Door de Staatsspoorwegmaatschap pij is een eervolle vermelding toegekend per dienstorder aan den machinist J. Schut ten te Meppel, wegens het tijdig doen stilstaan van zijn op verkeerd spoor ge- loopen trein, waardoor een botsing is voorkomen. Voor vele korporaals bij de verschil lende regimenten infanterie, die met gun- stigen uitslag examen hebben afgelegd als onderofficier, bestaat vooreerst weinig kans om definitief te worden aangesteld, daar het aantal sergeanten bij die korp sen meer dan compleet is. Niet minder toch dan 316 korporaals zijn er thans geschikt om lot dien graad benoemd te worden, terwijl mede aanwezig zijn 186 sergeanten-titulair. Door het groot aantal korporaals, dat het instr.- bataljon te Kampen steeds aan de korpsen inf. levert in 1889 alleen 286 wordt de behoefte daaraan allengs kleiner. Aan het kader korporaals ontbre ken er nu nog 68. Een, sedert jaren niet voorgekomen brand op een schip binnen de havens had Zaterdagavond omstreeks 10 uren te Vlissingen plaats. Er brak namelijk een vrij hevige brand uit aan boord van den Nederlandschen loodsschoener no. 2, schipper W. .lansen, welke in het Mari nedok lag. De vlammen sloegen uit de groote kajuit tot eene flinke hoogte, doch de spoedig toegesnelde hulp, allereerst van de bemanning van Zr. Ms. stoom- kanonneerboot, die aan de overzijde van het dok lag, had het gevolg dat het grootste gevaar spoedig bedwongen was. Evenwel moest nog gedurende een paai uur voortdurend water ingepompt worden, om het inwendig smeulend vuur te blus- schen. In het inwendige van het vaartuig, het logies of de kamer der loodsen, is belangrijke schade aangericht, en waren reeds een paar dekbalker. doorgebrand. De brand blijkt ontstaan te zijn door het fel branden der kombuis in het logies, terwijl de wachthebbende matroos, on voorzichtig genoeg, zich van boord ver wijderd had. Daar deze man tijdens den brand nergens te zien was, bestond er vrees dat hij zich wellicht in zijn kooi te oluj/v.. I.v-J ln .verin gc rctl IviJ eer* ker zou gestikt zijn. Om zich van zijne al of niet aanwezigheid te vergissen, aar zelde de matroos van het loodswezen J. Kooijman niet, ondanks den verstikkende» rook, rnet een touw om het lijf in het brandende vaartuig af te dalen, doch in de kooi van den ontrouwen waker was deze niet te vinden. Later in de nacht, toen alles afgeloo- pen was, kwam deze eerst te voorschijn, en verklaaide hij, hoewel ook spoedig den brand vernomen en van verre aan gezien te hebben, zich zijner schuld zoo zeer bewust te zijn, dat hij zich niet eerder had durven vertoonen. Zaterdag '1 Febr. kreeg de hertog van Luynes een langen brief van den hertog van Orleans, den oudsten zoon van den graaf van Parijs, toen zich te Ouchy be vindende, waarin de prins hem verzocht in allerijl tot hern te komen en eenige pruikeD, baarden en alles wat tot een vermomming moet dienen mede te ne men. Dinsdagmorgen was de graaf de Luynes in Zwitserland, waar hij tot zijn groote verbazing hoorde, dat de prins van veroorloofde haar om bijna tegenwoordig te zijn bij de samenkomst van den hout zaagmolenaar en den vrachtrijder. Met gebogen iug en haar adem inhou dende, trad zij in haar schuilhoek eri zette zich daar neder. Zij boog het hoofd voorover en Keek in den hollen weg. Eindelijk was die weg slechts eene enge gleuf, waarin het water op dit oogen- blik tusschen de steenen sijpelde. Uitge zonderd dit gedruisch hoorde Magdalena niets. Niets bewoog zich in den mist, maar de vrachtrijder had gezegdvin dé schemering vertrek ik, wacht mij af als het goed donker is' Nu was het stik donker, het uur dus aangebroken. Eensklaps vernam zij, uit de diepte van het dal, het gedruisch van voetstappen en het rollen van een wagen. Magdalena keek nog oplettender. Weldra kon zij, door den mist heen, de lange gestalte van den ouden Hon- neck onderscheiden, die vlak onder haar voorbijging. Achter hem liep een andere man, waarschijnlijk zijn zoon, die een zwaargeladen kruiwagen voortduwde. Bovenop lagen groote dennentakken, die tegen de beide kanten van den weg streken. Wat lag daar onder Toen 2 jj vlak by den straatweg waren plan was naar Parijs terug te keeren, om daar deel te nemen aan de loting voor nationale militie. Doch de wet verbood het! «Dat weet ik," antwoordde de prins op deze opmerking. «Maar zoo wil ik niet langer in ballingschap leven. Ik kan niet besluiten dienst te nemen in een vreemd leger. Ik ben Franschman; ik ben heden meerdeijarig; ik keer terug." De hertog de Luynes stemde toe. Des avonds werd een telegram ontvan gen van de gravin van Parijs, waaruit de jonge hertog van Orleans den dood ver nam van zijn grootvader, den hertog van Montpensier. Getroffen door dezen slag, aarzelde echter de jonge vorst niet en seinde terug, dat een andere plicht het hem onmogelijk maakte de begrafenis bij te wonen. Woensdagmorgen vertrokken de vrien den. Niemand hei kende in den Engelsch- inan, die van Lausanne naar Genève, van Genève naar Parijs reisde, den hertog van Orleans. Des avonds om acht uur stapte men af aan het hotel van den graaf de Luynes. Geen vriend, geen bloedverwant, nie mand was bekend met de komst van den banneling, niemand werd opgezocht. De tocht was slechts ondernomen om te vol doen aan de plichten van den soldaat en het lotingsbureau moest dan ook het al lereerst bezoek ontvangen. De prins meldt zich aan het bureau in de rue Dominique aan. JNaam en voornaam? vraagt de sergeant. «Louis Philippe Robert d'Orléans, ge boren te Twinkenhain den 6de» Februari 1869." De sergeant is niet op de hoogte van de geheimen der politiek; hij bladert éen der registers door, snuffelt, maar nergens de naam van Louis Philippe. «Gij zijt niet op onze lijsten ingeschre ven," antwoordt hij. «Gij zult u moeten richten naar het stadhuis van uw arron dissement, het zevende. En de prins begeeft zich naar het stadhuis van het zevende. In het stadhuis wenscht men hem niet in te schrijven. Men verwijst hern naar den minister van oorlog De minister is uit en de jonge piins keeit naar de woning van zijn vrier.d terug, waar hij een brief richt aan den heer Freycinet, minister van oorlog. «Ik weel," schrijft hij dezen, «dat de veibannings- wet mij iederen graad in het Fransche leger verbiedt, maar ik geloof, mijnheel de minister, dat zij mij niet verbiedt als eenvoudig soldaat te gaan dienen." Het bericht van 's prinsen aanwezig heid verspreidde zich spoedig. Om half zeven houdt het rijtuig van den prefect van politie stil voor het hotel van den her-tno de Luvnes. die jnict aan Aa Zanr staat, «u heeft iemand bij u «Zeker! De hertog van Orleans heeft mij de eer aangedaan aan mijn hotel af te stappen I" «Is hij daar?" «Ja!" Eenige oogenblikken later rolt het rijtuig van den prefect terug en wordt de prins in vei hoor genomen. «Ik doe niet aan politiek," sprak Louis Philippe, «ik wil geen politieke manifes tatie; ik heb geen enkele van mijns va ders vrienden gewaarschuwd, en ik heb tot aan vijf uur geen enkel lid der mo narchistische partij gezien. Men kan mij dus niet beschuldigen, dat ik mijn land in ongelegenheid heb willen brengen. Ik kom slechts in Frankrijk in de hoe danigheid van Franschman. De wet ont houdt mjj en de mijnen iederen graad in hel leger, dat weet ik: men heeft aan de mijnen hun graden ontnomen. Maar hoe wreed die wet ook zij, toch geloof ik niet, dat zij mij het recht weigeit als eenvoudig soldaat dienst te nemen. Op al uwe monumenten, op de muren zelfs yan uw kabinet lees ik de woorden «gelijkheid". Welnu, ik ben gekomen om te zien, of u die gelijkheid in praktijk brengt. De wet echter schreef den prefect den te volgen weg voor: De hertog van Orleans moest onmiddellijk worden gevangen ge gekomen, sprak de oude man op fluiste renden toon Wacht even, jongen I We zouden wel doen ons te overtuigen dat de gen darmes van nacht niet op de been zijn. En Magdalena hoorde dat hij zich ver wijderde, terwijl hij zyn geweer laadde. De zoon deed hetzelfde, na eerst den kruiwagen te hebben losgelaten. Deden al die voorzorgen niet eene straf waardige handeling vermoeden! O! eindelijk heb ik ze dan! dacht Magdalena. Nog nooit was de moedige vrouw zoo met hoop bezield geweest. Thans zou de ware moordenaar ontdekt worden Thans zou haar arme Jan gered zijnl Na een kwartier ongeveer kwam Hon- neck terug. Geen onraad! zeide hij, en daar komt onze man aan.... Hoor maar! Met korte tusschenpoozen hoorde men een zweep klappen, en vervolgens het rollen vau een kar die eindelijk op de afge sproken plaats stilhield. Kom'.... zeide de molenaar tot zijn zoon. En de kruiwagen werd terstond voort geduwd tol bij de vrachtkar. Is het weer wat moois? vroeg de vrachtrijder, zijn bovenlichaam halver wege buiten het zeil stekende. nomen. De hertog wilde de gevangenschap van zijn jongen vriend deelen, doch dit werd hem geweigerd. «In 1886 wierp de Regeering van den heer Jules Grevy mij buiten het land", aldus schreef hij den volgenden morgen aan den heer Carnot. «In 1890 doet uwe regeering nog meer: zij werpt mij in de gevangenis. ik ben alleen gekomen", schrijft hij later, «op den dag, dat ik een-en-twintig jaar ben geworden, om mij op het bureau der lo ting te doen inschrijving, om als eenvou dig soldaat drie jaar in het Fransche le ger te dienen." En toen hij later voor den procureur der Republiek werd ge bracht en deze opmerkte, dat hij zich had schuldig gemaakt aan overtreding van artt. 1. 3 en 4 van de wet van 22 Juni 1886, was zijn antwoord „Dat beken ik. Ik ben in Frankrijk gekomen, om mij als eenvoudig soldaat in het Fransche leger te doen inlijven." Deze bekentenis is voldoende om hem voor de rechtbank te brengen. «Waarom zijt gij op Fransch grondgebied gekomen vroeg ook de president. „Üm mij te laten inschrijven in de re gisters der loting als eenvoudig soldaat. Ik heb mijn plicht als Franschman willen volbrengen. «Doch de namen des prinsen kwam niet in de registers voor!" «Dat weet ik," is 't antwoord, «doch men kan toch niet verhinderen dat ik mijn plicht doe De prins wond zich eenigs- zins op, toen hij vervolgde: «De militaire wet is een wet van gelijkheid. De wet die u tegen mij gebiuikt is een uitzon deringswet." Een advocaat geeft den prins fluisterend den raad, een verdediger te kiezen, waar voor de wet hem drie dagen toestaat. Hij neemt den raud aan, groet de rech ters en vertrekt. «Monseigneur!" roept een advokaat, «alle Fransche harten zijn met u!" De prins wordt weer naar de gevan genis teruggevoerd en.... een dwaasheid was begaan om met den heer Francis Magnard te spreken. De monarchistische partij zal er wel bij varen. Men meende liaai onder een majeslueuzen, onbeweeg- baren sluier te hebben verborgen. En daar scheurt hij, door den tuk van een jong, stoutmoedig man, misschien wel wat onvooi zichtig, doch dat bevalt juist den Franschen Op 'toog schijnt het gebeurde een gril, vooitgesproten uit het brein van een romantisch jongeling. Andere berichten en vooral die uit Madrid spreken van een weloverlegd plan. Wat het ook moge zijn, dit staat vast, dat de jonge prins op weg is om stormenderhand de harten der Franschen te veroveren en de Fransche Regeeiing druk bezig is hem daarin een handje la helpen, dnnr een martelaar van den jongen man te maken. Tot advokaat heeft de prins het lid der Fransche Academie Rousse gekozen. Naar men zegt zal deze betoogen, dat de prins krachtens de nieuwe legerwet wel dege lijk recht heeft en gehouden is in Fran schen dienst te treden, ondanks het ver bod der verbanningswetimmers zoo zou hij redeneeren, in die legerwet wordt eene volledige opsomming gegeven van de Franschen die om verschillende rede nen van den dienst zijn vrijgesteld, en daarbij wordt van de leden der vroegere Regeeringshuizen niet gewaagd. Boven dien worden alle vroegere met deze nieuwe wet stiijdige bepalingen uitdruk kelijk vervallen verklaard. Alsof dit niet genoeg ware heeft de minister van Oorlog in eene instructie van 4 Dec. II. bepaald, dat ieder zoon van een Franschman, hetzij al of niet in het buitenland geboren, verplicht is om zich in zijn lichtingsjaar te doen inschrijven. Voorts kent de wet eiken jongen Franschman het recht toe om er zich van te vergewissen, dat zijne inschrijving behoorlijk heeft plaats gehad, persoonlijk te loten, enz. Zie het maar zelf! antwoordde de oude Honneck, die een dievenlantaarn had aangestoken. Bij het schijnsel van het licht zag Mag dalena hoe de zoon van den molenaar de dennetakken verwijderde en hoe achter- volgens aan den voerman werden over gereikt.... twee geiten, zes hazen en een aantal patrijzen. Zoo zeide de voerman, dat is een goede vangst! En waarvoor ge ons, hoop ik, een fik- sche som zult medebrengen, zeide de molenaar. Ik ben vrijgevig genoeg, dat weet ge, antwoordde de ander, maar op voor waarde uai gij u met mij en met niemand anders inlaat. Heb ik je daar niet mijn woord op gegeven, hernam Honneck. Wij zijn stroo- pers.... maar toch eerlijk. Toen zij verdwenen waren, liep zij lang zaam den weg naar Vittel op. Toen zij haar woning naderde, kwam Barnabé ontsteld en bedroefd haar tege moet. O, kom toch Magdalena, riep hij haar toe, arme vrouw, kom tochIk geloof dat meester Jan stervende is! Helaas, het was slechts al te waar. De zieke bevond zich in de laatste crisis, kort maar verschrikkelijk. Eene doodelijke -- De muziekveieeniging «Caecilia" alhier, zal op den verjaardag van onzen geëei biedigden koning, den 19 dezer, hare eerste openbare uitvoering geven in de concertzaal van de Sociëteit Amicitia. Moge, deze jeugdige vereeniging, die met alle ijver ruim een jaar zich oefent zoo voldoen, dat een tweede uitvoering spoedig wordt verlangd. Wat wij van haar hooiden bij gelegenheid van eene serenade voldeed ons goed. De rederijkerskamer «Qntwikkeling" eene onder de Ainersfoortsche ingezetenen gunstig bekende Kamer, zal morgen, Dondeidagavond, eene openbare uitvoe ring geven in de nette zaal van het Café de «Arend" Genoemde Kamer wil het aangename met het nuttige verbinden, de opbrengst zal geheel strekken ten voordeele van de opvoeding der weezen in het huisgezin. Deze nuttige stichting heeft aanspraak op ondersteuning van ieder; weezen van alle gezinten zijn opgenomen. Zijn er onder onze stadgenooten die nog geer. lid zijn of bijdragen geven, zij steunen dan door een bezoek op morgenavond deze Maatschappij. De Commies der posterijen 3e klasse H. B. Graswinckel, voorloopig werk zaam aan het spoorwegpostkantoor No. 1 standplaats te Amsterdam, is, met ingang van 16 Februari aanst., overgeplaatst naar het postkantoor te Tiel. De surnumerair der posterijen F. J. Mijnssen, werkzaam ten postkantore te Amersfoort, is, met ingang van 16 Februari aanst. overgeplaatst naar hel postkantoor te 's Gravenhage. De influenza heeft ook invloed uit geoefend op de bestaande plannen tot feestviering van 's Konings verjaardag, door het gainizoen. Door ziekte enz. zijn eenige van de medewerkers aan het te geven militair assaut verhinderd gewor den zich voldoende voor te bereiden en is nu besloten dat de feeslelijkheden zul len gehouden worden in de voor deze gelegenheid versierde Gymnastiek- en schermzaal van het regiment veld-artillerie en bestaan zullen in eene uitvoering en wedstrijd in gymnastiek en schermen. Voor gymnastiek zijn prijzen uitgeloofd aan hen, die het vlugste eri netste aan de verschillende werktuigen werken. Deze uitvoering wordt uitsluitend door veld-arlilleristen gegeven en tot het bij wonen er van worden alleen militairen met en zonder hunne echtgenooten toe gelaten. Hedenmiddag ten half twee ure vergadert dc Hand der gemeente Amers foort, ter behandeling van de navolgende punten. 1. Onderzoek van den geloofsbrief van het nieuw-benoemd raadslid. 2. Voorstellen van de heeren H. W. A. van den Wall Bake en W. A. Crooc- kewit, ten aanzien van het verdeelen van vrijgevallen gelden wegens vacatuien. 3. Voorstel van Buig. en Weth., tot het verleenen van een crediet ter be strijding der kosten var. de premie-voor jaarsveemarkten. 4. Ontwei p-verordeningen houdende voorschriften in het belang der openbare gezondheid en op het bewonen van ge bouwen, welke, als schadelijk voor de openbare gezondheid, voor bewoning on geschikt zijn, met rapport der Commissie van onderzoek. De St. Gregorius-Vereeniging gaf gisteren avond voor een talrijk opgeko men publiek, in het gebouw het Klooster op het Zand een openbare uitvoering, welke alle lof toekomt. Vele fraaie nummers bevatte het pro gramma, hetwelk in een net uitgevoerd tekstboekje verkrijgbaar was. Zeer schoon en vol ernst werd het Pater Noster en het Te Deum Laudamus door het man nenkoor ten gehoore gebracht. zwakte had hem overvallen en hij lag stijf en strak op 'l ziekbed. Een paar oogenblikken later kwam de dokter. De doodstrijd begint, sprak deze. Pieter ging den pastoor halen. Michaud was tot zijn kennis gekomen hij herkende den waardigen priester den eerbiedwaar- digen grijsaard en al wal hij kon uitbren gen. was deze enkele kreet: Ik was het niet! God weethetdat ik nooit iemand kwaad heb gedaan. Ik ben er van overtuigd, antwoordde de priester, en ben gekomen, om u den hemel te openen, waai in de zielen van lien die hier beneden onrechtvaardig heb ben geleden, eindelijk rust, eindelijk recht vinden. Den stervende werden de laatste sacra menten toegediend; hij scheen gerust gesteld. Maar bijna op 't zelfde oogenblik kon men op zijn reeds saamgetrokken en ver wrongen gelaat eene nieuwe pijniging lezen, niet voor zich zelf, maar voor de geliefden die hij op deze aarde moest achterlaten. O, riep hij weenende uit, o, mijne vrouw! mijne arme kinderen! Jeannetto en Pieter wierpen zich als waanzinnig in zijne armen. Wees niet bezorgd I was het ant De jongenskooren «Fruhlingsleben en Sonnenschein" weiden mét warmte ge zongen onder deze jeugdige zangers merkten wij vele goede stemmen op, een daarvan, belooft veel voor de toe komst vooral wanneer hij, de goede les sen die hem gegeven zullen worden be tracht. De overige nummers welke gezongen werden waren; Hyinne, (Mannenkoor), Kruiswoorden, (voor gemengd koor), Vineta, (Mannenkoor), Concert-Arie yon Mozart,(Solo), Soldatenchor, (Mannenkoor) en Die nachtliche Weintaufe, (Mannenk.). Als toegift werden wij verrast op eene kleine operette, die algemeen de lachlust opwekte. Met een daverend applaus werden de zangers, door hunne hoorders dank ge bracht voorden genotvollen avond hun ver schaft. Wij zijn zeker de tolk van velen indien wij den directeur een woord van hulde en waardeering brengen en den wensch uitspreken, dat het hem gegeven moge worden nog lang zijne krachten aan deze vereeniging te kunnen wijden. 332sto STAATSLOTERIJ. Vijfde klasse. (Vierde week.) Trekking van de laatste 100 nummers op 8 Febr. Ten kantore van den Collecteur te Amersfoort zijn aan de navolgende num mers te beurt gevallen: Prijzen van f 100 op No. 9442 én 17749. Prijs van f 70 op No. 225. Zonder prijs zijn uitgetrokken: 2955 4040 4094 9406 10331 10338 12814 12829 17202 18071 en 18352. 4 Jan. Ik zeg maar, dat regeeren een deksels moeilijk ding is. Piet. Daar schijnt ieder nog niet van overtuigd. J. Laat die ieders het verslag van de laatste gemeenteraadszitting maar eens lezen. P. Kom je alweer met je hondjes voor den dag? J. Neen, die zaak is afgedaan. Ik be doel of het Dagelijksch Bestuur met of zonder, of wel dan eens met en dan eens zonder goedkeuring van den Gemeente raad gratificaties aan ambtenaren kan schenken. P. Ik zou zeggen, vertrouw je B. en W. dan is de goedkeuring van den ge meenteraad vooraf niet noodig. J. Je bent heelemaal niet op de hoogte, 't Staat in 't verslag, dat de kwestie van vertrouwen er geheel buiten blijft, 't Is om 't beginsel te doen. P. Beginsel, beginsel? Wat voor be ginsel kan er zijn om in de gratificatie kwestie B. en W. dan eens vrij te laten en dan weer aan een raadsbesluit te bin den? J. Daar heb je 't. In 't verslag staat het niet. Ik weet het ook niet, en daarom vind ik het regeeren zoo moeilijk. KERKNIEUWS. Ned. Herv. Kerk. Beroepen: Naar Muiden, W. vau don Bijtel Jr., te Eiborgen. Bedankt: Voor Aalst en Lienden, door E. J. Homoet, te Opheusden. Voor Vleuten en Nieuw poort, door R. W. F. Kijftenbelt, caud. te Hoevelaken, Ned. Geref. Kerken. Beroepen: Naar Dordrecht (3de maal,) K. Fernhout, te Zwartsluis. woord van Magdalena en reken op mij, Jan. Uw weduwe zal de taak voortzet ten die zij op zich heeft genomen.... Eens zal de dag komen, dat zweer ik u, waarop men uwe nagedachtenis zal eeren. en waarop het een eer zal wezen den naam te dragen, die gij ons nalaat. Het oogenblik dat den dood voorafgaat is dikwijls een oogenblik van kalmte. Jan Michaud zegende zijne kinderen en hunne moeder. In eene laatste omhelzing drukte hij ze allen aan zijn hart. Plotseling trok ken zij zich verschrikt terug. De stervende rochelde en zijn gelaat werd loodkleurig. Eer. ontzettende kreet ontsnapte zijne lip pen. Hij wilde zich opheffen en sloeg met de handen in het ijle. Hij bracht ze aan zijne zijden, alsof daar plotseling iets was gebroken. Toen viel hij neder, onbewegelijk, met snakken blik, geopenden mond en bijna glimlachende. Jan Michaud was dood. Er waren vele menschen bij de begrafe nis, enkelen uit nieuwsgierigheid, anderen uit berouw, sommigen als ware vrienden. Toen de omstanders zich hadden ver wijderd, bleven de weduwe en de kinde ren alleen bij de gesloten groeve. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 2