NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
verschijnt woensdag en zaterdag.
No 43.
Zaterdag 30 Mei 1891.
Twintigste jaargang.
abonnementsprijs:
advertentien:
GYMNASTIEK.
als Icrat let lapre school.
Uit de Kamers.
F euille ton.
iMERSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Er zijn vele redenen, om de
opneming van de »vrije- en orde
oefeningen der gymnastiek" onder
de verplichte leervakken der volks
school een verbetering in ons na
tionaal onderwijs te noemen.
Vooral op gronden, aan de ge
zondheidsleer ontleend, verdient
die maatregel toejuiching.
Maar nu moeten, is eenmaal A
gezegd, de gemeentebesturen, en
met deze de Hooge Regeering,
ook B zeggen. Aanvankelijk, toen
op de financiëele bezwaren de
aandacht werd gevestigd, hoorden
we van verschillende zijden de
bewering, dat deze oefeningen
best gehouden kunnen worden in
het gewone schoollokaal, in de
looppaden tusschen de klassen
bijvoorbeeld. Ieder, die eenigszins
bekend is met de inrichting van
scholen en met den gang der
werkzaamheden aldaar, weet zeer
goed, dat zulks ondoenlijk is.
Voor gymnastiek, op nog zoo be
perkte schaal, is ruimte noodig.
Ook de speelplaats, al is een
gedeelte er van overdekt, is in de
meeste tijden voor dit doel onge
schikt; het aantal dagen is be
trekkelijk gering, waarop men zich
zonder bezwaar met een klasse
in de open lucht kan begeven.
Er is voor elke school, tenzij
twee niet ver van elkander ge
plaatste, en niet te talrijke scholen
er beurtelings gebruik van kunnen
maken, een afzonderlijk lokaal
noodig, met onberispelijke venti
latie, en dat des winters kan ver
warmd worden. Heeft men dat
niet, het ware beter het nieuwe
leervak achterwege te laten, dan
het op een hoogst gebrekkige
wijze te trachten, aan het voor
schrift der wet te voldoen. Nu
is het een feit, dat voor tal van
gemeenten uitbreiding van de uit
gaven voor onderwijs een groot be
zwaar is. Het zou dus niets meer
dan billijk zijn dat de Staat, die
meerdere verplichtingen oplegt,
ook bereid werd bevonden voor
dit doel geldelijk te steunen, waar
de toestand der gemeentelijke
financiën niet verlooft, zwaardere
offers te brengen.
Hetzelfde geldt in gelijke mate
voor de bijzondere scholen. Tal
van vereenigingen, die zich ge
vormd hebben voor de oprichting
en instandhouding van instellingen
van onderwijs, hebben ook met
het genot der gewone rijkssubsi
die moeite, om in alle behoeften
te voorzienhet voldoen aan nog
meerdere eischen zal haar fondsen
zeer bezwaren. De gelegenheid
moest opengesteld worden om voor
een goede regeling van het gym-
nastiek-onderwijs een extra-toelage
te ontvangen, onder bepaalde
voorwaarden, bij Koninklijk Be
sluit vast te stellen. Dan behoefde
ook voor de invoering de uiterste
termijn niet te worden afgewacht,
wat nu waarschijnlijk zeer dikwijls
het geval zal zijn.
Een ander, zeker niet minder
groot bezwaar betreft de onder
wijzers en onderwijzeressen, van
wie slechts weinigen examen
hebben gedaan in gymnastiek,
vooral ook omdat het bij haar
aanstelling niet gevorderd werd.
De gelegenheid is geopend, om
nu een aanvullings-examen te
dien slechts cursussen werden
aangelegd op een plaats, waar
velen kunnen samenkomen weldra
de noodige geschiktheid zou er
langen. Tot dusver is van Regee-
ringswege nog niet veel gedaan
om in die behoefte te voorzien;
het wordt overgelaten aan de ge
meentebesturen of aan het par
ticulier initiatief. Wat meer mild
heid op dat punt ware stellig
wenschelijk. Over eenige jaren
zal men bij de benoeming het
bezit eener aanteekening voor
gymnastiek als voorwaarde kunnen
stellenop dit oogenhlik zou dat
nog niet mogelijk zijn.
Met de bejaarde onderwijzers
is het iets anders. Wanneer men,
op zekeren leeftijd gekomen, de
beste jaren van zijn leven aan de
opleiding der jeugd heeft gewijd,
gaat het niet gemakkelijk meer,
voor een examen te werkennog
minder, examen te doen. Voor
menschen met grijze haren is de
examen-periode afgeslotenhet
zou dwaasheid zijn, hun al weer
voor een commissie van onderzoek
proeven van bekwaamheid te doen
afleggen. Maar evenmin ware het
aan te bevelen, hun eenvoudig
zonder examen de bevoegdheid te
verleenen tot het geven van on
derwijs in een vak, dat speciale
oefening en voorbereiding ver-
eischt.
Wat dan? Er is in sommige
gemeenten een voorschrift gege
ven, dat binnen een bepaalden
tijd de onderwijzers, zonder on
derscheid, examen moeten gedaan
hebben in gymnastiek, op straffe
vanontslagen te worden? Dit
althans is de algemeene indruk,
door zulke rekases gegeven. Zou
doen; de eischen, daarvoor gesteld,
zijn niet buitengewoon zwaar, r men inderdaad den moed hebben
zoodat het jongere personeel, in-1 tot zoo groote onrechtvaardigheid,
al zouden letter en geest van de
wet er zich niet tegen verzetten
Wij betwijfelen het zeer. Ja, een
gemeentebestuur kan zijn ambte
naren, een vereeniging kan het
door haar bezoldigd personeel,
onder medewerking van de daar
voor aangewezen autoriteiten,
verplichten hun betrekking neder
te leggen, maar dat zou immers,
in zeer vele gevallen, het toppunt
zijn van onrecht Die onderwijzers
hebben steeds hun plicht gedaan
wie zal hun broodeloos durven
maken omdat aan hun betrekking
een uitbreiding is gegeven, die zij
vooraf niet hadden kunnen voor
zien
Er is in deze, naar onze be
scheiden meening, slechts éen uit
weg. De onderwijzers en onderwij
zeressen boven zekeren leeftijd,
laat ons zeggen van veertig jaar,
stelle men vrij van de verplich
ting tot het doen van een aan
vullings-examen den overigen
verleene men een vrij ruimen
termijn, gedurende welken zij
worden aangespoord dat examen
te doen, waarbij dan de Regeering
zorgt voor gelegenheden tot op
leiding. Voor elk welgeslaagd exa
men, afgelegd door degenen die
die vóór den aanvang van 1892
reeds als onderwijzers werden
aangesteld, worde van Rijkswege
een premie uitgereikt, waarvan
het bedrag hooger is naarmate
spoediger aan den eisch is vol
daan.
Dat aan kweek- en normaal
scholen de gymnastiek tot een
samenhangend deel van het op-
leidings-programma moet worden
gemaakt, spreekt vanzelf; we Zou
den in overweging geven aan jon
gelieden, die hun vorming op kos
ten van den Staat ontvangen
geen acte van bekwaamheid uit
te reiken, als zij niet tevens een
voldoend examen afleggen in
elementaire gymnastiek. Indien,
om welke reden dan ook, deze
bepaling te radicaal wordt geacht,
dan zullen toch de gemeentebe
sturen, bij de aanstelling van jong
personeel, wèl op het bezit dier
acte of aanteekening te letten
hebben.
Als op deze wijze wordt te werk
gegaan, dan zal het niet lang du
ren of in alle scholen kan de
gymnastiek tot haar recht komen.
Er is gezegd, dat het algemeen
worden van dit onderwijs voor
de weerbaarheid van ons volk
goede vruchten zal opleveren
welnu, dat is een algemeen, een
Rijksbelang. Het is dus wenschelijk
alle beschikbare middelen in het
werk te stellen, om dit goede doel
te bereiken, met eerbiediging van
verkregen rechten, en zonder te
zware lasten op te leggen aan
verdienstelijke menschen, die daar
voor op onbillijke wijze getroffen
zouden worden.
In de vergadering der Tweede Ka
mer van Donderdag vond de voordracht
tot aankoop van een huis ten behoeve
van het Departement van Binnenlandsche
Zaken nog van verschillende zijden tegen
kanting, op grond van den hoogen prijs
en de ongeschiktheid van het gebouw en
wegens het feit dat de Minister in een
contract de Kamer had willen binden
aan een voorwaarde van rouwkoop. Na
verdediging door den heer Van Alphen
en de Ministers van Waterstaat en van
Buitenlandsche Zaken werd liet wetsont
werp verworpen met 58 tegen 19 stem
men.
Bij de behandeling van het ontwerp tot
goedkeuring van de Brusselsche anti-
slavernij-acte maakte de heer Van Kar-
60) ,,Dat zal het beste zijn, ofschoon ik het
romantische van het jonge meisje reeds ge
heel heb afgelegd en ik sedert dien tijd ge
huwd en weduwe ben. Hier hebt gij, Anna,
een voorbeeld voor u, dat u leert niet te
veel te vertrouwen op de eerste aandoenin
gen, welke het meisje ontvangt, niet te spoedig
te meenen te beminnen of bemind te wor
den, om het daarna door jaren van berouw
te moeten boeten. Een meisje kent haar
eigenhart niet, voor zij twee en twintig jaar
oud is."
,,Ik meen het mijne te kennen," zeide
Anna.
„Dan moet gij tot diegenen onzer sekse
behooren, die geestkracht bezitten. Ik meende
dit ook in u ontdekt te hebben. Wanneer
gij bemint
„O, Lady Burlinson, nooit zal ik iemand
beminnen zoo lang mijn dierbare oude vader
leeft, zoo ik dezen niet van smart on teleur
stelling wilde doen bezwijken. Ik behoef
geen andere liefde dan die mijns vaders
neen ik verlang ze niet," sprak zij met zoo
veel opgewondenheid dat zich een glimlach
op het gelaat van Lady Burlinson vertoon
de.
,,Ik ben nieuwsgierig om te zien, hoe
lang gij standvastig blijven zult," zeide zij
„want als de liefde komt, dan komt met
haar de koesterende zonneschijn, die het ijs
van de heiligste voornemens doet versmel
ten. Zoo gij kunt, leef dan voor uw vader."
„Gij meent dat ik dat niet zal kunnen.
Hij dacht het ook eerst, maar hij is van
meening veranderd."
„Wie meent gij."
„Mr. Delancy."
„Wij zullen heden van Mr. Delancy niet
meer spreken," zeide zij op eenigszins geme-
lijken toon. „Waarom hebt gij niet eerst
aangeklopt, Mrs. Holmes, in plaats van zoo
naar binnen te sluipen? Ik ben hier nog
evenmin aan het huis als aan u gewoon."
Mr. Holmes was iu de kamer, en stond
bij de theetafel.
„Ik heb tweemaal geklopt, mylady. Wilt
gij dat ik u de thee brenge?"
„Ja," was het korte antwoord.
Mr. Holmes verliet de kamer, en kwam
kort daarna met het theegoed binnen. Na
een kop thee, die Anna op verzoek van La
dy Burlinson gezet had, te hebben gedron
ken, doorbladerden de twee jonge vrouwen,
om zich den tijd te verkorten, eenige boeken,
die op tafel lagen. Vervolgens ging Lady
Burlinson naar de piano en begon een wals
te spelen, die de kamer met eene liefelijke
harmonie vervulde en de bedienden op dat
ongewone geluid buiten de deur deed post
vatten.
„Welk een fraaie wals," zeide Anna.
„Het is eene compositie van een mijner
vrienden," zeide Lady Burlinson. „Slechts
eens heb ik ze gehoord en zij is mij altijd
bijgeblijven. Ik heb het ongelukkige gebrek
van somtijds op het gehoor te spelen."
Zij speelde de wals verder met hare ver
schillende variaties en Anna zat aandachtig
eenigen tijd te luisteren, tot de gedurige her
haling van hetzelfde thema haar eentonig be
gon te worden en zij als van zelve tot hare
oude gedachten afdwaalde, doch om op het
onverwachts er uit te worden opgewekt door
een onharmonisch gekras en het SDikken der
schoone vrouw, die bij de piano zat.
„Lieve mevrouw," riep Anna, „wat scheelt
u?"
„Niets niets, Anna," zeide Lady Bur
linson, hare tranen spoedig afdrogende„een
dwaas gevoel, dat reeds voor lang niet be
stond, en door het afgrijselijke van dit ge
vangenisachtige huis werd opgewekt. Zullen
wij naar onze kamers gaan?"
„Zeer gaarne," zeide Anna; „het wordt
laat."
„De bel werd geluid, de bedienden kre
gen hare bevelen en Mrs. Holmes verscheen
niet, ten minste één troost voor Lady Bur
linson. Op het portaal gekomen, waar de
kamers der beide vrouwen waren, zeide Lady
Burlinson Anna goeden nacht en kuste haar
meer als eene zuster dan als eene gebiedster,
en in hare kamer gekomen gevoelde Anna
zich eindelijk geheel vrij, wetende dat de
plichten van den eersten dag iu hare nieuw e
betrekking waren afgeloopen.
Zij ging zitten nadenken over alles wat
er had plaats gehad, en zij twijfelde of deze
nieuwe positie, de pracht waarvan zij om
ringd was, doch haar wel zouden bevallen,
meende dat het grillige karakter van Lady
Burlinson baar minder onaangenaam zou
voorkomen als zij er eens aan gewoon zou
zijn. In elk geval zou zij geld spareu, want
de voorwaarden waren spoedig en op onbe
krompen wijs geregeld, en zij meende zelfs
hare meesteres te kunnen lief krijgen in weer
wil der luimen die zij in deze reeds had op
gemerkt. „Eene zwakke maar hartelijke vrouw,"
dacht Anna; „eene vrouw die men gemak
kelijk zal kunnen liefhebben."
Ja, een zwakke vrouw was zij, die spoedig
hare kalmte verloor, want het duurde geen
half uur of zij trad bleek en bevende in
Anna's kamer.
„Zoo, hebt gij uwe deur nog niet geslo
ten. Dus waart gij het."
„Wat bedoelt gij vraagde Anna.
„Die daar zoo even aan mijne deur waart
om te onderzoeken, of zij bij mij reeds ge
sloten was. Gij waart in den gangik zag
nog juist een tip van dat neteldoeken kleed
toen ik buiten de deur zag."
,,lk ben in geen uur van mijne plaats
geweest."
Ik ga dezen nacht niet weder naar mijne
kamer terug," zeide zij. „Ik gevoel mij niet
veilig op Thrirbij Cross. Er is hier iets dat
ik niet begrijp. Ik vrees dat hier geesten
dwalen.
DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Even dwaas als hare gebiedster.
Lady Burlinson sliep gerust in de kamer
van Anna Judge en niets stoorde dien nacht
hare rust of die barer gezelschapsjufvrouw.
Eene dame met eenige grillen dacht deze,
iemand die zich den eersten nacht verbeeldde
dat zij door wachters buiten haren kamer,
bespied en bewaakt werd. Eene dame, wier
gedrukte stemming voor een groot gedeelte
werd weggenomen, toen do heldere zon den
volgenden morgen zoo vroolijk in hare ka
mer scheen en die trachtte zich met al dat
gene, wat haar omringde en haar minder
aangenaam voorkwam, te verzoenen.
(Wordt vervolgd).