NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. IN HET VUUR. No. 37. Woensdag 7 Mei 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. FEUILLETON. AMERSFOORTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukkeu en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien! Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advértentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Zondag morgen had in de Kapel ten paleize Het Loo eene godsdienst oefening plaats voor H. M. de Koningin, prinses Wilhelmina, gevolg en genoodig- den uil de gemeente. De voorganger, de hofprediker ds. van Koetsveld, had tot tekst gekozenDe vogelen des hemels en de leliën des velds, Mattheus 6 1520. Een indrukwekkende plechtigheid had Zondagmiddag te Amsterdam plaats Om één uur was aan de Handelskade een talrijke menigte verzameld, om ge tuige te zijn van de aankomst der uit Indië teruggekeerde militairen, onder wie men een held in den volsten zin des woords zou begroeten. Daarmede toch keerde in zijn gebooi te- stad terug de fuselier Buys, die op Atjeh een zoo treffend bewijs heeft gegeven van trouw aan zijn Koning en Vaderland moed in den strijd en liefde voor zijn superieuren. Hij was het, die bij de schermutseling te Kota Toeankoe, ofschoon zelf ernstig gewond, al zijne krachten inspande, om zijn doodelijk getroffen aanvoerder, wijlen den luitenant Veerman, aan de Atjehers die zich van deri stervenden officier reeds hadden meester gemaakt, te ontrukken en de weinige manschappen, die van de geheele patrouille waren overgebleven, tot volhouden wist aan te sporen, totdat er hulp kwam opdagen. Dat Neerlands Koning zulk een voor beeld van onversaagde dapperheid en moedige doodsverachting niet onbeloond zou laten, is natuurlijk. Aan dien dap peren soldaat, die op zoo waardige wijze de eer van het Nederlandsche en liet Nederlandsch-Indische leger had opge houden, werd in de maand Maart bij Koninklijk besluit het ridderkruis voor «Moed, Beleid, en Trouw" toegekend en dit onderscheidingsteeken zou hem bij aankomst alhier op de borst worden bevestigd. Een afdeeling infanterie, cavallerie en mariniers, met tal van hoofd- en andere officieren, waaronder velen wier borst met het ridderkruis was versierd, stonden met de stafmuziek van het 7. reg. inf. aan de Handelskade geschaard, om den held het «welkom in het Vaderland" toe te roepen. Daar naderde het stoombootje met de Indische krijgers, onder leiding van deu officier van afmonstering, kapitein Wijn malen, en met de toner, van liet geliefde volkslied vermengden zich de hoera's door duizenden aangeheven. Buijs stapte aan wal. Bij het aanschou wen van de schier tengere en niet groote gestalte kan men niet aan buitengewone lichaamskrachten denken, die het individu somtijds moed geven, maar uit dat flinke oog en die ferme houding spreekt een vastberadenheid, die indruk maakt. De generaal-majoor Den Beer Poortu- gael, bevelhebber der 1. militaire afdee ling sprak den dapperen fuselier in diep gevoelde bewoordingen toe en hechtte hem daarna het ridderkruis, de hoogste illusie van iederen militair, op de borst. Terwijl het «leve de Koning!" «hoera!" en de fanfares klonken, volgde een aan doenlijk oogenblik: de moeder van Buys, want beide zijne ouders waren bij de plechtigheid tegenwoordig, omhelsde met tranen in de oogen haren zoon, op wiens bezit zij terecht trotsch mag zijn. Dit tooneel maakte op de omstanders een diepen indruk en menige snorbaard be greep, wat die moeder in dit verheven oogenblik rnoest gevoelen. Daarna sprak de kolonel der mariniers den nieuwen ridder toe, wicn vervolgens door de aan wezige ridders de broederhand geJrukt werd. Toen stelde zich de stoet in beweging en voorafgegaan door huzaren, de muziek aan het hoofd, de held van den dag in een open rijtuig met twee paarden, ge zeten naast den generaal, tegenover de kolonels van de mariniers en het reg. infanterie, zoo trok men stadwaarts, voorbij den Parkschouwburg, door de rniddenlaan-planlage naar de kazerne Oranje-Nassau, waar Buijs in de onder officiers-kantine, na een toespraak van den chef van het regiment infanterie, de eerewijn werd aangeboden. Dezen middag was hij de gast der on derofficieren die hem een feestmaal aan boden. Aan het vaderlandslievend hart doen zulke plechtigheden goed, en niet alleen de militairen, ook de burgers gevoelen bij het aanschouwen daarvan in dagen als deze, dat Nederland, zoolang het zulke helden bezit, in den strijd kan toonen, dat het de schoone traditie van het fiere voorgeslacht in eere weet te houden. Donderdag 8 Mei zal op de alge- meene begraafplaats te Vlissingen onthuld worden het gedenkteeken op het graf van wijlen J. Hobein. Bij deze plechtigheid zullen eenige hooggeplaatste marine-autoriteiten tegen woordig zijn. Te 1 uur 's middags stelt zich voor het stadhuis een stoet te zamen, bestaande uit leden van het marine-, infanterie- en schutterijkorps, Vlissingsch Mannenkoor, de leden van het Nederlandsch en die van het Belgisch loodswezen, benevens depu- tatiën van onderscheiden vereenigingen. Tijdens de onthulling zal Vlissingsch Mannenkoor: Op het Kerkhof en Bij de Groevevan DeVliegh,ten gehoore bren gen. De leden van den Raad te Haarlem hebben een adres gezonden aan Z. M. den Koning, waarin zij hun leedwezen, verwondering, verbazing en verontwaar diging uitspreken over het adres van hun medelid, mr. Gallandat Huet aan den Loning tegen den burgemeester van Haarlem. Het departementsbestuur der Maat schappij tot Nut van het Algemeen te Delden heeft eene groote verguld zilve ren medaille uitgereikt aan Maria Wil mink, dienstbode bij den heer L. O. van Heek aldaar, die gedurende vijftig jaren onafgebroken hare diensten in dit gezin heeft vervuld en Zaterdag den dag her dacht, dat zij dezen dienst aanvaardde. Te Breda worden groote toebereid selen gemaakt tot viering van het 650- jarig bestaan van het Beggijnhof aldaar op 7 dezer. De Eerw. Overste viert dan tegelijkertijd haar gouden processiefeest. De «Maatschappij tot Opvoeding van Weezen in het Huisgezin" werd dezer dagen verblijd met een gift van mevr. N. N. groot f500. De Raad der gemeente Barneveld heeft in tegenoverstelling met een vroe ger besluit, bij Provinciale Staten de aan vrage van den heer A. J, Krieger te Gouda, om een renteloos voorschot van de provincie voor den aan te leggen lo kaalspoorweg EdeBarneveldNijkerk toch besloten te steunen. Zaterdag zijn een dertigtal huzaren in de venen van Beets aangekomen. Het doel van die maatregel is alleen de ar beiders, die den arbeid wenschen te her vatten, te beschermen omdat niet langer de groote meerderheid door eene min derheid worde getyranniseerd. Dat dit voor het oogenblik plaats heeft, lijdt geen twijfel. Verreweg de meesten verlangen niets liever dan rustig aan het werk te gaan en een einde te maken aan hun vreeselijke ellende of deze althans niet grooter te doen worden. De arme men- schen hebben zich inderdaad tot het uiterste oogenblik met schoonklinkende beloften laten paaien en zich laten ex- ploiteeren door de socialistische leiders. Thans echter gaan hun de oogen open en met eiken dag neemt het aantal toe van hen, die tot het inzien komen, dat ze op wreede wijze misleid en bedrogen zijn geworden door een handvol volks menners, die slechts streven naar de ver wezenlijking hunner partijbedoelingen eD niet aarzelen daarvoor duizenden tot den bedelstaf te brengen. Hoe het de socia listische raddraaiers alleen te doen is om het maken van propaganda, blijkt uit het feit, dat voor de brooduitdeelingen alleen zij in aanmerking komen, die leden wa ren van den Bond voor algemeen kies- en stemrecht. De overigen werden met leêge handen weggestuurd. In den loop der vorige week is er dan ook eene groote, doch tegelijkertijd zeer verklaarbare verandering gekomen in de waardeering van den persoon des heeren Domela Nieuwenhuis. De afgod is van zijn voetstuk gevallen. Men had zoo stel lig op hem gerekend. Aan onderstand zou het niet ontbreken. De bazen moesten toegevenEn ten slotte, als alles misliep dan was er in Duitschland overvloed van werk Ja, zelfs is het den werksta kers voorgepraat, dat zij, ter verkrijging vaü het liggeld beslag zouden kunnen leggen op den veengrond der bazen En thans, nu zelfs de meest begun stigde arbeiders gebrek en honger lijden blijkt het, hoe hun door hunne zooge naamde vrienden slechts steen voor brood gegeven wordt. Waar blijven thans de beloofde gelden? Waar blijft de toege zegde ondersteuning? Wat is er nu van de dwangmiddelen tegenover de bazen? Waarom worden ze nu niet naar Duitsch land gevoerd? De ellende is ten toppunt gestegen; moet dat nog langer duren? Dat zijn de vragen, die de arbeiders zich zeiven en elkander doen, en het antwoord is slechts: «We zijn misleid". Men er kent het, dat men reeds lang tot eene schikking gekomen zou zijn, als Domela Nieuwenhuis en consorten er zich maar buiten gehouden hadden, en dat hij ver antwoordelijk is voor de namelooze el lende, die door het haistarrig volhouden der werkstaking is aangericht. Of hij heden weder op het appèl ver schijnen zal, is twijfelachtig. Zoo ja, dan durven we gerust voorspellen, dat het uit is met zijn invloed. Dan zou het zelfs wel eens kunnen zijn, dat hij reden zal hebben de regeering te danken, die maat regelen nam om alle geweldadige aan randing van personen met kracht te keer te gaan. Dat ook uit dit kwaad wel IVëlfer iets goeds zal voortkomen, gelooven we ze ker. De harde lessen zullen niet te ver geefs zijn geweest. Zullen aan de ééne zjjde de werkgevers meer en meer een geopend oor hebben voor de grieven, aan de andere zijde zullen de arbeiders niet zoo lichtvaardig meer gehoor geven aan de schoonklinkende woorden en hoogdra vende beloften van volksverleiders, die hen ten slotte voor het schakel laten zitten. Jammer maar, dat niet alleen de arbei ders, maar ook duizenden vrouwen en kinderen eerst tot de diepste ellende ge doemd moesten worden, alvorens de oogen der bedrogenen opengingen. N. R. Ct. Vrijdagnacht omstreeks 12% uur werden de inwoners van Almeloo uit den slaap opgeschrikt door het blazen op den brandhoorn. Het bleek dat er brand uit gebroken was bij zekeren H. Telman, schoenmaker, wonende op het Nieuwe End. Door de spoedige hulp van de buren werd de brand echter spoedig gebluscht, zoodat zelfs de spuiten, die in korten tijd ter plaatse waren, geen water behoefden te geven. De politie, die vermoeden had dat de oorzaak van den brand hij den bewoner te zoeken was, heeft onmiddel lijk den man en zijn echtgenoote in ar- Naar het Zweedsch, van BI. ROOS. (1) Het was bijna geheel donker in het salon. Een houtvuur stond op het punt uit te dooven en de lamp was nog niet aangestoken. Het schijnsel van den haard verlichtte het vertrek slechts flauw. On duidelijk onderscheidde men de aange name, alleen ietwat overladen, weelde der inrichting daarvande tafeltjes met de menigte van boeken, platen photogra- phiën en allerlei kleinighedende lage, zachte canapés en de stoelen, die hier en daar verspreid stonden het marme ren beeld in den éénen hoek, met Sapho's bleek, schoon profiel, dat, in het onzeker licht van het uitdoovend haardvuur, nu en dan tegen den donkeren achtergrond uitkwam. In den hoek daartegenover stond een vleugeleen jong man zat daarvoor en speelde. Hij speelde zacht en droomende de éene melodie ging in de andere over, als gevoelens en gedachten die elkander opwekten en weer verdrongen zijn hart zocht, verlangde, dweepte in tonen. Zijn figuur en gelaat waren door de duis ternis bijna niet te zien nu en dan keerde hij zijn hoofd een weinig ter zijde en liet zijne oogen langs het beeld van Sapho glijden. Dan verkreeg zijn spel iets ge heimzinnigs; het sprak van iets dat ver, ver verwijderd was en geene grenzen kende. Hij meende het beeld te zien be wegen hij verbeeldde zich de oogen te zien schitteren, de lippen te zien open gaan; de muziek scheen leven en bezie ling daaraan te geven. En hij speelde voor Sapho, terwijl zij hare lier legen het rotsblok verbrijzelt en haar bran dende, diepliggende oogen in het graf staren, dat haar daar beneden wacht.... Het eene uur na het andere verliep. In de kamer werd het hoe langer hoe donkerder; hij verwijderde zich steeds verder van het tegenwoordige, van de werkelijkheid en verdiepte zich hoe lan ger hoe meer in de wereld der tonen. Plotseling hield hij op en verliet drif tig zijne plaats voor de piano. Hij had geen slot gemaakt; midden in een onze ker zoekend toonbeeld had hij afgebro ken. «Waar ben-je, mijn lieveling?" vroeg hij met eene stem, waar liefde en onrust lagen uitgedrukt. Geen antwoord. Het was stil in de kamer; alleen de pendule tikte hard en de echo van het laatst akkoord klonk nog door de stilte. «Bertha, waar ben-je?" herhaalde hij, thans een weinig ongeduldig. «Hier!" antwoordde iemand, stroef en kortaf, uit het ander gedeelte van het salon. Hij zocht zijn weg in de richting van waar hij de stem had hooren komen liep in der haast tegen een stoel aan en mompelde een halfiuiden vloek, over de duisternis, tusschen zijne tanden. Zijne vrouw lag op een canapé, het hoofd tegen den rug daarvan geleund en de handen boven haar hoofd saamgevou- wen. Bij haar gekomen, knielde hij op een laag bankje voor de canapé neer en trachtte hij haar aan zijne borst te drukken. Maar zij bleef stijf en onbewegelijk liggen. Toen zijn arm haar om haar midden vatte, was het alsof hij een stuk hout aanraakte, zulk een dor, akelig gevoel wekte zij in hem op. Hij liet haar aanstonds los en stond op. «Waarom heb-je geen licht aangesto ken?" Zij haalde de schouders op. «Waarvoor zou dat dienen? Je kan immers in het donker spelen?" Melcher zeide niets. Hij beet zich op de lippen en belde om licht. Een oogen blik later kwam de huisknecht met de lampen binnen. Hij dekte een kleine tafel, waarop hij eenige vruchten plaatste en stak een paar kleine lampen, aan den muur, aan. Het jonge vrouwtje lag nog steeds in de zelfde stijve, afwijzende houding op de canapé. Van tijd tot tijd wierp zij een schuinschen blik op haar echtgenoot, die met gebogen hoofd en rimpels op het ge laat, de kamer op en neer stapte. Geen van beiden scheen voornemens de stilte te verbreken. «Neen, Bertha lief" riep Melcher einde lijk uit, terwijl hij naar de canapé ging en zijne vrouw bijna met geweld daaruit optrok «laat ods nu niet krielen! Vergeef dat ik zoolang heb gespeeldmaar, je weet, als ik eens aan de piano zit, ge beurt het wel 'meer, dat ik alles om mij heen vergeet." Met flikkerende oogen zag zij tot hem op. Juist omdat hij ter wille der muziek alles ja zelfs haar kon vergeten was zij zoo boos 1 Maar zij stond hem nu toch toe haar te omhelzenhet stijve in hare houding verdween, de kleine ge daante ontdooide als het ware, en hij had de gewaarwording eener magnetische strooming, toen hij weder zijn arm om haar middel legde. Half tegen haar zin, liet zij zich door hem naar de tafel geleiden waar de vruch ten stonden. «Wat heb-je toch gespeeld?" vroeg zij, wel achteloos maar op een onderdrukt hartstochtelijken toon, terwijl zij een ap pel nam en dien begon te schillen. «Dat zou ik moeilijk kunnen zeggen ik heb zooveel stukken gespeeld, van BeethovenSchumann. «Ja dat weet ik wel dat weet ik heel goed, maar het laatste, wat was dat?" «Het was de Tannhiiuser Marsch. Was die niet mooi?" «Neen, dat kan ik niet vinden. Hij is gekunsteld en onbeduidend. Buitendien, ik houd niet van Wagner's muziek." Hij zag haar glimlachend van terzijde aan. Hij vond het altijd kluchtig haar zulke oordeelvellingen te hooren uitspre ken. Zij kwam dan met geheel de naïve dapperheid uit, waarmee niet muzikaal ontwikkelde menschen gewoonlijk hun onmogelijk oordeel over de fijnste toon stukken ten beste geven. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1