UTRECHT en UTRECHÏ HET BOOTHUIS. af VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.' bSSjÊ, abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATEHl. V. □.-> Landlooperij. BINNENLAND. Feuilleton. 4r"TSPRus: lost door het geheele Rijk Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. ^slechts de halve be- r, 'itiei-v -i« tzi i*!®" leveren bij den gemeente-ontvanger. Het is verboden dit kenleeken aan an deren aftegeven of in gebruik te geven, jl IS'!"' almede verboden is aan een «P»>v{ft'et heeft aangegeven als -,i|e« honden van zoo- fUetrd-i k te. -cir ri. -7-P/ie^tvaadmi uaam dei. A V 'OPPE-' T Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Men verzoekt het bericht voorkomende ï-.—j, ranten. als zoude Hare Majesteit tie in in de afgeloopen week in eene arresle- de zijn uitgereden, op eene dwaling moet berusten. Immers Hare Majesteit beeft het paleis nog niet anders dan in een -gesloten rij tuig verlaten. Van het uitrijden in eene arieslede kan uit den aard der zaak ge- f"^e ^en zwaren rouw geen sprake Utr. dgbl. bepaald dat-oer- Advertent In zeker Nederlanrlsch dorp tiadden de lui verbazend veel last van de be delaars. Geregeld kwamen zij, op een bepaalden, door de traditie voor dat doel bestemden dag in groote scha ren den weg langsin de bebouwde kom gearriveerd, verdeelden zij zicli zoo'n beetje, ten einde wat spoediger klaar te zijnmisschien moesten zij wel op dienzelfden dag nog een andere gemeente bezoeken, welker ingezete nen natuurlijk niet zouden weten hoe zij 't hadden, als de gewone wekelijk- sche processie uitbleef. Ja, 't was een wezenlijke schaar, een echt schilderachtige groeponze oude penseelvoerders, realisten als zij waren, zouden er schik in gehad heb ben. En bij de splitsing in sectiën zorgden zij altijd, minstens drie bij elkander te blijven, ten einde door- hun aantal ontzag in te boezemen. Niemand, of hij moest zelf een arme drommel zijn, bleef van hun bzzoeken verschoond, en meestal gaf men hun gauw wat, ten einde hun aangenaam gezelschap maar ten spoedigste kwijt te raken. Volkstellers noemde men ze daar, met die soort van galgenhumor, die bij onze natie zeer in trek is. Vooral de ingezetenen, die op eeni- gen afstand van het dorpscentrum en min of rneer afgezonderd woonden, waren bang voor die ongure bezoe kers. »Je kunt maar niet weten wat zulke lui in hun schuld voeren," zeiden zij. »Als ze 's nachts je boel vernielen of in brand steken, uit wraakzucht, dan is het nog erger." Zij beschouwden de contributie aan de leden van het bedelaarsgilde als een veiligheidspremie, die ze echter niet zonder morren betaalden. Sommigen vonden dien toestand onhoudbaar. Landlooperij is in de wet. strafbaar gesteld, meenden zij, en ook het uitreiken van aalmoezen aan be delaars kan aanleiding geven tot ver volging. Waarom moeten wij ons dus dien overlast laten welgevallen Het best was, die zaak eens in een ver gadering te bespreken. Het plan werd medegedeeld aan den Burgemeester, en deze juichte het zeer toe; boven dien verklaarde hij zich bereid, tot ilie bijeenkomst de belanghebbenden samen te roepen, en haar, desverlan- gend te presideeren. Gretig werd dit aanbod aangenomen. De vergadering had plaats, en men werd het spoedig eens. Eigenlijk was het voorstel, dat met algemeene stem men werd aangenomen, het ei van Columbus. Men besloot voortaan niets meer te geven, onder geenerlei vorm; dan zouden de landloopers vanzelf wel wegblijven. Ten overvloede werd door de goede zorgen des Burgerva ders het besluit aangeplakt, met uit- noodiging aan alle dorpsgenooten, er de hand aan te houden. Groote ontsteltenis in hetbedelaars- kaïnp. Ja, zoo zou men denken, maar 't was niet aldus. Alsof' er niets ge beurd was, kwamen ze aanzetten, niet minder talrijk dan te voren. De gewone sectiën verspreidden zich, en de oogst was geheel gelijk aan de vroegere. Dezelfde motieven bleven geldig: zulk onverschillig volk is tot alles in staat, en als ze den rooden haan op je dak zetten, zou de Bur gemeester de schade niet vergoeden de bewaking van een paar veldwach ters was niet voldoende om voor schade te vrijwaren. En och, die zwervers oefenden hun baantje ook niet uitsluitend voor hun pleizier uit ze zagen er recht armoedig uit, mag men de armen wel zoo mee dogenloos verstooten Op die manier bleef het besluit een doode letter. Wat in deze ware geschiedenis vooral aandacht verdient, is dat men geen enkelen maatregel had genomen om het plan te kunnen handhaven. Als ergens de landlooperij zoo on rustbarend toeneemt, als hier het geval was, dan moet men vooreerst extra politie-versterkingzien te krijgen om den stroom te stuiten. Desnoods pakke men de lui op, en voeren ze terug naar de gemeente waar zij thuis hooren, dan kan het Bestuur aldaar misschien een middel vinden om hun die reisjes te doen opgeven. Want het is niet waar, dat die brutale zwervers de meest noodlijdenden zijn. Meermalen gaan zij heel gezellig per tram van de eene plaats naar de an dere, om naar een vast veldtochtsplan hun operatiën voort te zetten, en van de opbrengst hunner inzameling leiden zij een vroolijk leventje, opgeluisterd door den noodigen jenever. Vervolgens is het weren van bede larij alleen dan mogelijk, wanneer in elke gemeente rneer dan tot dusver zorg gedragen wordt voor de waarlijk noodlijdenden. Waren de ingezetenen van bedoeld dorp nog een stapje ver der gegaan, hadden zij zich niet slechts verbonden, geen aalmoezen meer uit te reiken aan wie ze kwamen vragen, maar ook om milde bijdragen te verleenen ter voorziening van den nood in eigen kring, men zou zich sterker hebben gevoeld. Met de ar menverzorging zijn we nog lang niet waar we komen moeten. Ieder, die wat missen kan, niet alleen van zijn overvloed, doch ook door inkrimping van eigen behoeften, moet weten dat hij verplicht is zich de ontberingen van anderen aan te trekken. We heb ben den naam van een milddadig volk te zijn, en toch doen we niet veel om het pauperisme te vermin deren. Onze ondersteuning heeft meestal den vorm eener bedeeling, die we opdragen aan kerkelijke cor- poratiën, welker leden eenvoudig het oude stelsel bestendigen, hetwelk maakt dat de armen, over wie zij zich ontfermen, de gaven beschouwen als een hun toekomend recht, als een post op hun begrooting van inkom sten, zoo zij die er ooit op mochten nahouden. Men ziet jongelieden ten huwelijk gaan, die op den bijstand der diaconie vast schijnen te rekenen, als een erflating van hun voorvade ren in vele geslachten, die ook trouwe klanten zijn geweest van de bedeel Niets is meer geschikt om de arm«..i: geheel te demoraliseeren. We hebben geen verwijt te rich ten tot de diaconale armbesturen deze doen wat zij kunnenalleen het stelsel zagen wij gaarne door iets beters vervangen. Er zijn tal van ge goede mannen en vrouwen, wien het niet ontbreekt aan tijd om zich met de belangen der hulpbehoevenden meer gezet bezig te houd'éliook de lust daartoe is wel aanwezig; alleen er is geen organisatie. Men heeft zich niet alleen tot taak te stellen, een zeker aantal menschen voor oogen- blikkelijken nood te vrijwaren, er moet ook voor hun toekomst gezorgd worden, in dien zin, dat zij opgewekt worden tot een hooger maatschappe lijk peil, en opgewekt om tot berei king van dat doel eigen krachten aan tj wenden. De meeste armen missen de noodige énergie en wilskracht; reik hun de hand, doe hun gevoelen dat zij iets beters kunnen dan lijdelijk de tusschenkomst der weldadigheid af te wachten; help hen vooral bij de opvoeding hunner kinderen, opdat uit dit maatschappelijk zwak geslacht een nieuw ontsta, dat meer bestand is tegen den strijd des levens. Elke arme zij een voorwerp van broederlijk en zusterlijk toezicht, een schakel in den keten van gemeenschappelijken arbeid ter verhooging van het al gemeen welzijn. Daarom is een organisatie noodig binnen den kring van elke gemeente. Dat men daarmee beginne, ten einde volkomen gerechtigd te zijn tot het nemen van maatregelen van tegen weer als de stroom van zwervers, van elders komer.de, een gevaarlijk aanzien verkrijgt. Als een bewijs van de goedhartig beid van onzen overleden Koning wordt uil Deventer aan De Tijd gemeld In 1854 woonde hier een blind oud- militair, Andreas Ossewold genaamd, rnet pfc ,^-aJa'n h stond" hem eene strai geèvenredigd is aan j, door wordt teweeggebi nul; en voor al die nullen wordt i zoo veel verzwaard. Prof. Verdam komt in denVolksa' manak van »'t Nut" op tegen het oi. Hollandscbe woord «voorradig," dat zui ver Duitsch is, terwijl onze taal er de goed Nederlandsche uitdrukking «voor handen" voor bezit. In denzelfden almanak wordt van 17 U^ynentei van «'t Nut" medegedeeld zijj,... «voorradig" heb- Siniit r 'HZ. zjjD voorbij, vrouw, al* gezin verdien! F* i n er, tobde hij voort,*XT0flH van zich en de kleine,. r<s delen hebbende dan zijifR bedrage van f136 's jaars, u 40 cent daags, het maximum u i in dergelijke gevallen werd totgi.p'fc Door den steeds meer nijpenden h i gedrongen, wendde Ossewold zich tot toenuiahgen burgemeester, den heer v Dumbar, die hem den raad gaf, pogingc, aan te wenden om zich in een militai gesticht te doen opnemen. Dit denkbeeld lachte zeker den ongelukkige toe, maar hij kon het niet van zich krijgen te schei den van zijn kinderen. Op zekeren dag, ten einde raad, liet hij zich door zijne oudsten zoon naar Het Loo geleiden. Z. M. reed toevallig het tweetal voorbij, doch zag den armen blinde na en ontving hem later zeer vriendelijk, zich houdende, alsof hij niet de Koning, maar een hofbeambte was. De blinde deed op echt militaire wijze verslag van het smartelijk verlies, dat hem door het sterven van zijne vrouw had getroffen, en van den treurigen toe stand, waarin hij en zijne kinderen, ten gevolge daarvan, zich bevonden terwijl tiij ten slotte met beklemd hart mede deelde, dat hij niet gaarne van zijn kin deren zou scheiden. Nadat de Koning, die belangstellend de lijdensgeschiedenis had aangehoord, den man nog een paar vragen in verband met zijne blindheid had gedaan, begreep de ongelukkige dat bij met den Koning zeiven te doen had, en was zichtbaar verlegen over de vrijheid, waarmee hij hem toegespioken had; doch de Koning greep zijn hand, sprak hem moed in, oveihandigde hem eene som gelds, en zeide niet te willen, dat hij weder te voet met zijn jongen naar Deventer zou terug- keei en. De blinde Ossewold is reeds vele jaren dood, maar de zoon meende iri den geest zijns vaders te handelen door deze edel moedige handeling van Willem den Goede aan de vergetelheid te ontrukken. En die daad van piëteit en dankbaarheid strekt hem tot eere Reuter seint uit Londen Hier wordt verzekerd, dat Nederland ollicieel bericht heeft, dat het wilde in- 16) «Gij kent haar dus?" «O zeer goedzij meende dat tante en ik zeer arm waren 't geen wij evenwel niet zijn; daar mijn vader voor ons zorgt," bij deze woorden drukte zij dezen met vuur de hand «en ons geld zendt, wanneer het werk hiet schaarsch is dat echter niet dikwijls gebeurt." «Welk beroep oefent gij dan uit?" «Wij zijn kantwerksters." «En heikendet gij geen dezer heeren vraagde hij nog eens, zich herinnerende dat zijne vraag onbeantwoord gebleven was. Hij richtte zich bij deze woorden tot Mr. Judge, die hem kortaf antwoord de «Ik heb op geen hunner gelet." Ook had zijne dochter haar antwoord gereed. «Ik kende Mr. Aynard van aanzien de andere, met dien baard, was verleden Zondag in de kerk met dedame, die hier zooveel goed doet onder de bewoners aan het Backwater." «Ik kan het nauwelijks gelooven dat Cla dat de dame van welke gij spreekt, de soeur de charité hier speelt. Het is eene vreemde afleiding voor haar, die ik zonder overdrijving eene fatsoenlijke maar gevoellooze vrouw mag noemen." O, gij kent haar niet, mijnheer." «Gij hebt gelijk, ik ken haar niet. Ja ren geleden meende ik haar te kennen, maar ik had haar karatker verkeerd be oordeeld, mijn kind. Ik Hier, neem deze parapluie en uw vader met u. Tante Mary zal geen paar natte schoenen wa gen voor een tweetal, dat ondankbaar genoeg was haren wijzen raad in den wind te slaan. Zend den regenscherm terug naar Terrace Prospect, No. 4, als gij er gelegenheid toe hebt. Goeden morgen." Bij deze woorden gaf hij Anna de pa rapluie, sloeg den kraag van zijn jas op, en alles vergetende, wat hij nog in de kerk te doen had, liep hij onder een stortbui naar huis, zonder verder eenig antwoord van vader en dochter af te wach ten. «Hij is een goed, oplettend mensch, vader," zeide Anna Judge. «Ik heb niets met hem op," was het antwoord. «Was het dan niet lief van hem de parapluie, die hem door zijne hospita ge zonden was, aan ons af te staan en zelf door den regen te loopen?" «Het was zeer gedienstig. Gij zijt een dwaas kind," voegde hij er bij«gij ver heft het geringste dienstbetoon, als of het de grootste gunstbewijzen waren. Gij zult beginnen met dien lompen knaap tot den held uwer verbeelding te ver heffen, u dan allerlei dwaasheid door het hoofd halen, ten ten ten," stotte rend sprak hij deze woorden, «ten mij nen koste. En zie, daar slaat Tante Maiy juist den hoek om en ziet er vrij norsch uit nu zijn wij belast met twee parapluies, alleen door de domheid van dien kerel!" ZEVENDE HOOFDSTUK. Mr. Judge keert naar Wolchester terug. Het regende den geheelen Zondag te Ilpham-on-the-CIiff. De grootste schoon heid van de luchtsgestelheid te Ilpham, dacht Ned Delancy, terwijl hij uit zijne kamer het uitzicht had op de onstuimige zee, is gelegen in hare onverandelijkheid. Men kan er staat op maken dat de te gen vier en twintig uren achtereen aan zal houden, en hierna kan men zijne maat regelen nemen, aangaande hetgeen men doen wil. Ned Delancy meende dat een middagslaapje na zijn vroegtijdig middag maal niet te versmadan was; hij ging zitten en begon te denken over den regen en de zee, die hij daar voor zich zag, maar hij was den vorigen avond laat naar bed gegaan en van de vermoeienissen van den vorigen dag was hij nog niet geheel uitgerust. Weldra viel hij in een gerus- ten slaap en droomde dat Anna Judge en Clara, zijne eeiste liefde tegenwoor dig Lady Benlinson, wier naam hij in het kerkportaal niet had willen uitspre ken op den postwagen van Wolches ter zaten, dat de oude Judge den wagen mende en dat hij den ouden man steeds in het oog hield, vreezende dat dezen weder eene flauwte mocht overvallen en de paarden daar door zouden verschrik ken. Het was een onaangename droom, waarin ten slotte de postwagen geduren de de godsdienstoefening de kerk binnen reed, en Mr. Hugh Aynard en de predi kant en de koster, en Dokter Day onder de wielen en onder de pooten der paar den lagen te worstelen en erbarmelijk gilden. Hij schrikte wakker op het oogenblik dat de meid met het theegoed tegen de deur had gestooten en toen de kamer binnen tuimelde onder een hevig gei am- rnel van het porselein op het blad, en een schellen gil van de meid, toen zij bemerkte haar evenwicht eenigzins ver boren te hebben door, zoo als zij zeide, een vouw in het kleed. «Vergeef mij, mijnheer," zeide zij, toen Ned Delancy overeind zat en zijne oogen uitwreef; «ik dacht dat ik met het geheele theeblad ging vallen." «Het is niets. Ik geloof toch niet dat ik de kosten zou hebben moeten dragen." zeide hij, met zijne gewone gevatheid. «Hoe laat is het, Jane?" «Half zes mijnheer." «Wat ir.oet ik dan geslapen hebben," zeide hij. «Wat heeft de regen toch een invloed op 's menschen geest. Maar zeg eens, heeft Mr. Judge de parapluie terug gezonden «Neen, mijnheer, maar er is nog een andere, wel niet zoo mooi, die echter ook «O, neen, ik dank uzeide Ned, haar spoedig in de rede vallende ik houd niet van parapluies, ook zal het weder voor zes uur wel opgeklaard zijn." «Niet voor half elf. mijnheer; met val lend water." «Zoo, dan is er ten minste kans op ver andering." (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1