uriiuwE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. HET BOOTHUIS. No. 92. Zaterdag 15 November 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Een tooneelpraatje. BINNENLAND. Feuilleton. iMERSFOORTSCIE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzondert ij ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIE Ni Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Indien de ouderen van ons met hun herinneringen een dertig- of veertig tal jaren teruggaan, dan zullen zij van de planken, die de wereld voor stellen, gansch andere indrukken zich voor den geest brengen dan die het tegenwoordig tooneelbezoekend pu bliek opdoet. Er is een groote afstand tusschen toen en nu. De enkele uitstekende figuren, die destijds achter het voetlicht versche nen, niet medegerekend, stonden de artisten op een lager standpunt van ontwikkeling. Beperkt binnen den kring van huns gelijken, kenden zij het leven slechts van één zijde, en bleven zij vreemd aan hetgeen er in de gewone maatschappij omging. In houding, in manieren, in taal had den zij hetzelfde gekunstelde en con- ventioneele. dat aan een dramatische uitvoering onafscheidelijk was ver bonden, en, dewijl zij van elkander de «techniek van het vak" overna men, bestond er weinig uitzicht op verandering. Eerst langzamerhand heeft de meening veld gewonnen, dat de tooneelspeler niet is een mensch apart, dat ook voor hem de na tuur en de werkelijkheid uitmuntende leidsvrouwen en leermeesteressen zijndat de algemeene beschaving, die schier binnen elk bereik ligt, zijn deel behoort te zijn. De hoogste triomf der kunst is thans, de natuur zoo dicht mogelijk nabij te komen; voorheen sloofde men zich uit om afwijkingen van de natuur ten beste te geven. De tooneelkoning met zijn majestueusen stap en houten houding, den grijnzenden samenzweerder, den driedubbel-valschen verrader, en van de dames de smachtende min nares, de sluwe intrigante, de nijdige feeks, men kent ze nog slechts bij overlevering. Destijds was het uiterst gemakkelijk reeds bij de eerste verschijning te ontdekken wie men voorhadhet sprak uit elk ge baar, het was in eiken klank merk baar. In de werkelijkheid is dit an ders; men komt er zoo spoedig niet achter, met welke soort van menschen men te doen heeft, en eerst uit de handelingen blijkt, of het geschonken vertrouwen niet misplaatst is geweest. Ook in het decoratieve gedeelte zijn wij sterk vooruitgegaan. Voor heen behielp men zich met wat te krijgen was, en de meest uiteenloo- pende voorwerpen, to geheel ver schillende tijdvakken behoorende, zag men bijeengesleept. Gelijk onze vroe gere meesters van het penseel, die historische personen op het doek brachten, hun een kleeding gaven aan fantaisie ontleend, zonder dat er van oudheidkundige studie ooit sprake was, schikten ook de tooneelhel- den zich op met een cosluurn waar van de onderscheiden deelen soms eeuwen van elkander verwijderd wa ren. Hetzelfde viel op te merken omtrent de inrichting van het tooneel. Nieuwerwetsche meubelen stonden in de kamer waar Othello zijn Desde- mona voor 't laatst zag, en de krijgs lieden uit de dagen van Coen kwa men op het tooneel met geweren uit de infanterie-kazerne. Thans moet de regisseur een man zijn van uitge breide historische kennis, en de ac teurs behooren op dat gebied even eens thuis te zijn. Daarbij stelt het publiek steeds hoogere eischen; het oog wil ook bevredigd zijn, en een »mooi" tooneel is noodig om de aan dacht te kunnen boeien. Met namaak is men niet tevredenalles moet echt zijn, en in de puntjes, om aan den hedendaagschen smaak te vol doen. Nog grooter is het verschil in het gehalte der letterkundige producten, die in de beide door ons vergeleken tijdperken de toeschouwers lokten. Nagenoeg alles van hetgeen men toen met ingenomenheid begroette, is nu in vergetelheid geraakt, of, zoo men er nog van spreekt, wordt het ge rangschikt onder de algemeene ru briek «draken." Of we op dit punt in alle opzichten tevreden mogen zijn? Geruimen tijd teerde ons tooneel hoofdzakelijk op twee soorten van stukkende uit het Duitsch over gebrachte blijspelen of kluchten, en de Fransche comédies, die onver anderlijk, ofschoon onder allerlei vor men, hetzelfde thema behandelden. Bij de eerste werd gemeenlijk een opeenstapeling van verwarringen ge geven, die het publiek spoedig genoeg doorzag, maar den acteurs door een bijzondere verblinding verborgen ble ven, zoodat de zaak hoe langer hoe meer ingewikkeld werd tot niemand er meer een touw aan kon vastma ken eerst in het laatste bedrijf kwam men tot exploitaties die de onderscheiden zaken weer in het rechte spoor brachten, terwijl ten slotte alles nog op een voortrellelijke manier terecht kwam. In de Fransche tooneelwerken waren buitensporighe den op het huwelijksgebied schering en inslag, zoodat men er bijna toe moest komen zichzelven erg belache lijk te vinden zoo men nog eenigszins hechtte aan de burgermans-opvatting van echtelijken trouwin den regel waren de bedrogen echtgenooten de stumperachtige voorwerpen van elke minachting, terwijl aan den kranigen jongman, die als de Paris van die toonecl-Helena's optrad, de mooie rol was toebedeeld. Voeg daarbij dat tal van dubbelzinnige uitdrukkingen als parelen in milden overvloed in dat fraai borduursel waren gewerkt, en men zal het begrijpelijk vinden dat menigeen eerst zelf een kijkje moest nemen van een stuk waarvan hij alleen den titel kende, alvorens het te wagen aan vrouw en kinderen het genot eener dramatische voor stelling te bezorgen. Dikwijls hebben we toen de dra kenperiode teruggewenscht. Want hoeveel opschroeverij er zat in den beroemden Aballino, den groolen bandiet, of in de vermaarde persoon lijkheid van Rinaldo Rinaldini en zijn schitterende rooversbende, hoe on mogelijk de lotgevallen ook waren van Ben-Leii, den zoon van den nacht, en de brutale aanslagen van Jack Skappard, het zedekwetsende werd toch vermeden, en het publiek ging voldaan naar huis. Bij de ver- hollandschte Fransche voorstellingen moet men zich dikwijls afvragen of men zijn tijd niet beter had kunnen besteden. In het algemeen genomen geloo- ven we, dat thans een betere rich ting is gezocht en gevonden. De studie der klassieke werken van Sha kespeare heeft daartoe veel bijge dragen. Menschen, met ware harts tochten en in jawel critieke, tnaar toch niet onmogelijke levensomstan digheden geplaatst, vormen meer en meer den inhoud der dramatische werken, en het publiek begint te be grijpen dat het tooneel, zonder be paald als leerschool van zedelijkheid te posseeren, toch den eeredienst van het waarachtig schoone niet mag ontwijden. Wanneer de overtuiging levendig is geworden, dat het aan- kweeken van de zinnelijkheid in haar grofste vormen niet de roeping is der kunst, dan zal het tooneel bij voort during en hij toeneming zijn een der krachtigste beschavingsmiddelen. De vereenigde vergadering der bei de Kamers kwam Donderdag te 3% ure bijeen. Medegedeeld werd, dat tot rapporteurs voor het wetsontwerp betrekkelijk het Regentschap zijn gekozen de hh. Kap- peijr.e. van de Putte (voorzitter) Beelaerts, van Roijen. Mees, E. Cremers en Vee- gens. Het verslag over bedoeld ontwerp is gedrukt. De behandeling er van zul plaats hebben Vrijdagochtend te 11 uren. Na afloop der vereenigde vergadering kwam de Tweede Kamer bijeen tot het in ontvangst nemen o. a. van het wets ontwerp betrekkelijk de regeling der kosten van het Regentschap. Het werd naar de afdeelingen verzon den, waar het morgen na afloop van de vereenigde vergadering zal worden onder zocht. Voorts zijn voor het sectie onder zoek nog eenige andere ontwerpen aan de orde gesteld, die van urgenten aard zijn. De afdeelingen van de Tweede Ka mer hebben benoemd tot rapporteurs over het wetsontwerp tot wijziging der wet op de besmettelijke ziekte (vaccine) de heeren: dr. Schreinemacher, Von Lüben Seis, dr. Zaayer, De Ruyter Zijlkor en De Beaufort. Mej. L. Wijnaends, een der opricht sters van «Tesselschade", is Zondag te Baarn overleden. Van de oprichting der Alg. Ned. Vrouwenvereeniging in 1871 af was zij als secretaresse en daarna in 1885 als presidente aan de vereeniging verbonden, en is aan haar voortdurende en onvermoeide werkzaamheid voor een goed deel de bloei der Vereeniging te danken. Haar afsterven is voor Tessel- schade een zwaar verlies. Was de vorige week in de kunst zaal der firma Preijer Co eene schil derij, «de Busschieter" van Rembrandt, te bezichtigen, die voor een zeer hoogen prijs (een tongouds) naar het buitenland verkocht is, thans is voor het étalage- raam van een der magazijnen der heeren Jansen Zonen, Kalverstraat, te Amster dam, weder een werk van denzelfden grooten meester ten toon gesteld, «de Heilige Familie", dat in hooge mate de aandacht verdient en onophoudelijk zeer veel belangstellenden trekt. Het is een werk uit 's meesters bloeitijd, en wel van het jaar 1645. Het wordt te koop aan geboden. Te Maastricht heeft zich eene ver eeniging van varkensslagers gevormd tot behartiging hunner belangen. Een hunner iioofdgrieven is de verkoop van Amerikaansch varkensvleesch, dat grootendeels alsinlandsch verkocht wordt. Hun wensch is, dat dit Amerikaansche product, evenals de margarine, van een merk of stempel worde voorzien. Met dit doel heeft men zich tot den minister van waterstaat gewend, die de vereeniging uitgenoodigd heeft eene commissie tot hem te zenden. 8) «Een armzalig beslaan, ja, dat is het," zeide de oude man, met een zucht «het ellendigst bestaan dat haar trotsch niet zou kuDiien dulden en haar duen bezwij ken," «Uw trotsch, meent gij." «En de mijne ook; want zij moet niets weten van het leven dat ik gedwongen ben te leiden, opdat zij vrij en bij u zou kunnen zijn. Gij hebt er haar immers niets van laten bemerken?" vraagde hij driftig. «Neen, het was immers afspraak tus schen ons, en die verbreek ik nooit. Het zou hare rust geheel verstoren en de mijne te gelijk. Maar het was een dwaze stap, John." «Neen, de verstandigste en de beste. Ik ben daardoor niemand tot last het is één mond minder te voeden." «Het is een leven dat achter een leugen verborgen is; en ofschoon ik geen vrome vrouw ben, haat ik toch den leugen." «Anna is niet sterk genoeg om de waar heid te vernemen en haar te dragen. Voor niets ter wereld zou ik willen, dat zij er vooreerst iets van vernam. «Wat is het al laat !".zeide Miss Judge, die haar gezelschap moede scheen te worden, zoo wel als het gesprek, waarop zij toevallig gekomen waren. «Nog niet zeer laat doch laat ons tot onze rekening overgaan. Ik houd al tijd nauwkeurig aanteekening van hetgeen ik u schuldig ben, en ofschoon ik nooit in staat zijn zal het u terug te betalen," voegde hij er bij, met een krampachligen trek om den mond, die duidelijk bewees, hoe die schuld hem drukte, «zoo is het toch altijd goed onze rekening tot op den dag van heden op te maken." «Zeer goed," was het langzame ant woord. Mary Judge beschouwde dit als niets meer dan een vorm, ging achterover in haar stoel liggen, sloeg hare armen over elkander, tenvijl haar broeder bezig was een zakboekje vol ezelsooren uit den zak te halen, dat hij eindelijk uit een gehei men zak te voorschijn bracht. «De rekening is verhoogd met tien shillings voor den postwagen van Wolches- ter, heen en terug." «'t Is veel geld." «Gij hebt er spijt van," zeide bij snel. «Gij kondt het nu niet missen, terwijl gij Anna ten uwen laste hebt; het zou voor mij beter geweest zijn nog drie maanden gewacht te hebben. Zij verdient nog niet genoeg om u te vergunnen zulk eene buitengewone uitgave om mijnentwil te doen." «'t Is veel geld," herhaalde zij; «maar ik zeide niet dat ik er spijt van had. Of denkt gij, al was het zoo, dat ik geen geestkracht genoeg hebben zou het te zwijgen? «Hij verviel in gedachten. Hij kon zich geen enkel geval voor den geest halen, waarbij zijne zuster zich zwak had betoond Nimmer had zij er voor teruggedeinsd de waarheid te spreken, al was deze niet aangenaam om te hooren zij was stand vastig en onwankelbaar gebleven als an deren zich geneigd betoonden te zwichten en toe te gevenen dit alles zich herin nerende, zeide hij «Ik doe u onrecht aan, Mary. Verge ving. Zy knikte. Hij meende hierin te zien, dat zij zijne verdediging had aangenomen- en hierop doorliep hij in allerijl de ver, schillende postjes in de rekening voor hem. «En bovendien hebt gij mij een post wissel van twee shillings zes pence ge zonden, in geval ik onvoorziene uitgave onder weg hebben mocht?" Miss Judge knikte weder, nu echter ernstiger dan te voren. «Ik lachte over uwe groote voorzorg, ofschoon ik het zeer lief vond; maar, dacht ik, ik zal ze toch niet noodig heb ben. En hoe zult gij nu teleurgesteld zijn, als gij verneemt dat ik in de «Zeemeeuw" een shilling en twee pence aan brandewijn betaald heb. John Judge een brandewijn drinker, in dezen tijd en in zijnen stand. Dat is grappig, he?" Hij zag zijne zuster aan, eene vrouw, die altijd een afkeer van scherts en grap pen gehad had, en op nieuw knikte zij ernstig. Zulk eene goedkeuring van alles wat hij zeide, deed hem nauwkeuriger achtgeven, en hij bemerkte dat Mary Judge in slaap gevallen was. «Het is dom van mij, dat ik u zoo lang ophoud," zeide hij, «en gij zijt zeker dezen morgen vroeg op geweest. «Ten vier uren; er was veel te doen zeide zij, «hare oogen weder openende. «Maar ik slaap niet ga voort." Zij haatte den leugenmaar zij was eene vrouw, en eene vrouw wii nooit bekennen dat zij in tegenwoordigheid van anderen slaapt. Om haar evenwel recht te doen, moeten wij zeggen dat zij zeker geloofde dat zij geen oog gesloten had. «Wij zullen van de rekening niets meer zeggen," zeide hij, «zijn notitieboekje weder in zijn zak stekende. «Ik ben u nu zes pond twaalf shillings en zes pence schuldig. Dat zwarte pak kost veel, maar het kan lang duren, zoo mijn vriend Smith het ten minste niet draagt, wan neer ik dienst heb. Dat zou een loelijke streek zijn, die hij mij speelde, ofschoon ik niet geloof dat Smith het doen zal, daar hij vijf voet twee duim lang is en ik nog tien duim langer ben dan hij. Ik draag het natuurlijk rnaar eens per week te Wolchester. «Natuurlijk," zeide zijne zuster. «En draag er goed zorg voor, zoowel om uwent- als om mijnentwil." «Ik zal hier nu uw bed maken, zoo gij niets meer te zeggen hebt," zeide zijne zuster opstaande. «Niets meer. En gii?" «Niets.' «Niels omtrent Anna kunt gij samen nog al harmoniëeren?" voegde hij er nieuwsgierig bij, «nu gij te zamen onder een dak woont, en op niemand dan op u zeiven heb te letten hoe bevalt zij u, en hoe schijnt gij haar te bevallen Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1