NIEUWS
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
No. 36.
Woensdag 6 Mei 1891.
Twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uit de Kamers.
Feuilleton.
AMERSFOORTSCHE CODBANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1Franco per post door het. geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Grootc letters en vignetten naar plaatsruimte.
Voortzetting
van
de algemeene
beraadslaging over de Legerwet,
in de vergadering der Tweede
Kamer van Donderdag 30 April.
De heer Roëll deed uitkomen
dat we behoefte hebben aan een
actieve defensie ten einde onze
neutraliteit te handhaven. In 1870
konden we dat niet op voldoende
wijze, en sedert is de toestand
niet verbeterd, zooals nadrukke
lijk van bevoegde zijde is erkend.
Deze wetsvoordracht, aan welker
samenstelling spr. hulde brengt,
en die hij verdedigt tegen de
aangevoerde grieven, voldoet aan
de behoefte van verbetering. De
financiëele eischen konden den
voorstanders weieens een ernstig
bezwaar blijven. Spr. hoopt dat
de Regeering er in slagen zal een
regeling tot stand te brengen, die
anders nog jaren zal uitblijven.
De heer Vermeulen deelde
slechts zijn conclusiën mede in
den vorm van een motie van
orde
»De Kamer, van oordeel, dat te
zware financiëelè en persoonlijke
lasten bij dit wetsontwerp aan de
natie worden opgelegd, terwijl de
verdedigbaarheid des lands daar
door niet voldoende wordt gewaar
borgd, gaat over tot de orde van
den dag."
Deheer VanKarnebeek wenschte
na de bestrijding van het ontwerp
te verklaren, dat het kamp der
genen die aan de zijde der Re
geering staan, sterker is bezet
dan oppervlakkig schijnt. Deze
voordracht geeft niet wat we voor
een afdoende verdediging noodig
hebben, maar verlost ons van het
neerdrukkend
loosheid. Spr,
gevoel van weer-
betwistte de voor-
deelen van het Zwitsersche stelsel
en verdedigde den persoonlijken
dienstplicht.
De heer Huber hoopt van de
ziide der Regecring op toenade
ring. Er is tegenzin bij ons volk
tegen den militairen dienstvoor
namelijk het gebrek aan rechts
bewustzijn in de kringen der mi
litaire overheid is daar oorzaak
van. De motie-Vermculen acht
spr. ontijdig; eerst aan het eind
van de behandeling der wet kan
men over de kosten oordeelen.
De heer Haffmans ziet in deze
wet een tweede scherpe resolutie
twintig jaar heeft Nederland ge
weigerd mee te doen aan de leger-
uitbreiding der groote staten,
eindelijk gaat het er ook toe over,
Spr. hoopt, dat we daarvan bevrijd
zullen blijven.
De heer Lieftinck is er door
getroflen, dat de verdedigers, spe
cialiteiten, het geen van allen met
elkander eens zijn. Spr. wil oefe
ning in 't veld onder leiding van
beroepsofficieren, en geen ver
meerdering van uitgaven die de
hervorming der belastingen onmo
gelijk zalmaken. Het is wenschelijk
dat wij op het gebied van leger-
kosten steeds achterlijk zullen
zijn.
De heer Oppedijk zal de Re
geering steunen, die in dit ontwerp
een blijk heeft gegeven van moed
en van trouw aan beginselen. Spr.
hoopt op overeenstemming bij de
amendementen met betrekking tot
het kazerneleven, het contingent
enz. en verdedigt het beginsel van
vrijstelling van eenige zoons.
De heer Harte verklaarde wat
hij onder miiitairistisch verstaat,
n.l. het streven om in vredestijd
alle levende en doode krachten
des volks dienstbaar te maken aan
het krijgswezen. Dit ontwerp
draagt zulk een karakter, het stelt
steeds vermeerderende lasten in
uitzicht. Op verschillende gronden
bestreed spr. de afschaffing dei-
plaatsvervangers, op wie juist dc
langste en zwaarste diensten wor
den gelegd; na de afschaffing
zullen de corvées op de minder
gegoeden neerkomen. De bruik
baarheid van een uit meer ont
wikkelde dienstplichtigen te vor
men kader acht spr. twijfelachtig.
De plaatsvervanging is het hoofd
motief bij den tegenstand, omdat
zij een dam is tegen het militai-
rismc. Daarom heeft de Katho
lieke partij bezwaar tegen het
beginsel van dit ontwerp, als ver
werpelijk voor de
waarachtige
belangen van het Nederlandsche
volk.
De geheele
vergadering
van
Vrijdag werd ingenomen door een
redevoering van den Minister van
Oorlog. Het doel van dit ontwerp
is onze levende strijdkrachten in
zoodanigen toestand te brengen,
dat wij in staat zullen zijn voor
onze onafhankelijkheid op te ko
men. Thans is dat niet het geval.
Voorstellen, reeds sedert het eer
ste MinisterieHeemskerk tot ver
betering voorgedragen, mislukten.
De herziening der Grondwet zou
tot het doel leidenthans be
schouwt de Regeering het als
haar eersten plicht, de zaak in
orde te brengen. De Min. ontkent
op de staatscommissie tot invoe
ring der Legerwet een overwegen
den invloed
evenzoo, dat
gehad
aan
te hebben
de leden dei-
Kamer het noodige licht is ont
houden. Op liet verslag der com
missie voor de samenwerking van
zee- en landmacht behoefde niet
gewacht te worden, daar zij al
leen over 't materieel heeft te ad- j
viseeren.
Een wet, die allen bevredigt,
is niet te makenop alle punten
heerscht verschil. De Min. acht
voor het doel onzer defensie een
veldleger onmisbaar. Kunnen wij
in oorlogstijd onze grenzen niet
bezetten, dan zullen anderen het
tegen onzen wil doen. In 1870
hadden België en Zwitserland een
voldoende troepenmacht op hun
grenzen, anders ware de oorlog
op hun gebied overgebracht. Het
heeft nooit in de bedoeling gele
gen alleen het gedeelte des lands
achter de liniën te verdedigen
ook aan deze defensie nemen ech
ter de veldtroepen deel, als zij tot
wijken zijn genoodzaakt. Eindelijk
moeten wij ook een landing of
aanval aan de kust verijdelen.
De Min. acht voor onze behoef
ten een leger vöör de liniën van
45.000 man voldoende, ook de tijd
van oefening is niet te kort. Meer
uitbreiding geven aan artillerie
en cavalerie is niet strikt nood
zakelijk en zou op financiëele be
zwaren afstuiten. Legerorganisatie
bij de wet zal de Regeering ge
ven zoover het mogelijk zal blij
ken.
Voor bezettingstroepen kan men
mingeoefende manschappen en
schutterij niet gebruikenvooral
bij passieve verdediging is mili
taire geest onmisbaar. Daarvoor
zijn 30.000 man noodig, die lo
kaal geoefend moeten worden.
Eindelijk vraagt de Reg. in de 2e
linie een reserve van 20.000 man
als bezettingstroepen, waarvoor in
vredestijd alleen liet kader in de
formatie wordt opgenomenvoorts
depöttroepen tot aanvulling.
De landweer, gevraagd als le
gerreserve, zal minder lasten op
leggen dan volkswapening.
De wet regelt de mobilisatie
niet, maar geeft alleen wat noo
dig is om de mobilisatie te dek
ken.
De Minister critiseerde de ver
schillende aanbevolen stelsels. Een
leger van vrijwilligers ware voor
het land een ramp. Volkswape
ning door middel van verbeterde
schutterij zou nooit algemeen kun
nen zijn, hoogst onvoldoende oefe
ning geven en geen geschikt ka
der opleveren. Algemeene weer
baarheid met kort verblijf in de
kazerne, het Zwitsersche stelsel,
is misschien bruikbaar voor een
land waar een militaire geest
heerscht, voor ons niet; hoven-
dien is het zeer duur. Nog veel
kostbaarder ware algemeene dienst
plicht; wilde men bij dat stelsel
den openingstijd beperken, dan
zouden veelvuldige herhalingsoefe
ningen noodig zijn, die niemand
wenscht.
De Min. verdedigde zijn finan
ciëele opgaven. De kosten zullen
natuurlijk hooger wordenmaar,
voor een leger van verdubbelde
sterkte zal men slechts 10 procent
meer hebben op te brengen dan
thans. Het heeft den Min. leed
gedaan officieren te hooren ver
denken dat zij, wegens kans op
promotie, zouden goedkeuren, wat
zij anders tegen het belang des
lands zouden achten.
De persoonlijke dienstplicht is
niet. de sleepboot van het ontwerp.
Reeds voor 16 jaren heeft de Min.
dit beginsel verdedigd, dat met.
den godsdienst niets gemeen
heeftondanks den tegenstand,
zal hij moeten komen. Als men
de kazerne menschonteerend oor
deelt, had men van den eersten
tot den laatsten dag moeten pro-
54) Den eeheelen dag bewaarde Mary
Judge diezelfde kalmte, sprak op koelen
toon over de toebereidselen harer nicht
voor den volgenden dagmaande haar
aan, zonder dat hare stem de minste aan
doening verried, haar koffer te pakken,
waarmede het meisje dan ook den ge-
heelen namiddag bezig was, en zeide haar
eindelijk dat zij de stof voor een paar
japonnen, die zij te Ilpham gekocht had,
voor haar had weggelegd, en die Anna,
daar zij handig met de naald kon om
gaan, in den vrijen tijd die haar nu wacht
te, gemakkelijk zelve zou kunnen afma
ken.
Bij deze laatste woorden, zag Anna
eensklaps van haar werk op, waarmede
zij juist gereed was.
«O, tante, hoe lief van u, dat gij zoo
aan mij gedacht hebt. Maar gij hebt er
immers niet veel voor moeten uitgeven
gij hebt immers niet
«Uwe garde-robe is slecht voorzien, en
moet dus vermeerderd worden," was het
korte antwoord. «Gy zult natuurlijk be
talen als gij uw eerste salaris ontvangt."
«Ja; hoeveel kost het, tante?"
«Ik zal u de rekening zenden," gafzij
ten antwoord. «Daar moeten wij nu niet
van spreken."
«Maar het was lief van u," fluisterde
zij, als of die goedheid harer tante voor
haar eene verrassing was.
Het gesprek staakte en des avonds
ging Anna naar Lady Burlinson, waar zij
een uur vertoefde; en later in den avond
toen Anna reeds te huis was, kwam een
bediende van Markham om den koffer
der aanslaande gezelschapsjufvrouw te
halen.
«Hoe laat vertrekt gij morgen, Anna?"
was de eenige vraag die Mary Judge haar
dien avond deed.
«Morgen middag ten drie uren, met
de post-chais van Markham."
«Ziedaar de eerste schrede tot het le
ven in de groote wereld," zeide de tante.
Anna was dien avond rusteloos; zij
trachtte bij herhaling hare tante tot een
gesprek uit te lokken. Zij sprak over ha
re toekomst, toen over haren vader; maar
noch het eene noch het ander was in
staat Mary Judge tot een gesprek op te
wekken. Zij antwoordde alleen kortaf met
enkele woorden en scheen nergens be
lang in te stellen, wat hare nicht aan
ging. Voorzeker was zij eene booze vrouw
die Mary Judge; zij had het zelve aan
Lady Burlinson beleden, eene vrouw wier
kortheid en stilzwijgendheid door nauw
keuriger opmerkers dan hare nichteven-
zeer niet begrepen werd.
Anna sloeg haar den geheelen avond
oplettend gade; ook zij was in eene som
bere stemming, zoo gaarne wenschte zij
iets te zeggen, en wist niet watzij ver
moedde dat er achter dat onverander
lijke masker geheime kommer verborgen
was, maar elke poging die zij aanwend
de om het af te rukken leed schipbreuk
op de afstootende houding, welke hare
tante steeds in acht nam.
De volgende morgen was erger nog dan
de vorige avond, en toen de tijd daar was
om naar het hotel te vertrekken gevoelde
zij zich verlicht, ofschoon het voor haar ge
voel een uur was van vreeselijken strijd.
Eindelijk was zij gekleed en nog al
tijd zat Tante Judge aan haar kantwerk.
«Ik ga nu vertrekken," zeide Anna met
eene bevende stem. «Ik geloof dat het
nu tijd voor mij is om te gaan."
»U blijft ten minste niet veel tijd meer
over," was het antwoord.
«Gelooft gij nog niet dat ik een betere
toekomst te gemoet ga, dat ik u van een
last bevrijd want ik verstond het kant
maken zeer slecht dat ik u thans
kan helpen sparen?"
«Ik heb u omtrent een en ander mijne
meening gezegd, maar gij hebt naar mijne
waarschuwing niet geluisterd. Gij ver-
langdet te zeer om mij te verlaten, dan
dat gij u bekommeren zoudt over de
klachten eener knorrige vrouw met welke
uw leven een ellendig leven was."
«Neen, tante, geen ellendig leven,"
zeide Anna, over haar heen bukkende
om haar in het gelaat te zien; «dat is
eene verkeerde gedachte, waaraan gij
zelve ook niet gelooft. En toch zoo moe
ten wij niet van elkander gaan."
De anders zoo stuursche vrouw zette
haar kussen op de onbezette vuurplaat,
vatte Anna bij de armen, zag haar aan,
doch nu had zij haar masker, misschien
voor de eerste maal, afgeworpen, maar
owat al smart stond er op dat gelaat
te lezen
«Neen, neen, zoo moeten wij niet van
elkander gaan, Anna," zeide zij«wij
zijn van hetzelfde bloed, dragen denzelf
den naam, hebben een zelfden hoop. Het
is nu geen tijd om samen te twisten
moge die tijd nimmer komen. Neen, zoo
moeten wij niet van elkander gaan
gij hebt gelijk."
«Tante, ziet gij mij ongaarne vertrek
ken," riep Anna. «Smart u mijn vertrek
«Wacht een oogenblik ik zal aan
stonds spreken."
En Tante Judge, die nog immer de
armen van hare nicht vasthield, voerde
eerst een hevigen inwendigen strijd, waar
na zij begon:
«Ik meende u te laten vertrekken zon
der u een klacht of een uitdrukking van
leedwezen te doen hooren, Anna; als of
het mij onverschillig was, hoe een meisje
van zestien jaar mij beoordeelt. Gij meent
dal het mij verheugt u van mij te zien
gaan, en dat ik te oud, te ongevoelig
hen, orn meer in u te zien dan een over
last. Dat hebt gij Lady Burlinson gezegd
en die gedachte hebt gij steeds gekoes
terd en heeft u van mij verwijderd ge
houden u, die liefde meent te vinden
in woorden, terwijl gij niet weet dat
ware liefde alleen in daden bestaat, niet
in complimenten en vleierij zonder be-
teekenis. Welnu Anna ik heb niet ge
tracht u door woorden aan mij te boeien,
ik heb een afkeer van zulk een uiteilijk
vertoon, en sedert de laaste tien jaar hen
ik geheel in mij zelve gekeerd en sliet
u door mijn wantrouwen en onverdraag
zaamheid van mij af, ofschoon het mij
smartte dat ik u niet nader tot mijn
hart kon brengen, dat gij niet als eene
dochter voor mij waart, en dat ik de
plaats niet vervangen konde der moeder,
die gij reeds zoo jong verloren hebt, en
die liefde en teederheid van u onderviri-