NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND HET BOOTHUIS. No. 17. Zaterdag 28 Februari 1391. Twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BRAND BINNENLAND. Feuilleton. AMERSFOOHTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst «orden slechts drietnaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Kamer van Koophandel te Am sterdam besprak verleden week een voorstel van een harer leden, »tot onderzoek van de wenschelijkheid, in verband met de kosten, der oprichting en toevoeging van een reddingscorps aan de gemeentelijke brandweer, alsmede, om bij erkenning van die wenschelijkheid, de noodige stappen omtrent deze zaak te doen bij Bur gemeester en Wethouders." In de toelichting zei de voorsteller, dat, ondanks de erkende bekwaamheid der brandweer, deze niet voldoende kan zorgen voor het redden der goederen daarvoor zou een speciaal corps, uitsluitend voor die taak passende en er geheel op ingericht, noodig zijn. De belanghebbenden betalen de kos ten, en wel naar vast tarief, bijv. 25 gulden per uur. Dan zouden de uit gaven wel door de ontvangsten gedekt worden. Vooral wie zaken doen zou den er zeer door gebaat zijn; want, al vergoedt de assurantie ook alle schade, het verlies van bezittingen kan toch dikwijls oorzaak zijn dat de affaire een poos moet stilstaan, waar door veel nadeel wordt geleden. De jaarlijksche kosten schatte spr. op 16000 gulden. Het denkbeeld is, voor ons land, nieuw; echter niet oorspronkelijk, want in enkele groote Europeesche en tal van Amerikaansche handels steden vindt men het?elfde. Daar is inderdaad een gedeelte van de brand weer, en wel liet flinkste en kloekste, ofschoon onder hetzelfde commando staande, zelfstandig georganiseerd voor de redding van bezittingen. Uit een économisch oogpunt is het altijd te bejammeren, als brand groote schade veroorzaakt. Hoewel geen enkel stofdeeltje volgens de be kende natuurwet, verloren gaat, er wordt toch waarde vernietigdde gezamenlijke rijkdom wordt vermin derd. Al wat dienen kan, om die schade binnen engere grenzen te be perken, vereischt ernstige overweging, die niet alleen voor Amsterdam geldt, maar voor elke gemeente te pas komt. In de verdere bespreking van het onderwerp werd volkomen terecht gezegd, dat wanneer zulk een red dingscorps door particulieren werd gevormd, botsingen met de brandweer niet zouden uitblijven, blusschen en redden zijn twee werkzaamheden, die elkander in den weg moeten loopen. Daarom zouden beide diensttakken in nauw verband onder gemeenschap pelijk bevel moeten staan. Maar nu is er een stel andere vragen, namelijk deze: Wie zou de kosten moeten dragen, en wie er de voordeelen van genieten Als op beide vragen hetzelfde antwoord kan ge geven worden, zijn wij een eind op weg. Ongelukkig is dat het geval niet. Gemeentelijke instellingen ver zwaren voor de geheele burgerij den belastingdruk, die in de hoofdstad lang niet gering is. De voordeelen zouden niet komen ten bate van al len, zelfs niet ten bate van velen, doch alleen van de assuradeurs en bovendien nog van een klein getal personen die langs dezen weg min of meer voor stilstand van zaken wierden gevrijwaard. Is zulk een reddingscorps noodig, en ieder zal met ons erkennen dat er voor een bevestigende beantwoor ding dezer vraag wel iets te zeggen valt, dan moeten de belanghebbenden bij de assurantie er de kosten van dragen. Dat zullen zij niet, werd in de vergadering der Kamer van Koop handel gezegd. Welnu, dan ook geen reddingsmanschappen. Wie de lusten geniet moet ook de lasten willen dragenovertreffen de laatsten de eersten, dan heeft men gewoonlijk de vrijheid om te bedanken. Niet-oiïïciëele redders komen bij een brand gewoonlijk vrij talrijk aan zetten onder dezen zijn er, die men in zulke oogenblikken liever veilig achter de tralies van een gevangenis zou zien dan op het terrein van de ramp. Ook de «vrienden," bij wie geen verdenking van oneerlijkheid gerechtvaardigd zou zijn, brengen bet in de verwarring zelden tot een goede uitkomst; dikwijls pakken zij dingen van geringe waarde op, terwijl zij, om die te kunnen bereiken, som tijds voorwerpen hebben moeten ver nielen of prijsgeven, die bet den eigenaar heel wat aangenamer zou zijn geweest terug te krijgen. Regel en orde bij den reddingsdienst mag dus vuriglijk gewensebt worden, on der toevoeging van maatregelen ten einde te zorgen dat niemand anders (tenzij bij strikte noodzakelijkheid) bet terrein betreedt. Moet het er zoo ruw toegaan als dikwijls het geval is, dan liever alle redders op een afstand, wanneer men behoorlijk geassureerd is, en dat is de plicht van ieder die iets te missen beeft. In zulk een ge val is het nog maar het veiligst, den strijd tusschen vuur en water te laten uitwoeden, of de agent der verze keringsmaatschappij die zijn verant woordelijkheid behoort te erkennen, mocht anders oordeelen. Over deze zaak nadenkende, stuiten we op een leemte, waarop de aan dacht al meer is gevestigd. Hoe be ter in een gemeente «Ie brandweer is georganiseerd, boe vollediger en voor treffelijker baar maleriëel, hoe meer geoefend haar personeel is, des te geringer is natuurlijk de kans dat een brand groote uitbreiding krijgt, en des te voordeeliger is het voor de assuradeurs. Houden dezen nu, bij bet vaststellen der premie, met deze omstandigheden rekening? Wij gelooven het niet; elke brandwaar borgmaatschappij houdt er vaste ta rieven op na, voor den gebeelen omvang van haar werkkring geldig, en gij betaalt evenveel per mille te Amersfoort, waar de bluschmiddelen spoedig voor de hand en de manschap pen onmiddellijk gereed zijn, als in de afgelegenste localiteit, waar men een defecte spuit van liet jaar nul op een zolder heeft staan. Met den verlangden reddingsdienst, gesteld dat het idéé, waarin veel aanbeve lenswaardigs ligt, eens algemeen werd toegepast, zou bet eveneens gaan en hoe grooter offers de burgers zich getroosten om het mogelijk te maken dat de verliezen bij brand tot een minimum worden beperkt, des te pleizierigei' vinden dat de assurantie maatschappijen. Dit alles ware te voorkomen, in dien de burgers eener gemeente, groot of klein, dat is ten aanzien van deze zaak ongeveer hetzelfde, de verzekering zelf beheerden. Dat kan gemakkelijk, er bestaan in ons land voorbeelden van. Als zoodanig noe men wij de Noord-Hollandsche ge meente De Beemster, waar sinds langer dan menschenheugenis een onderlinge brandverzekering zeer goed werkt; zij is opgericht en wordt be heerd door particulieren. Men zou nu nog een stap verder kunnen gaan, en er een publieke zaak van maken, mits de deelneming groot genoeg ware oin de noodige zekerheid te verschaffen; een afzonderlijk beheerd brandweerfonds, met reservekas voor het geval van groote rampen, zou in alle behoeften aan blusschings- en ook reddingsmiddelen kunnen voorzien, en bet personeel een behoorlijke be taling voor bewezen diensten kunnen verschaffen. Het is niet noodig deze gedachte verder uit te werken indien de bur gerij het wilde, en er zich in grooten getale vóór verklaarde, dan ware het plan zonder mooite tot uitvoering te brenger.. Het benoodigd kapitaal zou, evenals een particuliei e maatschappij moet doen, door leening te verkrijgen zijn. Er is geen enkel overwegend bezwaar, dat zulk een regeling zou tegenhouden; mocht een belangstel lende er een of meer vinden, met genoegen willen we daarover van ge dachten wisselen. Daarentegen zijn de voordeelen groot; niet slechts zouden voor volledigen waarborg lage premies worden betaald, en werd de gemeentekas ontheven van uitgaven voor brandweer, van welke de maat schappijen, dikwijls buitenlandsche, soms het rneest proliteeren, maar de nauwe betrekking, waarin de bur gers eener gemeente tot elkander staan, zou tal van misbruiken tegen gaan. Maar alleen wanneer het alge meen wordt gewensebt bestaat de mogelijkheid, zulk een regeling in te voeren. Men wil, dat H. M. de Koningin regentes, en H. M. de Koningin in het a. s. voorjaar een paar maanden het pa leis op het Loo betrekken zullen, om dan weer den zomer in de residentie door te brengen. Naar men verneemt, zal de uitnoo- dicing ten disch bij HH. MM Koningin Wilhelmina en de Regentes, tot de Eerste Kamer gericht, eerlang gevolgd worden doorgelijke uitnoodiging aan andere Hooge Colleges van Staat, in de eerste plaats de Tweede Kamer. Men meerit ook te weten, dat het corps diplomatique aan een gast maal ten Hove zal werden vereenigd. Men schrijft ons: «Langzamerhand zullen de verschillende z. g. maalschappen op de Veluwe tot de geschiedenis gaan behooien door het verdeelen der gronden onder de geërfden. Thans is weder aan de beurt de Garderensche maalschap, groot circa 5000 Heet. In eene op 3 Maart te houden vergadering zal worden beslist, of men tot de verdeeling zal over gaan Daar de zienswijze over het al niet wenschelijke daarvan zeer uiteen loopt, ziet men den uitslag met belang stelling tegemoet Te Rotterdam is 81 jaar oud, oier- ledeu de oud-strijder J Baan, die deelnam aan de verdediging van de citadel van Antwerpen. «Ik zon het niet hebben kunnen doen, zelfs al had zij u bemind, Delancy, zeide hij; zelfs al had zij mij afgewezen, zou ik haar nog moeten beminnenofschoon ik haar gedood zou hebben, zooals Ot- tello zijne vrouw doodde. Begrijpt gij mij T' «Ik geloof het wel." «Begrijpt gij de liefde die haar zou kunnen opofferen de liefde van welke ik u zoo even sprak omdat het beter voor haar ware dan mij aan haar toe te vertrouwen?" «Ja. Zulk eene liefde zou ik hoog achten." «Waarom?" vraagde hij weder op scherpen toon. «Omdat gij een werkzaam mensch zijt en zij eene vrouw naar de wereldgij zijt afkeerig van partijen en vermakelijk heden, zij en haar broeder zijn er meer op gesteld." «Dat weet ikmaar zoo zij mij bemint zal zjj op hare beurt eenige harer wen- schen aap my ten offer weten te brengen. Ik zal met haar partijen bezoeken, wan neer zij het vurig vei langt en zij zal ze willen verzaken, wanneer zij ziet dat ik er mij niet op mijne plaats gevoel. Ik zal haar alles zeggen en zij moge zelve kiezen. Ik begin zelfs nu te gelooven, ofschoon ik hoop gehad heb en zij zelve mij hoop gegeven heeft, dat ik haar echt genoot niet worden zal. Er zijn tijden dat zij bevreesd voor mij schijnt; en toch kan zij zien, ja, moet zij het zien, dat zij geen getrouwer slaaf zou kunnen hebben dan mij." «Gij zijt een man; en een man moet zich sterk genoeg gevoelen om elke te leurstelling te dragen, die de wispelturig heid eener vrouw hem kan veroorzaken." »lk ben somtijds een kind gelijk. Gij weet niet hoe zwak ik ben welkeen beklagenswaardige lafaard ik word." Hij leunde na deze woorden niet zijne armen op zijne knieën, verborg zijn ge laat met zijne handen en begon te wee- nen als een kind. Delancy beschouwde hem met eene medelijdende belangstel ling, maar hij dacht aan Clara Burlinston als de vrouw van dezen en hij vreesde voor beiden. Hij mocht met het oog op zijne liefde van vorige dagen- voor haar niet toezien dat deze vrouw hem huwde, zonder haar gewaarschuwd te hebben, eene zwakke vrouw, die wellicht alleen zich in hare keuze geheel zou laten be- heerschen door de innige genegenheid van hern, die geheel ongeschikt was om de echtgenoot van Clara te wordenen een man, die, zoo deze innige genegenheid werd versmaad, zeer gevaarlijk worden zou. Het speet hem nu niet meer dat hij zich in Aynards hol bevond; hij had een diepen blik geworpen in Aynards karak ter, en de schoone vrouw, die hij een maal bemind had, moest van hem ver nemen, wat hij dacht van den man, die daar tegenover hem zat te weenen. Delancy toonde een verstandig man te zijn. Hij trachtte niet Aynard, omtrent zijne toekomst betrekkelijk Clara te mis leiden, maar hij stond op, sloeg de piano open, liep met zijne vingers over de toet sen, sloeg hier en daar eenige accoorden aan, en speelde eindelijk eenige der plech tige stukken van Hiindel met zulk een kracht en zulk een eene uitdrukking dat Hugh Aynard zijne tranen afwischle en naar den speler op zag. Eindelijk stond Aynard op, plaatste zich naast hein, zoo als hij na hel diner op Markham's Hotel gedaan had, en bleef daar als betooverd tot aan het einde staan. «Gij moet mij op Thirby Cross komen bezoeken en het orgel, dat ik daar in eene kleine kapel heb, bespelen mijne voorouders waren Roomsch-Kalho- Iiek en lieten daar eene kapel houwen het is een klein orgel, maar heeft een uilmuntenden toon, die u wel zal beval len en uw spel zal mij daar nog beter bevallen, Delancy," zeide hij, terwijl hij onzen held zijne hand op den schouder legde, «zou liet niet eene vreemde zaak zijn, zoo wij eens ware viienden moes ten worden? Zoo gij mij zoo eens be- greept, als ik moet begrepen werden en ik voor u hetzelfde gevoel koesteren konde als een broeder voor een broeder als ik mij in uwe nabijheid veilig achtte en gij voor my een vriend werdt, die mij in den nood wildet bijstaan? Het zou een vreemd einde zijn voor een vreemd begin onzer kennismaking al zeer vreemd." «Dat ben ik volkomen met u eens." «Toen mij de lust bekroop de bootte doen omslaan, terwijl wij de boei om zwaaiden, was het als of, bij de stem van den boozen geest, die mij tot het boos opzet aanhitste, van u met mij in de diepte te doen omkomen, zich eene betere stern deed hooren, die mij zeide: «Wacht een oogenblikaan dat gelaat inoet gij trachten u te hechten." En ik heb het getracht, tot de booze gedachte weder boven kwam. Misschien hebt gij nu en dan eene kleine verandering in mijne manier opgemerkt." «Dat kan wel zijn," zeide Delancy. «Wilt gij uwe compostie van lieden avond nog eenmaal spelen, nu ik er al mijne aandacht aan wijden kan?" «Ik zal u vervelen," zeide Aynard, aar zelende. «Ik neen, ik wil dezen avond niet spelen, vooral niet nadat gij gespeeld hebt. Ik wil mijn gast niet hinderen, al is hij mijn gast huiten zijn eigen wil. Zullen wij weder bij het vuur gaan zit ten en wat praten, of zoudt gij denken dat gij op gindsche slaapbank zoudt kun nen slapen?" «Ik dank u, dat zal op mijne stoel even goed gaan." «Dan zal ik u niet storen. Wilt gij ook een versche sigaar opsteken?" «Ik dank u." «Het hindert u toch niet, als ik rook? Het rooken brengt mij altijd in kalmer stemming." «Dan moet gij het vooral doen, Ay nard." Aynard zag op zijn horloge. «Half vier reeds. Ik geloof gaaine dat gij slaap hebt. Ik zal geen woord meer spreken Ned." Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1