NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. HET BOOTHUIS. No 39. Zaterdag 16 Mei 1891. Twintigste jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG Ei\ ZATERDAG. advertentien: PINKSTERGEDACHTEN. Uit de Kamers. Feuilleton. AMERSFOORTSCRI COURANT. VOOR Per 3 maanden Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignotten naar plaatsruimte. Op het oogenblik, dat de Christe lijke wereld zich gereedmaakt tot het vieren van haar zomerfeest, geven wij ons gaarne rekenschap van den indruk, onder welke wij die dagen van rust en van vreugde te gemoet treden. Opwekkend zijn de teekenen der tijden niet. In een naburig land staan de maatschappelijke klassen gewapend tegenover elkander. De arbeiders, aangehitst door volksmenners tot gewelddadige verovering van hetgeen zij hun politieke rechten noemen, en op dreigenden toon eischen stellende, waarvan de inwilliging steeds naar meer zal doen haken, storen zich niet aan orde en wet, en verijdelen daardoor de pogingen van hen, die langs wettelijken weg naar geleide lijke verbetering trachten. In andere landen van ons werelddeel is de-ras- senhaat met vernieuwde heftigheid uitgebroken; Jodenvervolging onder allerlei vormen is aan de orde van den dag, en het schijnt wel of de Christelijke geest, in stede van met toenemende kracht haar invloed te doen gelden op alle verhoudingen waarin de menschen tot elkander staan, niet meer bij machte is de ruwe hartstochten te breidelen. Dat alles is zeer weinig bemoe digend. Terwijl de tot nieuw leven ontwaakte natuur ons spreekt van liefde en van vrede, wordt onze aan dacht voortdurend beziggehouden met tooneelen, die ons doen twijfelen of niet de ijzeren wet der midden eeuwen, de heerschappij van den sterkste, een volledige overwinning zal behalen. Is dan de verwachting van den Heiligen Geest een droombeeld Moe ten wij hun gelijk geven, die bewe ren dat het Christendom zijn tijd heeft gehad, dat het égoïsme de eenige verstandige grondslag onzer handelingen behoort te zijn, dat de vraag, of wij onzes broeders her der zijn, ontkennend moet beant woord worden? Dat deze gedachte verre van ons verwijderd zij op het feest, gewijd aan een der belangrijkste momenten in de wereldgeschiedenis. De een voudige mannen, die bezield door het woord en het voorbeeld van den Grooten Meester, wiens stoffelijke tegenwoordigheid zij niet langer kon den genieten, luidde het nieuwe be ginsel verkondigden, door Hem in de wereld gebracht, vroegen er niet naar, of de omstandigheden, onder welke zij hun arbeid aanvingen, gun stig waren. Integendeel, zij wisten het, dat veel strijd hun deel zou zijn, dat zij gesmaad en vervolgd zouden worden, dat zij bij eiken stap dien zij deden hun leven in de waagschaal stelden. De tegenkanting, die de strijd voor het Godsrijk in onze dagen onder vindt, is van geheel anderen aard. Wij hebben ons te wapenen tegen de onverschilligheid der massa, die zich beroept op menig voorbeeld van onverdraagzaamheid en liefdeloosheid, door Christenen gegeven, om daaruit af te leiden, dat het Christendom meer tot verdeeldheid dan tot sa menwerking voert. Op ons rust de taak, hen vap dwaling te overtuigen. Wij moeten het bewijs leveren, dat de geest van broedermin, als een levenwekkend beginsel in de mensch- heid gelegd, de maatschappelijke noo- den niet onbevredigd laat, maar kracht bezit om ze te lenigen. Men roept allerwege om wettelijke voorzieningen ten einde de verhou dingen tusschen de maatschappelijke klassen te regelen. Indien de Chris tenen steeds hun plicht hadden ge daan en nog deden, zou die drang veel minder sterk zijn. En nog vra gen we: Zou het niet veel schooner- zijn, indien de liefde, die alle dingen vermag, tot de harten doordrong Wetten kunnen onwilligen dwingen, maar bereiden slechts de buitenzijde van het gemoed; als wij meer el kanders belangen tot de onze maak ten, zou het gemeenschapsgevoel van lieverlede de schaduwen doen ver dwijnen, die thans in zoo sterke mate het sociaal leven verdonkeren. Hel. onderling vertrouwen moet hersteld worden; zonder dat is geen samenwerking mogelijk. Het ontbreekt niet aan pogingen, om het te ver nietigen; en de menigte, verblind door de voorspiegeling van een heil staat, gegrond op da vernietiging van alle verschil in maatschappelijk welzijn, laat zich lichtelijk overhalen tot handelingen, waarvan de wrange vruchten zich eerst zouden openbaren als het niet meer mogelijk is te lier- stellen wat bedorven is. Laat ons voortgaan, de toepassing van het Christelijk beginsel aan te wenden als het eenig afdoend redmiddel. We behoeven, om daartoe onze beste pogingen in het werk te stellen, niet te wachten totdat wij liet allen eens zullen zijn over vraagstukken van geloofsmeening. In een land als het onze, waar elk vrijelijk de richting volgt, waarin zijn opvoeding en zijn persoonlijk inzicht hem gebracht heb ben, kan de verscheidenheid de een heid niet verhinderen. In hot nood zakelijke stemmen wij toch overeen dat is, in de vaste overtuiging dat de Heilige Geest, die reeds zooveel verkeerdheden uit het maatschappe lijk leven heeft verbannen, zal voort gaan de wereld te overwinnen en de menschen aan hun bestemming te doen beantwoorden. Indien deze gedachte onze feest viering vervult, behoeven de ongun stige verschijnselen van dezen tijd ons niet te verschrikken. Rustig ar beiden wij dan voort aan onze taak, te midden van de stormen, gelijk de zeeman met kloeken moed den koers richt naar het land zijner wenschen. Laat ons, elk in zijn kring de apostelen zijn van het Godsrijk. In het huisgezin in de eerste plaats, en zoo ver daarbuiten als wij invloed hebben op onze omgeving. Moge het aandeel, dat wij hebben in de ver edeling van ons geslacht, dan be trekkelijk klein zijn, de talrijkheid van het leger der strijders voor het goede zal de zegepraal verzekeren. Als Pinkstervuur ons verwarmt, zal het feest dezer dagen zijn koeste rende stralen in veler harten de hoop op betere dagen doen herleven. De motie van den heer Van Houten, om de voortzetting van de behandeling der Legcrwet te schorsen tot een nader te bepalen dag, werd in de vergadering dei- Tweede Kamer van Dinsdag dooi den voorsteller toegelicht, dooi den heer Schaepman ondersteund, door de heeren Schimmelpenninck van der Oye, Keuchenius, Borge- sius, A. van Dedem en Rutgers bestreden. Nadat ook dc Minister van Oorlog had verklaard dat de Regeering er prijs op stelt dat de Kamer de behandeling der wet voortzet, werd de motie verwor pen met 51 tegen 44 stemmen. Vergadering van Woensdag. Art. 1 werd na een opmerking van den heer Viruly in stemming gebracht en aangenomen met 59 tegen 18 stemmen. Tegen de Ka tholieke leden, uitgezonderd de heeren Van Berchel, Bovret en Clerck. Bij art. 4 (samenstelling der zee- en landmacht), stelde de heer Viruly voor, deze bij de wet te doen bepalen, Het beginsel van legerorganisatie bij de wet werd door de heeren Land, Rooseboom en Guyot ondersteund, door den heer Seyffardt bestreden. De Min. van Oorlog is er op zichzelf niet oorlogsgevaar gewone omstandigheden wil tegen, maar acht haai' thans on mogelijk, met het oog op de land weer. Het amendement werd met 49 tegen 43 stemmen verworpen. Art. 5 werd goedgekeurd, nadat de Min. een amendement van den heer Rooseboom had overgenomen, strekkende om stelliger uit te drukken, dat in oorlogstijd ge vormde vrijcorpsen onder militaire rechtspleging staan. Thans werd eerst aan de orde gesteld art. 261over de oefening van de aanvullingsreserve, die het ontwerp tot tijden van oorlog, of andere buiten- be perken. Een amendement van de commissie van voorbereiding, om de manschappen van de eerste klasse der aanvullings-reserve te oefenen op een nader bij de wet te bepalen wijze, werd sterk aan bevolen dooi' den heer Seyffardt in het belang eener goede defensie bestreden dooi' den Min. van Oor log als te bezwarend zonder goede vruchten te beloven, en verworpen met 52 tegen 45 stemmen. Het artikel zelf werd met gelijk stem- cijfer mede verworpen. In de vergadering van Donder dag werd art. 226 (oefening van de landweer éénmaal gedurende 14 dagen), onveranderd aangeno men met 53 tegen 37 stemmen, van een amendement der Commis sie van Voorbereiding, om die oefening te bepalen op hoogstens 30 dagen, zoo noodig over ver schillende tijden. Hierop nam de beraadslaging een aanvang over de artikelen 22, (jaarlijksch contingent voor de zeemacht, 23, (id. voor de land macht) en 26 (diensttijd). Verschil lende amendementen, ten doel hebbende zoowel dien tijd als het 56) ïWilt gij zoogoed zijri, mij de kamer te doen zien, Mrs. Mrs. «Holmes, voegde de huishondster er bij. «Mrs. Holmes dan." De huishoudster scheen een oogenblik te aarzelen, voor zij aan dit verzoek vol deed en ging toen met sneller tred dan te voren vooruit, als wilde zij door meer deren spoed den afstand korter doen schijnen, tusschen den rechter- en linker vleugel. «Die vrouw bevalt mij niet." fluisterde Lady Burlinson Anna Judge in het oor; «zij durft u niet in de oogen zien en schijnt zeer zonderling en zenuwachtig te zijn. Maar, waar gaan wij nu heen?" De eene gang volgde op de andere, daarna een galerij die in de zaal het uit zicht had en vervolgens weder een gang die naar een doolhof scheen te voeren. Lady Burlinson bleef op eens stilstaan. a't Is genoeg Mrs. Holmes. Ik verkies Diet door de geheele lengte van het huis van Mrs. Judge gescheiden te zijn. Het verwondert mij, dat gij dat zelve niet be grepen hebt." Mrs. Holmes dacht een oogenblik na, zoodat er eenige oogenblikken van stilte volgden. «Dunkt het u dat het te ver van uwe kamer is, mylady?" vraagde zij einde lijk. «Het is een oneindige afstand." «Wat denkt Miss Judge er van?"zeide zij, alsof het gevoelen dier jonge dame eerst moest gehoord worden, alvorens tot eene andere regeling over te gaan. Het gelaat van Lady Builinson drukte op deze woorden eenige ontevredenheid uit. Zij was eene dame wier wil door gaans wet was, zonder te vragen naar de wenschen van derden, doch zij scheen Anna Judge in haar antwoord vrij te laten. «Wij schijnen zeer ver van elkander te zullen zijn, maar zoo het niet anders zijn kan «O, het kan anders zijn," zeide Lady Burlinson. «Er zijn ten minste vijftig ka mers in dit huis, en er zullen er toch wel onder zijn die gebruikt kunnen wor den?" «Zij zijn allen bruikbaar, mylady;" zeide Mrs. Holmes, op den onderdanig- sten toon. «Gij hebt slechts te kiezen in welken vleugel gij mocht verlangen. Het huis is geen bouwval." «Voor mij is het een ijskelder," zeide Lady Burlinson met eene huivering. «Hoe koud moet het hier in den winter niet zijn." «Ja, dan is het zeer koud koud als de dood." «Woont gij hier reeds lang?" vraagde Lady Burlinson, toen zij langs den weg terugkeerden, dien zij gekomen waren en de huishoudster weder vooruit ging. «Acht jaren." «Zoo lang reeds?" «Het is eene geruime tijd, waarin ik veel van het sombere dat mij omringde heb overgenomen, en hetwelk mij een weinig zenuwachtig gemaakt heeft, doch ik hoop dat mylady dit in mij verschoo- nen zal tot ik meer gewoon zal zijn door de helderheid en vroolijkheid, die mij dooi uwe komst zullen omgeven." «Vlei mij niet, verzoek ik u," zeide Lady Burlinson. «De vleierij van iemand mij ner eigene sekse is mij vooral ondragelijk." «Ik vlei u niet, mylady," antwoordde Mis. Holmes, «Inderdaad, thans komt mij alles minder somber, veel opgewekter voor. Gij kunt het u niet verbeelden ten zij gij hier geleefd hadt zoo als ik welk eene verandering uwe komst op eens hier gemaakt schijnt te hebben. Het verschil is oneindig groot." «Welke kamer is het dichtst bij de mijne?" «Zij wordt de kleermaker genoemd- er staan eenige zaken en een ijzeren kist van Mr. Aynard." «En aan den anderen kant?" «Een gang die door een steenen trap naar de dienstboden kamer geleidt." «En daarnaast is ook eene kamer," zeide Lady Burlinson, die onder het voort gaan naar den rechtervleugel goed rond gezien had. «Ja, daar is eene kamer die Miss Judge ook wel bevallen zal," zeide Mrs Holmes; «zij heeft ook het uitzicht op het park. Het park is zeer fraai aangelegd en Mr. Aynard maakt er meer werk van dan van liet huis. Het is een park, waaraan geen einde schijnt te zijn en dat dan ook aan het Backwater bij Ilphara grenst. Gij zult er zeer schoone wandelingen vinden, wanneer het weder gunstig is. Zie hiel de kamer, die ik bedoel." Zij waren de kamer van Lady Burlin son voorbijgaan, waar de kamenier reeds gereed stond om de bevelen barer mees teres te ontvangen, en bevonden zich nu in e en groot vertrek met glad gepolijste eikenhouten wanden, terwijl de roode gordijnen van een ouderwetsch ledekant, zoowel als die voor het groote raam er een aangenaam voorkomen aan gaven. «Hier ziet het er goed uit, zoo is het uitmuntend," riep Lady Burlinson. «Wat verkiest gij Miss Judge, honderd ellen van mij verwijderd of zoo in mijne nabij heid te zijr.?" «Ik voor mij geef de voorkeur aan den rechter vleugel," zeide Mrs. Holmes, «maar deze kamer is ook in gereedheid voor logés." «Zeer goed," zeide Lady Burlinson. «Haast u nu, Anna Judge, dan zullen wij samen het huis eens doorgaan tot Mrs. Holmes met het middagmaal gereed zal zijn. Over ons toilet voor het diner zul len wij de toekomende week wel spre ken," voegde zij er vriendelijk bij, «wan neer gij hier meer op uw gemak zult zijn, en wij de naaisters aan het werk zullen gezet hebben." Zij vertrok naar hare eigene kamer Anna en Mrs. Holmes alleen latende. Miss Judge echter verlangde dat de huis houdster het voorbeeld barer meesteres volgen zoude, doch neen, nadat zij de deur gesloten had zeide zij zacht «Dat is eene groote verandering voor u, Miss Judge. Gisteren in eene ellendige hut bij het Backwater, en heden Thirby Cross. Gij stijgt snel in de wereld, maar zorg dat gij niet trotsch wordt." «Neen, ik zal er mij niet op verheffen ook zal ik niet altijd hier blijven."

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1