NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Magdalena's Eed. No. 18. Zaterdag I Maart 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Stemming. BINNENLAND. FEUILLETON. JMERSFOORTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Rijk. en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIE Ni "Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechte driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Ofschoon dat woord vooral in kunst- beschrijvingen en critische beschou wingen vaak wordt gebruikt en mis bruikt, is het beden ons plan niet, het aesthetisch gebied te betreden. We zullen blijven rondwandelen op het terrein van het dagelijksch leven, en even nagaan, hoe groot de invloed is, dien onze stemming uitoefent op ons levensgeluk en dat dergenen, die in nauwe betrekking tot ons staan. Het is zeer twijfelachtig, of twee menschen betzelfde ding op volmaakte gelijke wijze zien, en daarvan juist dezelfde voorstelling hebbenen al moge, wat betreft de nauw begrensde, tastbare voorwerpen, het verschil dier voorstellingen onmerkbaar zijn, een ander geval is bet, wanneer wij deze zonder zinnelijke aanschouwing moe ten verkrijgen. Zij kan in dat geval slechts een min of meer levendige indruk zijn, waarvan hoedanigheid en duurzaamheid afhangen van onze vatbaarheid, van ons karakter. Maar ook van andere omstandig heden. Want het is niet onverschil lig, op welken dag, bij welke gele genheid wij een indruk opdoen. Heb ben wij er reeds eenige verkregen, die ons op het oogenblik dat een andere zich bij ons opdringt, ons nog min of meer beheerschen dan zal de laatste ons onaangenaam kun nen aandoen door haar contrast met de eerste; of wel, zijn we reeds on der de macht eener voorstelling, die min of meer droevige gedachten bij ons opwekt, dan is er slechts een opzichzelf onbeduidende indruk noo- dig, om ons geheel te ontstemmen, dat is, om ons voor het oogenblik buiten de mogelijkheid te brengen, aangename gewaarwordingen op te vangen. Nu hangt het van allerlei bijko- komende toestanden af, op welke wijze die ontstemming zich naar bui ten vertoont. Stompzinnige menschen hebben er weinig mee te rekenen; het zoogenaamd gelijkmatig humeur, dat wij bij hen waarnemen, is geens zins een benijdbaar voorrecht. Daar entegen zal men menigwerf bij de edelste naturen zekere prikkelbaar heid opmerken, voortspruitende uit hun levendige geaardheid, uit de fijn heid en gevoeligheid van hun zenuw stelsel een eigenschap, die hen vat baar maakt om het hoogste genot in al zijn volheid te smaken, maar ook hen dwingt om eiken lijdenskelk, voor hun lippen gebracht, tot den bodem te ledigen. Het zou een dwaze raad zijn, als men wilde trachten iemand over te halen minder gevoelig te zijn, want dat hangt eenvoudig niet van hem- zelven af. Maar wel mogen wij de vraag stellen of de wijze, waarop hij aan dat gevoel openbaring geeft, en toelaat dat het zijn denken en han delen beheerscht, bevorderlijk is voor zijn geluk. Terecht wordt aanbevolen, het lichaam te harden tegen invloe den van buiten, door middel vaneen gezonden leefregel, ook de gezondheid der ziel kan men versterken, door weerstand te bieden aan de macht der indrukken. In het dagelijksch leven noemt men dat: zorgen, dat zij onze stemming niet bederven. De licht bewogen, prikkelbare mensch is niet zelden lastig voor zicli- zelven en hinderlijk voor anderen. Tegenspoeden, die met een verstan dig oog beschouwd, van betrekkelijk geringen invloed zijn op zijn lot, ver vullen hem met droefheid, stemmen hem somber. De minste tegenkanting maakt hem toornig; een los daarheen geworpen woord, waarachter volstrekt niet het doel ligt verscholen hem te beleedigen, neemt hij op als een grievende bejegening. Dat hij daar door personen, die hem achten en liefhebben, smart veroorzaakt, dat hij zijn vrienden van zich vervreemdt, omdat zij den omgang met iemand, dien men zoozeer moet ontzien, verre van aantrekkelijk achten, leert de ondervinding dagelijks. Er zijn menschen, die met de beste bedoelingen ten opzichte van hun omgeving zijn bezield, vol toe wijding aan hun gezin, vol welwillend heid jegens de leden van den maat- schappelijken kring waarin zij zich bewegen, en die toch veel min der toebrengen aan het welzijn van anderen dan zij zich verbeelden kun nen. Een liefdevol huisvader, die zich de slaaf maakt van zijn stem ming is dikwijls voor de zijnen een dwingeland, omdat hij hen noodzaakt rekening te houden met zijn «humeur." Zoo'n man komt, bij voorbeeld thuis van het tooneel zijner dagelijksche werkzaamheden, waar hem, zoo als iedereen telkens kan gebeuren, iets onaangenaams in den weg trail. In plaats van nu dien indruk te over winnen, geeft hij er aan toe hij laat aan ieder bemerken dat hij ontstemd isop vriendelijke vragen geeft hij geen of norsch antwoord, en eigen lijk stelt hij zich aan als een Oos- lerschen vorst, die, als hem een ver lies heeft getroffen, al zijn onderda nen de verplichting oplegt, in zak en asch te gaan. We spreken nu nog niet eens van die uitbarstingen van toorn, waartoe een te prikkelbaar mensch zich lichtelijk laat medeslee- pen, en die, èf door haar veelvuldig heid alle uitwerking missen, of wel een leed veroorzaken, dat hij den zijnen had behooren te sparen. Zellbeheersching is ten allen tijde beschouwd geworden als een bewijs van karaktervastheid; men verstaat daaronder de kunst om aan plotse linge opwellingen weerstand te bie den. Zich daarin te oefenen, is niet slechts een eisch van het gezond verstand, maar bovenal van humani teit. De lichtgeraakte mensch die aan elke stemming toegeeft zonder er aan te denken of ook anderen daaronder lijden, is niets meer dan een égoïst Zijn persoonlijkheid is hem nummer een; al de anderen zijn bij zaak. Naar zekere gelijkmatigheid van gemoedsstemming te streven is een arbeid, die onder de meest loo- nende mag geteld worden. Inzonderheid wordt dit aanbevolen aan hen, die kinderen hebben op te voedenzij in de eerste plaats moe ten op hun hoede zijn. In een som bere of bittere stemming verkeerende, is men zoo licht onrechtvaardig, om dat het oog verduisterd en het on derscheidingsvermogen verward is. Niet de man, die vandaag uiterst lief en morgen zoo goed als ongenaak baar is oefent invloed uit op dege nen wier zedelijke leiding hem is op gedragen. maar wel hij, die immer een kalme, vriendelijke inborst aan den dag legt. Als een kind zich eerst moet vergewissen, »of de muts soms niet verkeerd staat," voor het nade ren dui ft. is het vertrouwen geschokt, en de grondslag voor gehoorzaam heid en liefde blijft ontbreken. Als we al de oorzaken, die aan het gemeenschapsleven nadeel toebren gen, eens op de bank der beschuldig den konden plaatsen, het vonnis, dat moest worden uitgesproken over gebrek aan heerschappij over de stemming zou gewis niet zacht wezen. De Minister van Oorlog brengt ter kennis van belanghebbenden, dat in de maanden Juni en Juli e. k. een examen zal worden gehouden tot toelating van jongelieden als cadet aan de Koninklyke Militaire Academie. Voor dit examen wordt het navolgende aantal plaatsen opengesteld a. ten behoeve van den dienst hier te lande: infanterie 22, cavalerie 8, artillerie 6 en genie 4; b. ten behoeve van den dienst in Nederlandsch-Indië infanterie 22, cavalerie 3, artillerie 4 en genie 3. Nadere inlichtingen geeft de St.-Cl. no. 49. Door den minister van oorlog is bepaald dat de lotelingen der Lichting 1889 van het 7e regiment infanterie, die door goed gedrag en het voldoen aan de gestelde eischen aanspraak maakten, om na 10 maanden in het genot van groot verlof te worden gesteld, voor dit jaar hieraan geen gevolg kan worden gege ven, uithoofde de miliciens voor hun ver trek met onbepaald verlof eerst in de behandeling met hetgeweer model 1871/88 moeten worden geoefend. Aan bedoelde miliciens is evenwel een verlof verleend van 1 Februari a.s. tot 15 April d.a.v. Men schrijft: »Het door de Staats spoorwegmaatschappij ingesteld onder zoek. in zake de door Domela Nieuwenhuis in de Tweede Kamer medegedeelde grievpn van sommige stations en treinbeambten over te veel diensturen en onheusclie behandelingen hunner supérieuren, heeft doen zien. dat die bezwaren van allen grond ontbloot zijn Door wijlen prof. Buijs Ballot, een der bestuursleden der afdeeling Utrecht van den Nederlandschen Protestantenbond, is aan die afdeeling gelegateerd de som van f500. In het krankzinnigengesticht te Franeker mogen ingevolge Kon. besluit van 14 Febr. jl. niet meer dan 130 mannen en 158 vrouwen worden ver pleegd. In elk voor meer dan éen krankzinnige bestemd slaapvertrek wordt op eene dui delijk zichtbare plaats het aantal per sonen aangewezen, waarvoor het is be stemd. Zonder goedkeuring van den Minister van Binnenlatidsche Zaken mag noch in de lokalen, noch in hunne bestemming verandering gemaakt worden, die invloed heeft op de plaatsruimte of den aanvoer van versche lucht in de voor de vei pleeg den bestemde dag- en nachtverblijven. De geneeskundige behandeling van de verpleegden wordt aan ten minste twee geneeskundigen opgedragen. Uit Zevenaar wordt geschreven: Werden gewoonlijk in deze streken veel arbeiders voor Duitschland gevraagd, thans is de vraag naar Nederlandsche arbeiders buitengewoon. Alleen deze week kunnen een 350-tal werk vinden te Dus- seldorf. Goch, Mulheim, enz. De loonen zijn thans voor een gewoon arbeider f 1 50 terwijl zij bij het lengen der dagen spoe- DOOR Cll. DES LTS. Naar het Fransch.) 36) Ja. Ga maar met uw verhaal voort. Mijn kameraad antwoordde mij, dat het niet gemakkelijk zou vallen, zoo ik niet het goede oogenblik koos, als hij op het punt stond «naar buiten" te gaan. Ik vroeg hem op nieuw wat hij daar mede meende. Antoine glimlachte op zijn beurt en verhaalde mij toen dat Gaudoin zelf aldus zekere steden in Duitschland noemt waar men speelt. Allerlei spelen die hier verboden zijn«roulette," «trente- et-quarente. 01.... ik heb de namen goed onthouden.... en ik verzeker u, dat hij een speler is. Maar om te spelen, merkte Magda- lena op, heeft men geld noodig.... Gaudoin heeft geld, antwoordde Barnabé. Men zendt het hem.... en zeer waarschijnlijk uil zijn dorp. De moordenaar!...- riep de weduwe van Jan Michard uit, dat kon niemand anders dan de moordenaar zijn! Zij was opgestaan, haar oog vonkelde, haar borst hijgde. Barnabé bracht haar tot bedaren en vervolgde: Dat was ook mijne meening.... Maar laat mij de zaken eens van meet af ophalen en ze u zoo voorleggen als ik ze ten slotte van stukje tot beetje heb saamgeknoopt, net of men de verspreide stukken van een gebroken stuk aarde werk weder bijeenbrengt. Heden is de zaak mij zoo duidelijk als ik hier koffie in mijn kopje zie. Welnu, spreek! zeide zij. En nadat hij gedronken had, ging hij aldus voort: Toen Gaudoin te Parijs kwam, had hij een goede som gelds op zak. Zijn logement op een vliering voor vijftien francs per maand, zijn verscheurde klee deren, waren altemaal listen om onze verdenking te ontgaan. Hij had te Parijs een ander logement, waar hij een heel andere manier van leven leidde. Waarom heeft mijnheer Raynal hem niet ontmoet? Waarom kreeg hij ten antwoord dat hij zich «de moeite kon besparen terugteko- men, daar Gaudoin op zeer ongeregelde tijden te huis kwam, dat hij soms twee of drie dagen, later geheele weken weg bleef. De straffeloosheid maakte hem stoutmoediger. Men had hem in geen maand teruggezien en, let er op, zijn koffer bleef als pand toen op een carnavalavond zijn huisheer hem betrapte, toen hij uit een fiacre steeg voor de deur van een beruchte restauratie, en, met uw verlof, in gezelschap van verkleede meisjes. Hij was uitgedost als een prins. Wie er beschaamd stond, kunt ge wel begrijpen 1 Maar, vroeg Magdalena, welke uit legging gaf hij aan zijn huisheer? Het spel, antwoordde Barnabé. Hij had een stelsel uitgedacht orn zeker te winnen, en had juist een eerste proef ge nomen, die opperbest gelukt was, maar met te min geld. Men zou hem uit zijn dorp meer zenden. Merk dit wel op, ma dam Magdalena, van een associé, van een bloedverwant, zeide hij! Maar ik weet niet dat hij bloedver wanten heeft, noch te Vittel, noch in de Vogeezen. Ik ook niet, dat is 't juist. Eens op een dag heeft Antoine, op mijn aanhou den bij hem aangedrongen om te weten of het een neef of een oom was. Gau doin had meer gedronken dan hij kon verdragenhij heeft eindelijk geantwoord Eene tante. Die voorgewende tante is zijn medeplichtige. Hij perst haar geld af. Daar komt de zaak op neer! Maar hoe.... Altijd op dezelfde manier. Ik weet er drie staaltjes van. Ten eerste, toen ik te Parijs aankwam, was hij juist ver trokken.... naar buiten, met volle beurs. Gij herinnert u, niet waar, wat Antoine mij gezegd had? En ook den leugen dien ik hem op de mouw had gespeld. Drie maanden later zei Antoine tot mij: «Op gepast! uw schuldenaar is terug.... maar ik geloof dat het geld op is.... Ge weet, de spelers, zelfs de slimste, eindigen met altijd geplukt te worden. Hij komt hier om nieuwen voorraad op te doen hij hoopt geld van zijne tante te ontvangen. Gij moet u vertoonen, eene belofte van hem trachten te krijgen en dan bij de pinken zijn." Antoine bracht mij in het nauw.... Maar drommels, des te beter!.... Ik kende nu mijn kameraad en achtte hem waardig in ons vertrouwen te wor den ingewijd.... en ik vertelde hem nu vrijmoedig de volle waarheid. Barnabé, riep Magdalena uit. Wees niet bevreesd, antwoordde deze, ik sta u borg voor Antoine.... hij is mijn ander ik. Ongelukkig gleed Gau doin ons door de vingers. Hij was ver dwenen, ik weende van spijt. «Geduld! zeide Antoine tol mij, een galgenbrok als die wij op het spoor zijn, ontloopt de galg niet!" Maar het duurde lang wel vier maanden 1 Reeds sedert een week is hij bij den huisbaas terug, maar thans zon kaal als een kerkiot. Totaal geruï neerd Wij verliezen hem niet uit het oog, maar bespiedden hem om beurten. En wat hebt gij ontdekt? Nog niets. Maar men heeft iets op gemerkt.... waaromtrent gij mij uwe mee ning moet zeggen. En Barnabé knipte met zijn oog als iemand die vooruit zeker is een groot effect te maken. Magdalena beefde van ongeduld. Wat bedoelt gij! Eiken ochtend, zoodra hij is opge staan, zoowat tegen den middag, gaat Gaudoin naar de straat Jean-jacques- Rousseau, naar de groote post; bijtreedt in het bureau voor de brieven poste- restante en vraagt of er geen aangetee- kende brief aan zijn adres is gekomen. Begrijpt gij? Ja.. maar.... Maar op het boek waarop de geadres seerde teekent, staat op een andere kolom de naam van den afzender geschreven. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1