nrnuwi
Nieuws- en Advertentieblad
m
UTRECHT EN GELDERLAND
ANKARSTROM.
No. 64.
Zaterdag 9 Augustus 1890.
Negentiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG.
Bijgeloof.
BINNENLAND.
Feuilleton.
&MERSFDORTSCHE COÜBAN
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden I.Franco per post door het geheole Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 (i regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Zou het werkelijk nog noodig zijn,
in onzen tijd, dat wil zeggen bij den
aanvang van het laatste jarentiental
der verlichte, negentiende eeuw.
dat een Vereeniging als de Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen een
boekje uitgeeft tot bestrijding van
het bijgeloof? Is dat niet vechten te
gen windmolens?
Mijn waarde vriend die zooiets
vraagt, gij kent uw eigen land-
genooten niet. Ik zal nu niet beweren
dat gij uzelven niet kent, want dan
zoudt gij kwaad worden en de cou
rant neergooien, en daar is het mij
niet om te doen. Er is weieens ge
zegd dat geen enkel mensch geheel
vrij is van bijgeloof: dat er altijd
in zijn hersens zoo'n heel klein plaatsje
open blijft, waar wonderbaarlijke din
gen naar hartelust kunnen rondspo
ken. Dit philosophisch vraagstuk is
waard, onderzocht te worden.
De schrijver van het boekje, Dr.
J. E. Enklaar, gij zult het waar
schijnlijk heel gauw ontbieden, 't kost
maar tien centen, laat aan de
hand der geschiedenis zien, hoeveel
leed het bijgeloof in vroeger tijden
over de menschen, bijzonder in ons
vaderland, gebracht heelt. Datgedeelte
is heel interessant, en al komen er na
tuurlijk sommige dingen in, die we
van vroeger reeds wisten, want het
is niet het eerste sermoen dat over
het onderwerp wordt geleverd,
toch is het niet kwaad dat alles eens
over te lezen, al was het alleen maar,
omdat het zoo griezelig is. Inderdaad,
men kon in den ouden tijd raar met
een mensch omspringen. Als hij maar
een beetje anders deed dan de groote
hoop, of zich door iets in het oog
vallende onderscheidde, dan lag een
beschuldiging van hekserij, van om
gang met den Booze, voor de hand,
en de ongelukkige, wien dit buiten
kansje ten deel viel, kon eigenlijk
zijn testament wel maken, want bij
het eerste het beste voorval waarvan
de domme menigte geen verklaring
kon geven, werd hij aangeklaagd, en
dat was dan het begin van het einde.
De strenge rechters dier dagen ver
stonden geen gekscheren, en vooral
op het punt van den bovenvermelden
omgang, in een land door Christen-
menschen bewoond, lieten zij mets
over hun kant gaan. Inderdaad het
was ook zeer onbehoorlijk, 's nachts
zich in katten te veranderen en dan,
poot aan poot, met den Duivel in
het midden, een dansje te gaan doen
met lui, die zich aan zulke dingen
schuldig maakten behoefde men niet
veel omslag te maken.
Wat, onzin, zegt ge Uit de rech
terlijke bescheiden van de Zestiende
en Zeventiende eeuw zijn een
massa bewijzen te putten, dat de lui
zich aan deze en dergelijke gruwelijke
dingen schuldig erkenden. Dat ging
niet zoo maar vrijwillig, en op tal
van verstokte exemplaren van het
toovenaars- en heksengeslacht moes
ten, eer zij tot bekentenis kwamen,
zekere huismiddeltjes worden toege
past, als daar zijn duimschroeven, de
pijnbank, de waterproef, een kolen-
vuurtje bij de voetzolen, maar
't eind van de geschiedenis was, dat
zij door de mand vielen en dan na
tuurlijk naar den brandstapel werden
verwezen. Dergelijke dingen werkten
niet heilzaam op het hersensgeslel
der menigteer zijn voorbeelden be
kend van personen, die zonder eenige
aanleiding gingen vertellen dat zij
's nachts bezoeken ontvingen van den
Booze, dat zij aan hem hun ziel had
den verkocht, dat zij kinderen be-
tooverd of koeien ziek gemaakt had
den. Voor zulke arme krankzinnigen
behoefde de pijnbank geen dienst te
doen: de eigen, geheel vrijwillige be
kentenis was voldoende om het dood
vonnis te rechtvaardigen.
Maar dat alles behoort gelukkig,
tot het verleden, en de vurigste lof
redenaar op vroegere toestanden is
wel zoo wijs de heksenprocessen on
aangeroerd te laten. Als iemand nu
bij den rechter kwam met een aan
klacht wegens tooverij, zou hij weinig
succes hebben en misschien nog een
«Sehrobeering" krijgen op den koop
toe. Is dan het geloof aan bovenna
tuurlijke dingen geheel verdwenen?
Och, de couranten vernielden nog
dikwijls genoeg gevallen van betoo-
verde kindertjes, en in Gorinchem,
meen ik, moet nog een industriëel
wonen die door het geheele land
vermaard is wegens zijn wonderbaar
lijke knapheid in het vinden van hem
of meestal haar, die door het opleggen
van een kwade hand een ziekte heeft
veroorzaakt, waarvoor geen gewoon
dokter raad weet. Er zijn nog domme
plattelanders die het vermogen be
zitten, eenvoudig door «belezen" een
paard dat zich verrekt heeft opeens
weer in normalen toestand te bren
gen, en (vaart gijzelf niet zoo'n on-
geloovige spotter met dergelijke din
gen, die menschen zouden u wel van
uw rhumatiek afhelpen ook. In menig
dorp leeft nog een of ander oud
vrouwtje, dat door de lieden in haar
omgevingop eerbiedigen afstand wordt
gehouden, en waarvoor men, als zij
naderbij komt, de kinderen gauw in
huis haalt, uit vrees dat zij hen zou
prijzen om hun gezond voorkomen,
in welk geval die kleinen onmiddelijk
aan het kwijnen zouden gaan. Al
zou men onder onze tegenwoordige
wetgeving moeielijk een patent als
waarzegster of kaartlegster kunnen
bekomen, het bedrijf wordt niettemin
toch in de achterbuurten van onze
groote steden uitgeoefendzorgzame
huismoeders, die het een of ander
zijn kwijtgeraakt, of jonge meisjes, die
in onzekerheid verkeeren omtrent de
trouw en standvastigheid van haar
vrijer, behooren tot de beste klanten
dezer hedendaagsche profetessen.
Behoeven we juist af te dalen
tot de onderste lagen der bevolking,
om de taaie levenskracht van het
bijgeloof te bewonderen Mannen van
verdienste op het gebied van weten
schap spreken en schrijven over het
spiritisme, heeten zich in betrekking
te kunnen stellen met de geesten
van afgestorvenen, doen aan tafel
dans, wonen séances bij van mediums,
precies als voor een honderdtal jaren,
toen Cagliostro de lieden bij den
neus nam. Die laatste uitdrukking is
mij ontvallenen als onze groote
voorstanders op spiritistisch gebied
zich niet al te zeer boven onze ge
ringheid verhieven, ik zou onmidde
lijk een beschuldiging van onwetend
heid of van lichtzinnigheid hooren
bezigen. Precies als toenwant men
zal wel willen aannemen, dat de
rechters, die oude vrouwtjes en jonge
meisjes lieten verbranden omdat dezen
haar naasten behekst hadden, en de
predikanten die van den kansel tegen
tooverij predikten evenzoo een weten
schappelijke" opleiding hadden geno
ten. En was het destijds gevaarlijk,
ongeloof aan den dag te leggen aan
het bestaan van geheime krachten,
thans heet de bewering dat lui als
miss. Fay en consorten op een aan
gename en interessante wijze het
publiek, dat hun spiritistische voor
stellingen bijwoont, beetnemen, een
voudig een bewijs van onwetendheid
of laatdunkendheid.
Of nu deze menschelijke zwakheid
door het boekje van Dr. Enklaar ge
heel zal worden genezen, betwijfelen
wij. Talrijke geloovigen aan het
«betsjoenen", die den tooversmid van
Gorinchem of een van diens minder
vermaarde collega's hun klandisie
schenken, zeker niet. omdat zij niet
lezen kunnen: de belijders van de
spiritistische leer daarentegen zullen
er hun schouders over ophalen. Niet
temin is het wenschelijk, in ruimen
kring het jongste der volksboekjes
van het »Nut" te verspreiden. Het
kan dienen als een aansporing om
de menschen, met wie wij in betrek
king staan, op te wekken tot nauw
keurig waarnemen, tot rustig naden
ken het kan gebezigd worden als
een kalmeerend middel voor de over
spannen zenuwen van hen, die zoo
lichtelijk toegeven aan de zucht om
wat zij niet begrijpen aan bovenna
tuurlijke invloeden toe te schrijven.
Woensdagmiddag te 12 uur kwam
een Koninklijk rijtuig, met 4 paarden
bespannen, bij een landbouwer te Hoog
Buurloo, waar de paarden gestald werden,
welke te half 3 moesten dienen als fris-
sche spannen voor t rijtuig waarin H. M.
de Koningin en H. K. H. de Prinses al
daar de heide kwamen zien, vooral daar,
waar voor eenigen tijd brand was. De
landbouwer diende als gids. H. M. en H.
K. H. de Prinses wandelden geruimen tijd
over de bergen over Soeren. Te Hoog
Buurle aangekomen, vertrokken de hooge
bezoeksters over Uchelen weder naar
Apeldoorn.
Bij gelegenheid van den aanstaan
den verjaardag van Prinses Wilhelmina
zal Oscar Carré te Apeldoorn een bijzon
dere voorstelling geven, welke door de
Koningin, de Prinses en tal van genoo-
digden zal worden bijgewoond. De vol
gende dagen zullen aldaar nog een twee
tal voorstellingen voor het publiek worden
gegeven.
Onder bevel van den kapitein van
het Oost-Indisch leger W. G. A. C. Chris-
tan en het medegeleide van den 2den
luitenant A. J. Goossen, beiden van het
wapen der infanterie, is hedenmor
gen uit Harderwijk naar Rotter
dam een detachement suppletietroepen
vertrokken, sterk 60 man, benevens 4
onderofficieren, rnet bestemming naar
Neerlandsch-Indië, aan boord van het
stoomschip Batavia.
Een nieuw soort philantropische in
richting zal waarschijnlijk te Rotterdam
eerlang worden opgericht. Naar de N.
R. Cl. nl. meldt is daar ter stede door
eenige heeren een vaartuig aangekocht,
met het doel de havelooze jongens, die
daar langs de straten loopen, in de ge
legenheid te stellen voor matroos te wor
den opgeleid.
DOOR
Mr. William J. ten Iloet.
Aan Wolfgang.
6) Dat liet ik mij niet zeggen en
gij weet dat zonder bezadigder scheidslie
den 't slecht ware afgeloopen. Heden den
ken we kalmer over die dingende tijd
zal op u als op ons allen zijn bedarenden
invloed ook wel uitgeoefend hebben."
«Niet zoo geheel en al als u meent!"
sprak baron Frederik. «Geweld kon onze
rechten wel rooven, maar geen macht
ter wereld kan ons het verlorene doen
vergeten."
«Ik kan niet ontkennen," zeide thans
de heer van den huize, «dat ik bij al mijn
achting voor de waardigheid en den per
soon des konings en zonder te kort te
doen aan den eerbied dien ik aan ge
stelde machten schuldig meen te zijn,
zoolang die bestaan, toch onze verkregen
rechten niet als vernietigd beschouwen
kan, alleen door een daad van geweld.
Daar hebben onze vaderen op bloedige
velden voor gestreden en onder Gustaaf
Adolfs banier, heeft een Wrangel, Thure,
Bielke, Horn, Halst en Torslenson niet
gevochten orn de verworven eer, als dier
baar pand den naneef vermaakt op
een dag verloren te zien gaan."
«Heeft het volk niet even goed als zij
gestreden? vroeg Alfred rustig. «Zat soms,
toen de adel vocht, burger of boer met
de handen in den schoot? Waarlijk het
doet mij leed wanneer ik waardige man
nen de belangen van onzen stand als
afgescheiden van die der natie zie be
schouwen."
«Gij zijt in lateren tijd geboren, mijn
jonge vriend, gij kunt u gemakkelijker
schikken in de dingen die ge reeds zóó
gevonden hebt. Maar gij kunt hel een
man van jaren niet tot vooroordeel aan
rekenen, wanneer hij zich ergert als een
oud stuk meubel op zij geschoven te
wezen en een hof waarbij zijn naam sinds
eeuwen een zekere plaats bekleedde, lie
ver mijdt, nu dat niet meer het geval is."
«Vergun me!" repliceerde Aarberg die
geen kamp gaf «was dan de eerste
die een heden gevierden luisterrijken naam
droeg, niet eenmaal ook een nieuweling
bij den troon? En waren de rechten, wier
verlies men heden betreurt, voor hem die
ze verkreeg ook geen nieuwigheid, een
aanstoot voor velen destijds?"
«Kom, kom! geen adel, geen troon"
zeide Ankarstrom op zijn stroeve, som
bere manier. «Beiden staan en vallen
met elkaar. Zie maar naar Frankrijk!"
«Ja, van Frankrijk had ik maar liever
gezwegen!" murmelde van Aarberg «wie
hebben daar juist den troon het hardst
ondermijnd
«Hoort eens heeren." sprak Klara«nu
maakt gij het te bont. Hoe dikwijls heb
ik dat oude klaaglied hier al hooren zingen
en nu ik hoop dat een nieuwe gast in
deze muren eens onderwerpen, aangena
mer voor vrouwen ooren op 't tapijt zal
brengen, nu vertoont deze zich juist als
een nieuw pleiter over diezelfde zaak Ik
ben volstrekt niet afkeerig van geschil,
't is het zout der conversatie, maar dan
moet men niet altoos denzelfden twist
appel opwerpen. Ik heb een anderen in
petto en brand reeds lang van begeerte
wat er de heeren inee zullen doen. Gij
dokter! ja mijnheer Franken, ik heb
't tegen u hoe kondet gij, voordat ge
onzen gast nog gezien hadt, al weten dat
zijn kwetsuur niet veel te beteekenen
had
«En zou" antwoordde de gevraagde
spoltend, «mijn zoo schoone buurvrouw,
die altoos alles langs natuurlijken weg
weet te verklaren, wat zij
«Niet begrijpt, nietwaar? Zeg't maar
ronduit," vulde Klara aan.
«Volstrekt niet," zeide Franken droog
jes. «Ik heb zoo iets onbeleefds niet wil
len zeggen. Ik had alleen mijn verwon
dering willen uiten daarover, dat, waar
zulke fraaie natuurlijke uitleggingen voor
't grijpen zijn, freule Klara. met haar
gewone scherpzinnigheid, ze niet zou heb
ben gevonden. Bijvoorbeeld —"ging hij
wat scherper voort «Franken is bezig
met waarnemingen op het plat van den
ouden toren. Meteen krijgt hij een zeil
in 't vizier van zijn verrekijker, onder
dat zeil drijft een schip op zee, uit dat
schip klimt een heer in een sloep, aan
dien heer zit een verbonden arm, de sloep
legt bij 't kasteel aan, de heer gaat daar
binnen enz. enz. Uit deze gegevens be
sluit Franken dat de heer een zieken arm
heeft, op 't kasteel hulp zoekt en hij
is niet zoo spookachtig of zijn eerste
opwelling is den man hulp te bieden.
In de tweede plaats
«Ik ontsla u van die tweede plaats"
zei Klara zichtbaar geraakt. «Behaagt het
uwe hooge geleerdheid den spot te drij
ven met het beperkt verstand van een
eenvoudig meisje, dan moet gij 't handi
ger doen. Of weet gij niet heel goed, u
onlangs beklaagd te hebben dat uw ver
rekijker niet tot in zee reikte en dat het
door u bestelde meer volkomen instru
ment, een Teleskoop van Dolland, meen
ik, zoolang uitbleef? of hebt ge't inmid
dels ontvangen? Dat zou mij bevreemden
alle bestellingen bezorgt de rijkspost hier
bij ons."
«Gij valt mij hard freule!" begon de
dokier weer op sarkastischen toon, «den
nieuwen verrekijker heb ik zeker niet
maar
«Welnu, zeg dan liever ronduit dat ge
't in dat boek daar ginds in de venster
bank, de equo albo of hoe heet het ding
gelezen hebt en wees royaal!"
«Dat boek in zich zelf." mengde Odu
zich ir. 't gesprek, «is nog zoo kwaad
niet, te oordeelen naar wat eens de Hop
man er vertaald uit voorlas. De stijl
waarin 't geschreven is, is zoo eenvou
dig, zoo kinderlijk vroom, dat ik niet
weet, of die, dan wel die vaste overtui
ging van den schrijver dat alles wat hij
voorstelt uit zal komen, mij 't meeste
treft. Zijn rotsvast geloof aan dat, wat
hem dweepend voor den geest zweeft
spreekt hij zoo recht en slecht, zoo een
voudig en eerlijk uit, dat ik er schier
boos om worden kan, wanneer men hem
voor een opzettelijken bedrieger houden
wil."
Wordt vervolgd).