NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
HET BOOTHÜIS.
No. 35.
Zaterdag 2 Mei 1891.
Twintigste jaargang.
verschijnt woensdag en zaterdag.
Uit de Kamers.
Feuilleton.
AMERSFOOHTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 üiaaiiden 1Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In den aanvang van de verga
dering der Tweede Kamer van
Dinsdag, waarin de algemeene
beraadslaging over de Legerwet
werd voortgezet, deelde de Mi
nister van Binnenlandsche Zaken
mede, dat de Regeering gemeend
heeft te moeten volharden bij haar
vroegere meening, dat het beter
is de adviezen van den Raad van
State niet over te leggen.
De heer De Beaufort zou slechts
algemeene gronden hespreken.
Een leger beschouwt hij als nood
zakelijk voor de landsverdediging,
doch tot bepaling der grootte
missen wij een maatstaf. In 1870
bleek ons leger voor de handha
ving der neutraliteit voldoende;
spr. gelooft niet dat deze in het
vervolg zoo sterk bedreigd zal
worden als velen meenen, of
wel, indien een groot belang
dwong haar te schenden, zouden
we daartegen niets vermogen. De
financiëele kracht des lands is
ook geen geschikte maatstaf;
evenzeer missen we dien om den
duur van den diensttijd te bepalen.
Ten opzichte van den persoonlij
ken dienstplicht deelt spr. niet
de opgewekte verwachting van
velende drang naar gelijkheid
van lasten zal de beweging doen
voortduren totdat de dienstplicht
algemeen is geworden. Spr. sym-
phatiseert sterk met het Zwitser-
sche stelsel, korte oefeningstijd
voor allen't zijn alleen de mili
taire traditiën die er zich tegen
verzetten: Het zal voor .spr. een
ernstige vraag zijn, of hij aan de
wet zijn stem kan geven, indien
door aan te brengen wijzigingen
geen stap wordt gedaan op den
weg van zijn ideaal.
Wat
gewenschte
De heer Farncombe Sanders
betreurde dat de vorm van het
ontwerp zoo slechts is en heeft o.a.
bezwaar tegen de regeling van de
uitspraak in militiezaken,
tegen de door spr.
afschaffing der plaatsvervanging
wordt aangevoerd, is in zijn oog
eigenlijk een pleidooi voor afschaf
fing der geheele militie. De Re
geering had moeten aantoonen,
waar men de manschappen noo-
dig heeft, daarna bepalen hoe men
ze krijgt. Z. i. had het wetsont
werp moeten steunen op het
Zwitsersch stelsel, ten einde te
voorkomen dat het volk worde
gescheiden in twee deelen, waar
van het eene, als vrijvallende,
niets met de verdediging te maken
heeft. Ook acht spr. in het stelsel
dezer wet een krijgsbelasting on
misbaar; wie geen lasten draagt
van persoonlijken aard moet finan
cieel bijdragen. Spr. heeft bezwaar
tegen een wet, die ons in tal van
jaren nog niet helpen zalals er
morgen gevaar komt baat een wet
niet, die 14 jaren voor de invoe
ring zal vorderen. Bovendien, al
is er veel aan te verbeteren, des
peraat is de toestand van ons
land en zijn onze instellingen toch
nog niet.
De heer Van Houten zou zich
tot twee hoofdpunten bepalen de
personeele lasten en het stelsel
van militaire organisatie, in ver
band met den toestand, waarin ons
het ontwerp brengt. Men heeft
spr. van zijn houding ten aanzien
van deze wet een verwijt gemaakt
hij meent juist door zijn bestrij
ding het uitsluitend-katholieke
aan de beweging tegen de wet
ontnomen te hebben. Met de af
schaffing der plaatsvervanging
hebben de liberalen iets goeds
voor, maar het beginsel wordt
slecht belichaamd; de persoon
lijke dienstplicht is de vlag, die
de contrabande dekt. Spr. is
voorstander van de denkbeelden
van De Roo, een klein leger met
voldoende oefening, en daarnaast
algemeene volkswapening. Spr.
acht het onder de wapens en in
de kazernes houden van burgers
ongrondwettigcorvées, dus rijks-
heerendiensten, mogen niet opge
legd worden. Waar geen optre
den in het open veld wordt be
oogd, is een oefeningstijd van '12
maanden te lang. Spr. wenscht
beperking van dien tijd tot het
allernoodigste, en dan algemeen;
men neme, met het oog op de
grieven tegen het kazerneleven,
een proef met de lokale oefening.
De wetsvoordracht is gegrond op
verdediging onzer linie, niet op
slagen in het open veld; daarbij
is een veldleger, dat ondanks de
aangebrachte wijzigingen toch in
anderen vorm is behouden, over
bodig. De officieren zijn ter wille
van de promotie voor de wet. De
grootste fout in het ontwerp is,
dat zelfs in de moeielijkste om
standigheden slechts de helft van
ons volk voor het volksbestaan
zal kunnen opkomen.
Vergadering van Woensdag.
De heer Dobbelman betreurt, dat
de Regeering geen ander middel
wist om het land verdedigbaar te
maken, de voorgestelde personeele
en financiëele lasten zijn te zwaai
en wekken weerzin. Spr. meent,
dat de vervanging behouden kan
blijvende Regeering neme haar
zelve ter hand om misbruiken te
voorkomen. De kosten zullen bij
het voorgedragen stelsel steeds
toenemen, belastingonthefling ver
hinderen, de financiën in desola-
ten toestand brengen. Ernstige
grieven bestaan tegen het kazer
neleven er wordt gevloekt, de
soldaat wordt niet goed behandeld,
er is geen voldoend toezicht. Men
beginne met dat te verbeteren.
Dreigend gevaar is er thans niet,
de Min. trekke het ontwerp liever
in.
De heer Van Wassenaar be
toogde, dat de druk, door deze
wet opgelegd, niet grooter is dan
in 1861. In de bezwaren tegen
het kazerneleven is te voorzien
sommige leden der rechterzijde
zullen voorstellen het niet ver
plichtend te maken. Spr. maakte
eenige opmerkingen omtrent de
marine-reserve.
De heer Seret hoopt op beide
factoren, de handhaving van
's lands onafhankelijkheid en de
zorg voor niet te zwaren druk,
te blijven letten. De burgerleden
moeten niet te zeer met den laat-
sten alleen rekening houden spr.
hoopt dat de Regeering er nog
meer aandacht aan zal schenken.
Met het stelsel der voordracht
kan spr. zich vereenigen, omdat
het 't beste is. Den milicien alleen
in de kazerne te doen komen
voor de oefening, is onuitvoerbaar,
gelijk in 1813 is gebleken met het
stelsel der landmilitie. Spr. be
toogde de noodzakelijkheid van
een veldleger, ofschoon de naam
uit de wet genomen is. Dat men
met een der andere besproken
stelsels een minder kostbaar leger
kan krijgen, met minder perso-
neelen druk, is niet aangetoond.
Uit een militair en sociaal oog
punt is spr. voor persoonlijken
dienstplicht; het beroep op het
kazerneleven is zonder grond. Het
is heter dat wij een goede ver
dediging voeren met de helft van
de bevolking dan een weinig af
doende met de geheele.
De heer Rutgers vond dat de
tegenstanders deze wet behande
len als ware zij pas gisteren ver
schenen. Spr. protesteerde tegen
de onderstelling alsof onze offi
cieren bij deze wet alleen op hun
belang letten. Een categorie van
bestrijders vormen de zoogenaamde
anti-militairisten, die willen dat
we ons zoo klein mogelijk maken
zij, die niet zoo denken, willen
eenvoudig een actieve verdediging
onzer onafhankelijkheid, en dan
vindt spr. dat de Min. voor de
moeielijke quaestie een tamelijk
goede oplossing heeft gevonden.
De bezwaren tegen den persoon
lijken dienstplicht gelden evenzeer
voor de mingegoedenom onder
scheiden redenen mag de Min. op
dit punt niet toegeven. Mocht het
ontwerp door samenwerking van
Katholieken, van hen afhankelijke
anti-revolutionairen en anti-mili-
tairistische liberalen vallen, de
Min. houde in elk geval zijn kleu
ren onbesmet.
De heer Schepel keurde de
weigering tot overlegging van het
advies van den Raad van State
af; nu wordt de Kamer eenzijdig
ingelicht. Komen daar zaken in
voor, strijdig met 's lands belang?
Dan ware toch overlegging alleen
voor de Kamerleden gewenscht.
De heer Schreinemacher voor
ziet van deze wet allerlei botsin
gen van burgerlijke met militaire
overheden. Voorts gelooft spr.
niet dat wij een leger als het
hier voorgestelde noodig zullen
hebben. De riadeelen van den üer-
soonlijken dienstplicht zullen vooral
drukken op hen, die door hun
verblijf in de kazerne voor hun
toekomstigen werkkring minder
54) «Zij is een meisje dat iedereen moet
liefhebben, zeide tante Judge met een
zekere trilling in haar toon. «Ik twijfel
niet of gij zult uw best doen baar ge
lukkig te maken ten minste naar uw
bekrompen begrippen van geluk. Maar
ik ben eene vrouw, die zeer weinig waarde
hecht aan hetgeen de boogere standen
geluk heeten."
«Ik handel zoowel als vriendin voor u
als voor haar, door haar bij mij te plaat
sen."
Bij deze woorden verloor tante een
weinig van die zelfbeheersching, waarop
zij zich anders beroemde.
«Gij voor mij eene vriendin, Lady Bur
linson," riep zij uit. «Neen, gij zijt mijne
vjjandin, dat gjj het hart van dat meisje
van mij zoekt af te trekken. Ik kan u
geen dank wijten voor uwe goedheid.
Ik zie het voordeel niet dat er voor mij
of mijne nicht in die groote verandering
gelegen is. Gij moogt denken voor haar
welzijn te zorgen, ik geloof het niet in
weerwil van al uw praten."
«Bemint gij dan dit meisje? Doet het
u leed haar te zier. heengaan?"
«Denkt zij dan hel tegendeel heeft
zij u dat gezegd?"
»Ja'" zeide Lady Builinson.
«Denkt zij zoo kwaad over mij heeft
zy mij dan zoo slecht begrepen," zeide
Mary Judge in zich zelve, terwijl zij haar
hoofd voor een oogenblik verder over
haar kussen heen boog dan gewoonlijk.
Lady Burlinson beschouwde die vrouw,
daar voor haar met eene medelijdende
belangstelling; zij was eene vrouw met
een fijn gevoel, al duurden deindrukken
niet lang, en alle menschelijk lijden, on
der welke gedaante ook, troffen haar
hart.
«Anna Judge is een lief meisje, dat
behoefte heeft aan harlelijkheid en liefde,
en gij hebt u steeds van haar verwijderd
gehouden en zijt koel jegens haar geweest,
en daarop moest alle genegenheid af
stuiten. «Dat is misschien zoo uwe wijze
van handelen, maar ik geloof niet dat zij
die wijze begrepen heeft. Miss Judge."
«Dat kan wel zijn," zeide Mary, nu
weder even koel en strak opziende. «Mijne
wijze van handelen kan niet begrepen
worden door hen, die niet trachten het,
zooveel in hun vermogen is, te begrijpen.
Ik houd er niet van mijne genegenheid
weg te schenken of die te doen blyken.'>
«Gij hebt in uw leven eene biltere te
leurstelling ondervonden of u is een groot
onrecht aangedaan, Miss Judge," zeide
Lady Burlinson in gedachten.
«Daarin sla ik met de meeste vrouwen
gelijk."
«Ach, dat is waar," zuchtte de dame,
en zij dacht er aan, hoe zij in hare eerste
liefde was teleurgesteld.
«Gij zijt immers hier niet gekomen
om over mijne teleurstellingen te spre
ken," zeide Mary. «Hebt gij nog iets
aangaande mijne nicht te zeggen?"
«Ik geloof het niet," antwoordde l ady
Burlinson. «Zij mag dus aanstaanden
Zaterdagnamiddag bij mij komen?"
«Zoo zij dat verlangt. Ik zal haar hierin
niet verhinderen. Ik meende u zulks
reeds gezegd te hebben?"
«Ik dank u. Ja, dat hebt gij mij ook
gezegd."
Lady Burlinson bemerkte wel dat er
geen reden meer bestond langer te ver
toeven, en stond op om te vertrekken
met een onaangenaam gevoel van neer
slachtigheid.
«Anna zal misschien dezen avond wel
eens aankomen ten einde het een en
ander nog te vernemen den tijd wanneer
ik naar Thirby Cross denk te gaan en
zoo al meer."
«Ik zal haar uwe wenschen mededeelen."
«En nu mag ik nu nog een woord
over u zeiven spreken? Gij zijt arm
«En onafhankelijk," zeide de onbuig
zame vrouw, opstaande en de deur voor
Lady Burlinson openende, als wilde zij
haar een wenk geven, dat liet tijd was
te vertrekken, «eene vrouw die voor zich
zelve heeft weten te sparen en van u
niets, onder welk voorwendsel ook, zou
willen aannemen. Dan zou ik mij aan
diefstal jegens u schuldig maken, terwijl
gij het thans zijt, die u aan diefstal
schuldig maakt, ik niet."
«Aan diefstalik?" herhaalde Lady
Burlinson, de deur naderende.
»Ja," antwoordde zij«doch genoeg.
Ik verzoek u mij nu te verlaten. Ik ben
lichtgeraakt," voegde zij er bij, als wilde
zij hare handelwijze verdedigen, «als ik
in mijn werk wordt gestoord zeg ik soms
harde woorden. Ik was altijd zoo licht
geraakt en stuursch, dat zullen zij u wel
gezegd hebben, die mij in vroegere dagen
kenden, en de tegenspoed heeft mij niet
beter gemaakt. Goeden dag."
Zij sloot de deur achter Lady Burlin
son om die bijna even snel te openen
en de dame terug te roepen, toen deze
het bleekveldje overstak ter rechter zijde
van het huis. Lady Burlinson keerde te
rug en bemerkte dat het gelaat van
Mary Judge buitengemeen ernstig stond
en door galvanische schokken scheen ge
kweld.
«Zal ik u niet weder zien?"
«Ik geloof het niet, tenzij gij zelve uwe
nicht in Markham's Hotel brengt. Wij
zullen spoedig van daar vertrekken."
«Het zal mij daartoe aan tijd ontbre
ken. Gij zult voor haar zorgen," vervolgde
zij, haar hoofd omwendende naar de hut.
«Dat zal ik."
«Ik bedoel niet door overdreven goed
heid, door haar te vleien en haar voor
een leven in nederigen stand ongeschikt
te maken; maar door in den waren zin
des woords zorg voor haar te dragen,
alles in haar te onderdrukken, wat haar
in de toekomst en in lagen staat, als zij
niet meer bij u zijn zal, zou kunnen
schaden. Blusch in haar de liefde tot haren
vader, die thans zoover naar het uitwen
dige beneden haar staan zal. Zij is u
slechts geleend, Lady Burlinson, niet af
gestaan, bedenk dat wel."
En de deur werd weder gesloten en
de kantwerkster keerde naar haar kus,
sen terug, waar Anna haar weldra ijve
rig bezig vond en het verlangen van hare
nieuwe meesteres vernam.
(Wordt vervolgd).