NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. HET BOOTHUIS. verschijnt woensdag en zaterdag. No. 27. Zaterdag 4 April 1891. Twintigste jaargang. Maatschappelijke Feuilleton. CIE COURS VOOR abonnementsprijs: Per 3 u.aandcn Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Bestond de mogelijkheid, het denk beeld te vertve7enlijken, het zou zeer schoon zijn Broeders en zusters, in een hartelijke en door niets gestoorde gemeenschap levende, bezield met onbegrensden ijver om het gezamen lijk welzijn van allen te bevorderen, zonder voor zichzelf iets te begeeren dat ook niet door al de anderen ge noten wordt, we kunnen ons ge makkelijk voorstellen dat deze ge dachte menigeen toelacht, die in de hedendaagsche maatschappelijke ver houdingen juist niet het ideaal zijner vrenschen ziet. Wie meenen mocht, dat eerst in het laatste tijdperk der wereldgeschie denis dat streven naar een staat van gelijkheid is waar te nemen, vergist zich: men vindt er reeds in de grijze Oudheid diepe sporen van. Bepalen we ons slechts tot een der meest bekende voorbeelden, de wetgeving van Lycurgus bij de Spartanen. Daarin werd liet grondbezit beperkt om te voorkomen, dat de voornaamste bron van welvaart ter beschikking van en kelen zou gerakende gouden en zilveren munten werden afgeschaft, en door ijzeren vervangen, om opeen- hooping van kapitaal tegen te gaan ter bestrijding van weelde en zinge not werden hoogst eenvoudige ge meenschappelijke maaltijden aange richt, waaraan alle burgers deelna mende opvoeding der kinderen ge schiedde van staatswege, reeds op zeer jeugdigen leeftijd aanvangende, zoodat het staatsgezag de ouderlijke rechten overnam zoodra het kind de eerste zorgen der moeder kon ont beren. Daarentegen, van arbeidsrege ling was bij de Spartanen geen sprake: het werk op den akker en in huis geschiedde door Heloten en Mes- siniërs, volken die zij overwonnen en in den toestand der meest volstrekte slavernij gebracht hadden. Alzoo aan de eene zijde staatsburgerlijke en maatschappelijke gelijkheid binnen de grenzen der nationaliteitaan den anderen kant handhaving van de scherpste tegenstelling buiten die grenzen. Want in het oude Grieken land hadden de slaven in het geheel geen rechtende meester en de meesteres beschikten over hen, ge lijk de eigenaar van een stuk vee, zonder aan iemand rekenschap ver schuldigd te zijn. En ondanks de omstandigheid, dat de arbeid geen onderwerp van sociale regeling behoefde uit te maken, bleek toch zeer spoedig de belemmering der individüeele ontwikkeling een te knel lende band te zijn, en werden de wetten van Lycurgus met steeds minder gestrengheid toegepast. Zoo dra de aanrakingen met andere vol ken menigvuldiger werden, was liet uit met den Spartaanschen eenvoud; uitbreiding van de behoeften deed zoeken naar middelen om ze te be vredigen, zonder dat gevraagd werd ol ook anderen daartoe bij machte zouden zijn. De revolutiemannen van het laatst der vorige eeuw gaven hoog op van hun Spartaansche sympathiën, en wezen «gelijkheid" een plaats aan op hun drieledig programma. Maar gelijk voor hen de «vrijheid" slechts een leus was waaraan zij het recht ont leenden die van anderen te vernie tigen, en de «broederschap" hen niet weerhield van de gruwelijkste vervol ging, hebben zij het met de uitwis- scliing van verschillen op maatschap pelijk gebied niet zeer ver gebracht, en zeker is het niet aan hen te wijten dat de voornaamste vrucht dier' ge weldige beweging, namelijk gelijkheid voor de wet, niet verloren is gegaan Doch indien al vroegere pogingen om een staat van zaken in het aanzijn te roepen, die aan ieder zonder on derscheid een gelijk aandeel geeft in de maatschappelijke goederen, niet tot welslagen hebben geleid, dat bewijst nog niet dat het denkbeeld niet vatbaar is voor verwezenlijking misschien is men niet consequent genoeg geweest in de toepassing der middelen, om het groote doel te be reiken. Ware men eenvoudig begon nen met ophefiing van allen persoon lijken eigendom, van welken aard ook, en het vestigen eener regeling die de vruchten van den arbeid on afhankelijk maakt van de soort van arbeid die men verricht, de uitkomst zou geheel anders geweest zijn Misschien. Maar laat ons niet ver geten dat de toepassing van dit denk beeld reeds vaak is beproefd; na tuurlijk op beperkte schaal, want nog nooit is een plannenmaker opgetreden die voor zijn denkbeelden al ge meenen bijval vond. De geschiedenis der maatschappelijke hervormingen is op gevuld met verhalen van proefne mingen geen daar van heeft een duurzaam spoor achtergelaten Het in toepassing gebrachte staiscl aas mogelijk wel goed, maar de menschen deugden er niet voor. En dat is het juist, wat dergelijke pogingen wel altijd zal doen misluk ken. Indien men te doen had met volkomen gelijke wezens, zonder wil, zonder hartstochten, zonder eenige eigenschap die lien van anderen on derscheidt. dan zou wellicht deze in nerlijke gelijkheid op het verwezen lijken eener uitwendige kunnen doen hopen. Maar de eerste is er nooit geweest en zal er nooit komende verscheidenheid is oneindig en zal voortduren, al werd het aantal indi viduen nog honderdmaal grooter en al werden de punten van aanraking nog menigvuldiger dan zij nu reeds zijn. Handhaving en versterking der individualiteit met vermeei dering van zelfstandigheid is een natuurwethet opgaan in het al, waarvan de Hindoe droomt, is slechts een ziekte der ver beelding, en zelfs bij den meest dweepzieken volgeling van Boeddha gaat de natuur nog verre boven de leer, een leer die hem zegt de aardsche goederen niet te tellen en zich van het stoffelijke los te maken. Die kracht tot zelfontwikkeling is de groote voortstuwende macht van den gezamenlijken vooruitgangneem haar weg uit de maatschappij, en deze zinkt weg in een staat van loom heid, van verslapping, het begin van totalen ondergang. Doch er werkt ook in de mensch- heid een zedelijk beginsel, dat hem belet den eigen vooruitgang te zoeken ten koste van anderen, dat inte gendeel, naarmate het sterker te voorschijn treed in aansluiting bij anderen en met die anderen naar het hoogere doet streven, ook op stoffelijk gebied. Wat sociale stelsels niet ver mogen, omdat zij zijn gebouwd op theorieën, waaraan elke grondslag ontbreekt, zal op den langen duur teweeggebracht worden door den in vloed van het étisch beginsel, dat onder verschillende namen de maat schappij doordringt, en dat zijn hoogste uitdrukking vindt in den geest des Christendoms. Het streeft er naar, en zal, naarmate de individuen er meer van vervuld worden, en gaan deweg in slagen, de maatschappelijke ongelijkheden niet weg .te nemen, want dat. achten we een onmogelijk heid, maar ze minder een oorzaak van lijden te doen zijn voor de minder bevoorrechten. In vroegere eeuwen was de scheiding der standen zoo volstrekt, dat het een onmogelijkheid was door talent en ijver een der slagbooinen geopend te krijgen thans is het bekende woord: «elk soldaat heeft den maarschalkstaf in zijn ran sel," toegepast op maatschappelijk gebied, geen fictie meer. De schrilste ongelijkheden moeten verdwijnen wanneer de onderste so ciale lagen worden omhooggewerkt. Dat wil niet zeggen, dat in staat en maatschappij de macht in handen der proletariërs moet gelegd worden. Deed men zulks, de geschiedenis der Parijsche commune in 1793 en 1871 heeft het geleerd, dan zouden enkelen uit die groep eenvoudjg de plaatsen pogen in te nemen die zij thans aan anderen betwisten, maar de massa bleef in dezelfde of daalde af tot nog slechter conditie. En daarmee zou natuurlijk geen stap gedaan zijn in de richting eener gezonde maatschap pelijke gelijkheid. Neen, het verstandelijk en zedelijk weerstandsvermogen dier massa moet worden verhoogd, opdat ook daar ontwake de geestkracht, noodig om de onwetendheid te bestrijden, de ar moede uit te bannen, liet geval van verantwoordelijkheid te verhoogen. Dat is een arbeid niet van maanden of zelfs van jaren, maar van eeuwen. Wij gelooven te mogen zeggen dat het besef dier noodzakelijkheid in onze dagen levendiger is geworden dan het ooit te voren was. «Elk het zijne," heeft onlangs de Keizer van Duitschland gezegd, «dat beteekent niet, allen hetzelfde." De meeste maatschappelijke hervor mers willen aan het verkeerde einde beginnen, en, onder toejuiching der menigte, de verschillen uitwisschen. Al bezaten wij er de macht toe, we zouden er ons toch zorgvuldig van moeten onthouden. De verbetering moet komen langs natuurlijken weg, zonder kunstmiddelen, en van onder op: wien het gelukt den toestand van een enkel individu duurzaam be ter te maken, vooral door hem een hooger moreel standpunt te doen innemen, heeft rneer gedaan aan den maatschappelijkeri vooruitgang dan de verkondiger der mooiste theorieën, die het bij woorden laat. Wie in gunstige omstandigheden verkeert reike zijn broeder de hand om hem zooveel mogelijk door eigen krachts inspanning op te werken, en hij zal zich jegens de menschheid ver dienstelijk gemaakt hebben, hij zal medewerken aan een maatschap pelijke gelijkheid van gansch anderen aard dan wij vinden in de hersen schimmige plannen van vroegere en hedendaagsche utopisten. 46) «Mr. Aynard toch niet Mr. Aynard van Thirbij Cross?" riep Mr. Ridkins «Gij noemt hem toch zeker uw vriend niet?" «Ik heb gisteren bij hem gedineerd. Vervolgens deden wij een watertochtje, waarvan ik een groot liefhebber ben. Ik heb met hem den nacht op zijne woning in het Backwater doorgebracht en ver volgens zijn wfj te zamen naar Thirby Cross teruggevaren, waar ik een luncheon heb gebruikt en hij mij vervolgens zijn paard en chais leende, daar ik zijne drin gende uitnoodiging om bij hem te blijven dineeren weigerde. Wat zegt gij daar van? Heeft dat niet veel van eeuwige vriendschap met Mr. Aynard, James?" 't Is vreemd." «In 't geheel niet. Wij waren school makkers." «Gij zult toch zeker bij ons blijven di neeren?" zeide Mr. Ridkins, opeens van toon veranderende. «Het is zeer vrien delijk van u ons een bezoek te brengen, en te toonen dat er geen wrok meer bij u bestaat, zoo als ik mij verbeeld had. Wilt gij zoo goed zijn eens te bellen?" vroeg hij aan zijne zuster, «en den kneeht zeggen voor nog een persoon te dekken. Wij zijn geheel en familie, Edmund, en gij moet het voor lief nemen, zooals het is, daar gij ons zoo geheel onverwacht op het lijf komt." «O, geen complimenten," zeide Ned, en zette zich met zijn neef en nicht aan tafel, en was verwonderd over de vrien delijkheid en voorkomendheid, waarmede hij zoo op eens werd behandeld. «Er bestaat bij mij geen wrok meer," zeide Ned, toen zij aan tafel zaten. «Dat is alles vergeten, en mijne moeder heeft altijd gemeend dat gij haar geraden hebt naar u liet best voorkwam." «Dat hebben wij ook gedaan, Thomas en ik." «Ik was oud genoeg om haar aan te raden voorzichtig te zijn, maar zij stelde zulk een vol vertrouwen in uw beider oordeel, die goede oude ziel." «Hum! Een weinig visch, Edmund?" «Gaarne, James," zeide Ned. «En daar om r.arn zij veel aandeelen in de Unlimi ted Credit Company, waarvan gij en Tho mas de bestuurders waart; en toen de groote slag viel, konden wij mooi bij be talen, om aan de zaak een einde te hel pen maken, ofschoon ze nog niet afge- loopen is en er iritusschen van ons is afgeplukt wat maar mogelijk was." «O, er is meer dan genoeg om de cre diteuren te betalen," zeide Mr. Ridkins. »'t Was een ongelukkige zaak, en wij leden er even goed door als elk ander." «Daar heb ik nooit van gehoord. Hoe veel aandeelen «Mag ik u om een aardappel verzoe ken? Dank u, Edmund. En hoe gaat het tegenwoordig met de gezondheid van Mr. Aynard «Hij schijnt zeer wel te zijn." „Zeer eccentriek, vindt ge niet?" vraagde Miss Ridkins. «Nadat hij Miss Ridkins tot eene ver klaring van hare meening had uitgelokt, wachtte hij met geduld tot zij gereed was, waarop hij als zijn gevoelen zeide dat Mr. Aynard juist geen eccentriek man was; hij bemerkte echter wel uit den geheelen loop van het gesprek dat de Ridkins hun best deden het gesprek ge heel en al over den eigenaar van Thirby Cross aan den gang te houden. Hij zag ook te gelijk dat men hem aangaande Mr. Aynard wilde uithooren, maar hij was wel op zijne hoede. Hij had volstrekt geene meening te zeggen, geen anecdo tes te verhalen; hij zeide alleen dat Mr. Aynard een 6jn beschaafd man was, gul en gastvrij, en dat die gentleman hem zeer goed beviel. Hij had liever het ge sprek gaande gehouden over de Unlimi ted Credit Ciompany, juist omdat hij be- meikte dat zijn neef James alle zinspeling op die kolossale onderneming van voor vier jaar vreesel ijk hinderde, zoodat hun ge heel onderhoud veel had van een verkeerd apropos-spel tot dat Ned Delancy vertrok. «Gij zult ons toch spoedig weder een bezoek brengen?" zeide James. «Misschien dat ik u te een of ander tijd nog eens onverwacht op het huis val," zeide Ned. «Mij dunkt uwe moeder kon toch wel eens eenige dagen bij ons komen door brengen," zeide Miss Ridkins. «Wij ver langen er naar haar eens te zien." «Gij zijt wel vriendelijk," zeide Ned. «Ik zal het gaan zeggen." «Zal ik om uw rijtuig zenden, Edmund «Ik dank u, ik help altijd gaarne mij zeiven. Daarenboven is het juist in mijn weg naar Primrose Streel." «Waar?' stotterde zijn neef. «Naar Primrose Street. Kent gij dat gedeelte van Wolchester?" «Neen, gij kunt Primrose Street niet meenen dat is eene verschrikkelijke wijk achter het Werkhuis." «Juist. Ik heb daar een paar vrienden wonen, en zij wachten mij zekei met avoudeten. Vaarwel." Hij vertrok en liet zijn gastheer in de uiteiste verbazing staan. Op straat geko men, lachte hij recht hartelijk, toen hij dacht aan die effen troniën van zijn neef en nicht. «Nu hebben zij weer stof om dezen avond te redeneeren in plaats van te kij ven, zoo als zij gewoonlijk doen. Zij zijn niets meer dan een paar doode lichamen, met veel geld maar zonder liefde, zonder echtgenoot, zonder kinderen, zonder huise lijker! kring, zonder levensdoel." In den «Draak" gekomen gaf hij de noodige bevlen om het lijtuig tegen zij ne terugkomst gereed te maken, daar hij het beter vond met Anna Judge naar het logement fe wandelen, dan weder door die ellendige sliaten zich een weg te hanen. Hij twijfelde niet of Mr. Judge zou zijne toestemming wel geven dat Anna met hem naar Ilpharn terugkeerde. Hij sloeg in het vooi bijgaan een blik op de stadsklok. Het was nog een kwal lier voor den afgesproken tijd en de lantai ens wer den reeds aangestoken. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1