MIIUW1 Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. ANKARSTROM. No. 68. Zaterdag 23 Augustus 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG Ei\' ZATERDAG. BINNENLAND. Feuilleton. iMERSFOORTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en bericliten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. ad,vertentien: Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 2ïTa,ar verre lairden. Op het internationaal geneeskun dig Congres te Berlijn heeft de Am- sterdamsche Hoogleeraar Stokvis in een met levendige belangstelling aangehoorde redevoering gesproken over het weerstandsvermogen van Europeanen tegen de invloeden van het tropisch klimaat. De oude leer, volgens welke zij in dit opzicht bij inboorlingen ten achter staan, werd door onzen landgenoot met nadruk bestredenstatistieken en sterftetafels, aan den toestand der koloniale legers ontleend, waren het daartoe meest geschikte bevvijsmaterieel. We moeten echter op enkele bizon- derheden acht geven. De legers worden samengesteld uit jonge mannen van normalen lichaamsbouw en van gezonde con stitutie. Niet zelden verplaatsen zich naar de tropen of althans naar oor den waar het klimaat van het onze zeer verschilt, personen die de beste jaren reeds achter den rug hebben, die in den strijd om liet bestaan hun frissche krachten reeds inboetten, of misschien behept zijn met kwalen voor welke zij daarginds stellig geen genezing zullen vinden. In dat geval is het natuurlijk niet te verwonderen, dat velen hunner bezwijken. De zorg voor het lichamelijk wel zijn der militairen werd in den laat- sten tijd zeer ter harte genomen. Theorie en practijk heeft men onop houdelijk geraadpleegd om te weten te komen, hoe huisvesting, kleeding en voeding moeten zijn ingericht om de gevaren, verbonden aan het leven in een ongewone luchtgesteldheid tot een minimum terug te brengen. Met burgerlijke kolonisten is dat geheel iets anders. ^Zij moeten zelf maar weten, wat zij doen mogen of be- hooren na fe laten, zelf de voor waarden onder welke zij gezond kun nen blijven, opsporen of liever, het aan de ervaring overlaten ir. hoe verre zij die voorwaarden zullen lee- ren kennen en aan deomstandigheden, die den niet geheel of zij in staat zijn er aan te voldoen. Wie in vreemde gewesten terstond geplaatst wordt in een positie, die hem vergunt burgerlijk te leven, en in een beschaafde omgeving, zal in dit opzicht veel minder te vreezen hebben dan degeen, die zich voor lichamelijken arbeid nog een weg moet banen en allesbehalve zeker is dat het hem aan de noodige verzor ging niet zal ontbreken. Er is nog een reden, maatstaf van de leger: er. al van toepassing doet zijn op niet-militairen. De soldaten staan on der toezicht, en worden steeds ge waarschuwd voor hetgeen hun ge zondheid zou kunnen benadeelen bovendien is geneeskundige hulp in den regel aanwezig of spoedig in te roepen. Wie geheel op eigen wieken drijft verliest weieens de noodige voorzichtigheid uit het oog, geeft zich over aan onmatigheid in het ge bruik van verkoelende, ook wel van overprikkelende dranken, verwaar loost de eenvoudigste voorschriften van de gezondheidsleer, en is dan zelf oorzaak, dat hij aangetast wordt door ziekten, die ook de inboorlin gen niet sparen. Dat alles vermindert in geen enkel opzicht de verdienste van des profes sors arbeid. De eeuwenoude vrees voor het «moordend" klimaat der tropische gewesten heeft hij in de grondslagen aangetast door het be wijs te leveren, dat de daar lieer- schende invloeden overwonnen kun nen worden door gemakkelijk te ne men maatregelen van voorzorg. In onzen tijd, nu de koloniale quaestie, in anderen zin dan wij die uitdrukking gewoonlijk bij onze politieke beschouwingen bezigen, schier overal aan de orde is ge steld, zijn deze onderzoekingen van het grootste belang, en het ver wondert zeker niemand dat de rede voering van professor Stokvis tot de gewichtigste resultaten van het me disch congres wordt gerekend. De begeerte, om in verwijderde streken een vruchtbaar arbeidsveld te zoeken, ontwaakt bij onderscheiden volken van Europa; het kapitaal is niet on genegen, in koloniale ondernemingen een voordeel belovende plaatsing te zoeken, en alleen de meening, dat het voor blanken niet mogelijk is, in de heete luchtstreek lichamelijken arbeid te verrichten, is nog een hin derpaal voor het vestigen van duur zame volksplantingen in streken, die voor het overige uitnemende kansen van welslagen aanbieden. Wij Nederlanders, die niet mede doen aan den algemeenen strijd om een brok van Afrika machtig te wor den, ook omdat wij aan uitbreiding van ons koloniaal bezit geen behoefte hebben, mochten er weieens meer aan denken dat in onze Ooststreken zijn, waar een Europeaan gemakkelijk leven en werken kan. Wat zijn er niet op Sumatra en op Borneo prachtige, hooggelegen gewesten, die een tienmaal grootere bevolking zou den kunnen voeden dan er thans levensonderhoud vindt, en die men ongebruikt laat omdat wij ons ver beelden dat alleen inlanders en CJhi- neezen er den grond kunnen bebou wen en een ambacht kunnen uitoefe nen. En intusschen loopen hier hon derden en duizenden rond, wien het eerst na lang tobben gelukt een kommervol en onzeker bestaan te vinden. Kolonisatie van een groot deel der Padangsche bovenlanden, bij voor beeld, met Nederlandsche landbou wers en ambachtslieden, wordt door de meesten, die het land kennen, voor zeer goed mogelijk gehouden. Men zou daar zelfs Europeesche vruchten en groenten kunnen telen, die met weinig kosten over den ge- heelen archipel zijn te verspreiden en daar vinden. Doch om dat gedaan te krijgen is organisatie noodig, die zou moeten ter hand genomen worden hetzij door gretige afnemers zouden een groote emigratie-maatschappij, hetzij door den Staat. Den kolonisten zou men vooreerst vrijen overtocht moeten verzekeren, en vervolgens zou in de eerste jaren na hun vestiging een later te vergoeden hulp beschik baar moeten zijn. Wij hebben het steeds betreurd dat ondernemende lieden van hier hun toevlucht moes ten nemen, tot oorden waar zij ge heel zijn overgeleverd aan de wille keur van gewetenlooze personen die van hun verlegenheid gebruik maken, tot eigen voordeel; daardoor is in landen zonder behoorlijk gouverne menteel toezicht menigeen ten gronde gegaan. Het vraagstuk van de land verhuizing is een van de belangrijk ste van onzen tijd, nu het meer en meer blijkt dat voor de toenemende bevolking van ons werelddeel dc hulpbronnen niet evenredig vermeer deren. De uitbreiding van het aantal cul tuur-ondernemingen op Sumatra en elders gaat gepaard met een verster king van het Chineezen-element waar van wij niet veel heil verwachten en zelfs gevaar zien voor de toekomst. Binnen weinige jaren zal de Regee ring op datzelfde eiland de steen- koienlagen aan de Ombiliën in ex ploitatie brengen en waarschijnlijk voor een goed deel tot dezelfde soort van arbeiders haar toevlucht nemen. De vraag rijst, of het niet mogelijk is een deel van de taak op te dragen aan kloeke intelligente landgenooten, bezield met moed om zich door ijver en volharding een maatschappelijke positie te veroveren, die zij met den besten wil in het moederland niet kunnen bemachtigen? Te Oosterbeek tal de verjaardag van H. K. H. Prinses Wilhelmina feeste lijk worden gevierd. Behalve door illumi natie, zullen veie woningen smaakvol met groen worden versierdtot slot zal een vuurwerk ontstoken worden. De minister van oorlog heeft de bronzen medaille met loffelijk getuig schrift verleend aan den sergeant-mili cien C. J. A. Albers van het 4e reg. inf. wegens het met levensgevaar redden van vier kinderen uit de bovenverdieping van een brandend perceel te Haarlem in den avond van '24 April II. Mr. S. J. baron van Pallandt, lid van Gedeputeerde Staten van Overijsel, is tengevolge van een droevig ongeval, in de nabijheid van zijn landgoed Eerde omgekomen. Dinsdag namiddag van de eendenjacht teruggekeerd, moet bij, naar aan de Zw. Cl. gemeld wordt, bij den hoogen stand van de Regge te water geraakt en omgekomen zijn. Eerst gis teren in den vroegen ochtend werd zijn lijk gevonden. De beer Van Pallandt, bereikte slechts den ouderdom van 40 jaren. In de Woensdag gehouden buiten gewone vergadering van aandeelhouders der Maatschappij voor nijverheid en land- exploitatie in de Transvaal waren 12 aan deelhouders aanwezig, uitbrengende 38 stemmen. Omtrent een voorgestelde wijziging der statuten kon niet woiden beslist, daar het vereischte getal aandeelen niet ver- genwoordigd was. Er werd besloten eene nieuwe vergadering te houden op 9 Sep tember in het lokaal Eensgezindheid te Amsterdam. De heer jlir. mr. T. A. J. van Asch van VV'ijck bracht verslag uit omtrent zijne bevindingen van de plaatsen dei- Maatschappij in de Transvaal; deze me- dedeelingen werden met belangstelling vernomen. De jaarwedde van den administrateur werd vastgesteld op f 600 per jaar. Besloten werd om eene uitkeering te doen aan aandeelhouders van 16 p. st. Transvalia shares, per aandeel van f 1000, te ontvangen op dividend-coupon no. 1, op of na 1 September e. k., ten kantore der maatschappij, Keizersgracht te Am sterdam. N. R. Ct. Aan den bureuax van politie te Rot terdam is door een groot aantal inge zetenen aangiften gedaan van liet ont vangen van valsch geld. De politie heeft een streng onderzoek ingesteld. DOOR Mr. William J. ten Koet. Aan Wolfgang. 6) Die, had al bij 't krieken van den dag met zware stappen door de gewelfde gan gen van den burcht geloopen. De slotheer was gewoon op dezen dag aan de bewo ners der tegen de rotsen geplakte hutten een feest te geven en h\j droeg zelf ijve rig zorg, dat er ter gelegener tijd en ter bestemder plaatse geen fpangel zijn zou aan levensmiddelen en Vooral niet aan eenige vaatjes duchtigV.erwarmenden bessen jenever. Vermits hij'den geheelen jachtbuit aan de rotsnestbewoners over liet toonden dezen zich des te voortvaren der en ijveriger in hunne toebereidselen voor de jacht, men sleepte ladders en touwen bijeen en alles wat men maar dacht, dat tot het voorgenomen doel kon strekken en met het aanbreken van den dag lagen er aar. den landingstrap twee sloepen gereed om de familie van 't kasteel in te nemen, vermits men van den zeekant af alleen het schouwspel vol komen gade kon slaan. Eindelijk sloeg het uur van opbreken, en liet gezelschap ging aan boord der beide, met de kleu ren des huizes beschilderde en met juist zulke vlaggen versierde gondels. In de eerste klommen de burchtheer, de meis jes en Alfred, de tweede nam Frederik, den Hopman en een ouden dienaar, die tevens het toezicht over eenige rnander. mondvoorraad had, op en de meisjes kantten zich nog bij 't inschepen legen iedere nadering der tweede boot aan, toen ze bemerkten dat de Hopman zoo wel als neef, zich van schietgeweren voor zien hadden, om bij deze gelegenheid eenige zeevogels neer te leggen. Elke der beide sloepen werd geroeid door een ouden visscher, bijzonder voor deze gelegenheid gekozen, omdat het lang ieders werk niet was, maar integendeel uitstekende oefe ning daartoe behoorde, orn de veelvuldige klippen, zoowel als de hier en daar zeer gevaarlijke stroomen en tegenslroomingen te mijden. Nu loeverden heide schuiten om het noordelijke voorgebergte heen en op korten afstand deden zich al dadelijk veelvoudig vertakte klippen voor, welker diepe spleten, zoo als 't op vele plekken als ware 'tmet kalk gewitte oppervlak, tot een door vele zeevogels bevolkt ver blijf besluiten lieten. Geheele zwermen dan ook van de laatsten schenen op de rotspunten die 't dichtst aan de wolken kwamen, wacht te houden. De jollen vat ten een klein eindje van de klippen nog verwijderd, post en de bereids onrustig geworden vogels, vlogen nu op eenmaal, allen te gelijk, als op een gegeven tee- ken, met een ontzettend geschreeuw op en de lucht in. Weinige oogenblikken daarna vertoonden zich op de hoogten der van de zeezijde ontoegankelijk zich voordoende rotsen, eenige landlieden, die in de diep gescheuide uithollingen van den landkant af de spitsen der rotsen be- klouterd hadden. Zij begonnen hun werk met het losmaken van rollen dik touw. Dat werd stevig saamgeknoopten daar langs maakten eenige jongelingen zich gereed om op korte, in de touwen inge vlochten dwarshouten, de reis langs den loodrecht afvallenden rotsrand, in de diepte te aanvaarden. Eindelijk waren alle toebereidselen af- eeloopen. Een dozijn sterke mannen pakte de uit leeren riemstrooken gevlochten lijn; een jong man ging schrijlings op het daarin en daaraan gekoppeld dwarshout zitten en fluks zweefde hij op een hoogte van achthonderd voet boven de onder zijne voeten bruischende zee. »Dat is een ijzingwekkend gezicht! sprak Krira tegen Alfred. «Het kon voor mij minder akelig wezen omdat het gedu rig terugkeert en telkens 't zelfde is maar toch kan ik er mij niet aan ge wennen." «En dan om zoo'n beetje verdienste!" zei Alfred. «Dat karig loon is 't minste waarop die jongelieden achtslaan," sprak de vrij heer. «'t Is het denkbeeld aan den roem voor hun waaghalzerij, dat ze 't gevaar doen vergeten." Inmiddels hadden de mannen die de lijn vierden, den koenen jager tot aan den ingang eener rotspleet afgelaten. De jonkman gaf nu aan 't touw een zwen kende beweging en greep, toen de slin gering hem tot aan een vooruitspringend plat rotsstuk bracht, een kuoestigen tronk die uit een spleet stak gelukkig was die levend en taai, hield hern en daarna slingerde hij zich op dat uitstek van de rots. Nadat hij het touw daar zorgvuldig vast had gemaakt ging hij toen de spe lonk binnen en kwam er na een poos tijds weer uit met een op den rug be vestigden zak van geknoopt wei k, om den stouten luchtrit op nieuw te beginnen. Dikwerf nog vernieuwde zich hetzelfde schouwspel. Den gezichtseinder verduis terden schier de ontzachlijke zwermen van bang geworden vogels, die zoo krijsch- ten dat men zijn eigen woorden niet ver staan kon. Er werd een soort van plaats rust ge houden. In de beide booten gebruikte men een eenvoudig ontbijt en toen voer de gondel, waarin Frederik en de hoofd man zaten, af, omdat die, op hunne beurt, de jacht wilden aanvangen. Beiden, vooral de neef, bewezen geoefende schutters te zijn en ieder schot bijna deed een vogel uit de lucht storten. Juist werd de boot van den vrijheer en de dames geroeid, om een uitstekende rots heen, door de strooming schier ter helfte uitgehold, toen twee schoten knalden en een prachtige gekuifde duiker fladderend eenige vade men van de rots af in 't water viel. «Och wat een beelderige vogel I" riep Oda «kijk! hij is alleen maai aan een vlerk gewond.... zie rnaarhij wil duiken, maar zijn gebroken vleugel laat liet hem niet toe. Arm dier! Kon ik hem maar levend vangen en weer beter maken «Olof!" sprak de Vrijheer, «durft jij 't hier in de branding wagen?" «Ja wel edele," antwoordde 't oudje, «dan zal ik met de spaan, ziet uwe, de schuit wel van den kant afhouden" en hij roeide tegen stroom in. {Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1