NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. HET BOOTHUIS. No 63. Zaterdag 8 Augustus 1891. Twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Ii dei Momertijil. BINNENLAND. F euille t on. AMERSFOORTSCHE COVBANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Dat is geenszins, voor journa listen, de welaangename tijd. De politiek heeft zich uit de midden punten der beschaving, waar men haar tot dusver driest op den voorgrond zag treden om de hulde der beroemdheden van alle natiën in ontvangst te nemen, terugge trokken naar de bosschen of het zeestrand, om daar incognito, als het bescheidenste aller wezens, de innigste aanraking der natuur te verkiezen boven de toejuichin gen der wufte schare. Mannen van beteekenis, of die door de luimen van het wisselvallig lot als zoodanig werden gestempeld, zijn als gewone stervelingen in de massa verdwenenzelfs de Parlementen, welker ernstige en vaderlandslievende beraadslagin gen steeds nieuwe denkbeelden als een vonkenregen doen rond- spatten en daardoor immer versche stof leveren tot insgelijks nieuwe beschouwingen, zijn ledig gewor den en stil als het graf. En toch, het courantenlezend publiek wil bezig gehouden wor den. Het heeft recht zulks te willen, en tijd ook, om na te gaan in hoeverre aan zijn wensch, dat een bevel is, wordt gehoor gegeven. De kroniek van den dag moet met telkens andere feiten worden aangevuldniemand kan zich eigenlijk verbeelden, dat de wereldgeschiedenis zoo goed als stilstaat, en dat, wanneer men stipt getrouw wilde blijven aan de waarheid en geen fantaisiën leveren op denkbeeldige gebeur tenissen, de courant weinig meer zou geven dan een variatie op zeker rapport van den sergeant aan den commandant van den veldpost: «Lui'n't, ik heb te rapporteeren dat er niets te rap porteeren is." Natuurlijk, dat gaat zoo niet er moet iets zijn, en anders maakt men het maar. Onnoodig, daarbij zijn toevlucht te nemen tot het geen men in de wandeling »spek- schieterij" noemt: het publiek, door de ervaring scherpzinnig ge worden, heeft een fijnen reuk ge kregen en bemerkt dadelijk, of een journalistenduim de bron is van een of ander sensatie-nieuws. De oude trucswaarvan de »zee- slang" het bekende type uitmaakt, hebben hun crediet verlorenwie er nu nog een waagt, moet wel een zeldzame vindingrijkheid be zitten om geen minachtend scnou- derophalen te ontvangen als loon voor zijn geesteszwoegen. In ons vaderland hebben we niets om er over te praten, dan de ministeriëele crisis, waarvan niemand iets weet, en waarom trent het dus betrekkelijk gemak kelijk is, wat te verzinnen. Ziet men een in de politieke wereld hooggeplaatst persoon de residen tie in oostelijke richting verlaten, dan heet hij door H. M. de Ko ningin-Regentes ontboden te zijn tot het houden eener conferentie. Blijkt, dan over een poos, dat er nog niets over het vuur hangt, dan heet het dat er in de omge ving van H. M. invloeden werken, die een rationeele oplossing, over eenkomstig de constitutioneele beginselen, zooveel mogelijk trach ten tegen te houden, en dat van de adviseurs der Kroon buiten Kabinet en Parlement de een aan dringt op afdoening van de Leger- wet, de ander zich niet kan ver eenigen met uitbreiding van het kiesrecht. Och, men moet toch wat zeg gen! Het zou ongetwijfeld voor de mannen van de pers aange namer zijn, als er wat licht kwam over de samenstelling van het Ministeriemen kon dan alvast de antecedenten van de nieuwe heeren nagaan, opsporen wat zij bij verschillende gelegenheden over de belangrijkste vraagstukken hebben geschreven of gesproken, aantoonen in hoeverre zij geheel of ongeveer van dezelfde politieke richting zijn, om uit al deze ge gevens een conclusie te trekken voor de richting, die men denkt dat in de naaste toekomst gevolgd zal worden.' Dat zou een welkome afwisseling zijn voor de drukkende eentoonigheicf van regenbericnten en onweersongelukken. Dat wij égoistisch genoeg zijn om dien wensch naar meerdere openbaarheid te deelen, spreekt vanzelf, en we kunnen ons ook best vereenigen met de meening, dat een spoedige oplossing aan het belang des lands bevoiderlijk zou zijn, daar de voorbereiding tot den in September aanvangen- den parlementairen arbeid ook tijd vereischt. Misschien is, vóór deze regelen gedrukt onder de oogen der lezers komen, aan den algemeenen wensch reeds gevolg gegeven. Mocht het evenwel zoo niet zijn, we maken ons toch in 't minst niet ongerust dat H. M., de eerste maal dat een beslissing moet genomen worden over een Kabinets-wisseling, zou afwijken van den constitutioneelen weg, door wijlen onzen laatsten Koning gedurende zijn lange regeering immer met de meeste nauwge zetheid bewandeld. De Koningin weet, heeft honderd maal de er varing opgedaan, dat hierin juist de oorzaak gelegen is, behalve natuurlijk de historisch geworden symphatie voor het Huis van Oranje, waarom de vrijheidmin nende Nederlanders op zoo loyale wijze aan den Koning waren ge hecht*; de oorzaak, waarom die liefde niet slechts met het hart gevoeld maar ook met het ver stand werd gedacht, en waarom wij er ons ook bij de koelste overweging, rekenschap van kon den geven. H. M. weet, dat alleen een zuivere toepassing van de constitutioneele beginselen in Ne derland mogelijk is; dat die be ginselen de onbreekbare verbin ding vormen tusschen Troon en natie. Hoe zou men dus kunnen oniiersteuen, uai een anueie richting dan die sinds de inwer kingtreding van de Grondwet is gevolgd, thans zou worden inge- geslagen, al mochten er in de omgeving der Kroon soms perso nen verkeeren die van een en ander niet genoegzaam zijn door drongen? Laat ons het dus maar aan den komkommertijd toeschrijven, dat door enkele persmannen een on gerustheid wordt voorgewend, die in werkelijkheid niet bij hen be staat, maar met welker openba ring zij de gapende kolommen der bladen moeten vullen. 't Gaat hiermee als met het Fransche-vloot-bezoek te Kroon stad. Hadden we al de beschou wingen eens bij elkaar, die ver schillende bladen in Europa en Amerika over deze zaak ten beste geven, 't werd, op kwarto velletjes afgedrukt, een stapel als de Eifeltoren. 't Papier is gedul dig en de lijdzaamheid van som mige lezers is onuitputtelijk. Verleden jaar hadden we, als we ons wel herinneren, de nabe trachtingen op de Bismarck-crisis, voor twee jaar de grootsche feiten van de Boulangerie, om het doode saizoen een schijn van op gewektheid in te blazen. De stof is ditmaal schraler, en des te hartelijker zullen wij ons verheu gen als er straks weer leven komt in de Drouwerij. H. M. de Koningin-regentes heeft bij gelegenheid van haren verjaardag f100 geschonken ten behoeve van het wees huis te Apeldoorn en f25 ten behoeve van de Vereeniging tot verzorging van ouderlooze knapen aldaar. Te Neerbosch zijn gedurende de vaagcu ui uc wccsluriciinii^ nieuw een tiental weezen opgenomen, onder welke twee kinderen van 7 en 9 jaar, die geboren zijn aan de Kongo in Midden-Afrika, van een Hollandsclie vader en eene inlandsche moeder. Een jaar ge leden ontving de directeur eene gifte van f50 van Stanley-pool aan den Bovenloop van den Kongo gelegen, en nu zijn reeds van daar de eerste weezen in de inrichting ter verpleging overgebracht. De handelsreizigers en houders van abonnementsKaarten bij de Staatsspoor weg-Maatschappij in de provincie Utrecht worden in hun belang, opgeroepen tot eene vergadering, op Zondag 9 Augustus a. sdes middags ten I ure, in het café «Metalen Kruis", Munsterkerkhof te Utrecht. Uit Wageningen schrijft men: «De Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingen-verkeer alhier, heeft tot de directie van de Oosterstoomtram- maatschappij het verzoek gericht, op alle excursie-treinen uit Amterdam enz. die te Rhenen stoppen, extra-treinen te la ten loopen. De directie der maatschappij heeft hierop geantwoord, dat zij daarmee reeds een proef heeft genomen die, waar schijnlijk door het ongunstige weer, niet naar wensch is uitgevallen; zij heeft zich echter welwillend bereid verklaard de proefnemingen te herhalen." 80) TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Dokter Day's strijd. „Delancy hoor mij aan." De stem van Dokter Day werkte met tooverkracht op de ziel van den gewonde, die zijne oogen op eens opende en den ge neesheer strak bleef aanstaren. „Kent gij mij?" ,,Ja," was het zwakke antwoord. „Uw leven is in mijne hand," fluisterde Day op ernstigen toon hem in het oor, „en van uwe woorden hangt mijne toekomst de toekomst ook van haar af, die gij eens bemind hebt. Beloof mij te zwijgen en ik zal u redden." Delancy trachtte te sprekenten twee den male antwoordde hij, met eene helder heid van toon, die zelfs den eenigen getuige deed ontstellen „Neen." „Beloof mij weinige weken slechts te zwij gen, zoo gij herstellen mocht. Ik zweer u dat ik het beste met Mr. Aynard voor heb dat ik hem in alles ter zijde staan en zijn proces winnen zal. Later, wanneer Clara gehuwd is, zal ik n alles zeggen, en gij zult medelijden met mij hebben, mij beklagen, mij vergeven. Gij moet sterven, voor gij in staat zijt iets tegen mij te getuigen," siste hij hem in het oor; „maar zoo gij zwijgt, dan zal ik u redden. Verstaat gij mij Doch de zieke bewoog zich niet. Dokter Day zag naar de deur en zeide den lijder vervolgens zacht aan bet oor: „Ik moet uw antwoord hebben. Als ik vertrek, als ik niet weder terugkom, en gij weder hersteld zijt, zult gij mij dan eenigen tijd sparen Van uw antwoord hangt Aynard's geluk af. Weigert gij, dan zijn Hugh en ik vijanden, en hij zal zijn proces verliezen, zoo waar ik hier voor u sta, en van hier naar het krankzinnigenhuis gebracht worden. Wilt gij het mij beloven?" „Niets." De hardnekkige aard van Delancy, waar tegen zijne vrienden zoo dikwijls hadden ge protesteerd, en waarvan wij nu en dan een klein voorbeeld zagen, scheen hem zelfs nu niet te verlaten, zwak en hulpeloos als hij daar nederlag. Hij wilde niets beloven, of schoon Day hem met den dood bedreigd had tot op het laatste oogenblik trotseerde hij den man, dien hij zoo onverwacht en op zulk eene zonderlinge wijze in het Boothuis ontmoet had, en Day kon het in die oogen duidelijk lezen, dat hij hem trotseerde. De dokter aarzelde; hij was in gevaar, maar wist niet wat te doen en elk oogenblik was hem kostbaar. Mrs. Delancy was reeds langer weggebleven dan hij gehoopt had, en nog aarzelde hij. Hij nam het glas van den stoel, waarop hij het geplaatst had, zette, het weder neder, daarna nam hij het weder op, naderde den haard en goot het ledig in de asch. Hij was nog niet geheel verhard in het kwaad, en zijn hard werd zachter gestemd, ofschoon hij door de hardnekkigheid van den man, die zijn lot in handen had, tot het uiterste gebracht was. „Delancy," zeide hij, „ik zal u redden. Ik hen misschien de eenige man in Enge land, die u redden kan. Ik Mrs. Delancy kwam met haast de kamer binnen. „Ben ik te lang weg geweest? Ik had mijne sleutels verlegd, en vergeten waar mijn waaier was. Ik ben geheel verbeisterd! O, wat is hij bleek hij is erger hij sterft Waarom heb ik hem ook verlaten, terwijl Mrs. Holmes mij nog gewaarschuwd had, dit niet te doen? Ach, waarom heb ik hem ook verlaten „Mrs. Holmes!" herhaalde dokter Day, binnen 's mondsook zij Edmund Delancy lag nu werkelijk in eene flauwte en hot koste zeer veel moeite om hem bij te brengen. Hij was weder in de hand van dokter Day, en de verzoeking was weder daar om aan de geheele geschiedenis een einde te maken op eene wijze, die het meest met de belangen van den schijnvriend strookte. Maar hij wederstond de stem des duivelsdit was zijne boete, wat er ook ge beuren mocht: hij wil Delancy in het leven terugroepen, maar zijn bloed wil hij niet op zijn geweten hebben. Hij deed zijn best, en redde hem voor een oogenblik, en toen de patient zijne oogen weder opende, keerde hij zich zelfs om en zeide: „God dank!" Hij bleef den geheelen nacht in de kamer. Des morgens, toen hij met de ware belang stelling van den geneesheer over zijn patient stond heengebogen, sprak Delancy weder „Day 1" De dokter bracht zijn oor aan de lippen van den patient. „Ga heen." „Moet ik heen gaan?" „Ja." Dokter Day wendde zich tot Mrs De lancy. „In dergelijke gevallen hebben de pation- ten soms zonderlinge grillen, en dikwijls meer vertrouwen in de bekwaamheid van vreemden dan van hunne vrienden. Het zal misschien goed zijn dat ik vertrek, en iemand van Londen herwaarts zend, dien gij of Mr. Aynard zoudt mogen verlangen niemand wiens naam hoogcr aangeschreven staat dan de mijne, en op wiens bekwaamheid gij u veilig kunt verlaten." „Is er dan nog hoop, mijnheer?" „Dezen nacht dacht ik liet niet. Nu is er echter wellicht een flauwe boop." ,,0, verlaat hem dan toch niet!" „Mevrouw, zoo hij aan mijue kunst twij felt, dan zou het de oorzaak van zijn dood zijn. Hij moet niet iu het minst worden tegengewerkt. Delancy," vervolgde hij, zich tot den gewonde wendende, „zoudt gij een ander geneesheer verlangen?" „Ja." „Vertrouwt gij mij niet „Neen." „Welaan," vervolgde Day, „ik sta u gaarne af aan iemand aan wien gij heter zijt toever trouwd, eu ik wensch met hart en ziel, dat uwe gezondheid moge terugkeereu. Ik ver trek op staauden voet." Delancy antwoordde niet, ofschoon de ge neesheer lang en blijkbaar met verlangen op een antwoord wachtte. „Gij zijt er immers niet door beleedigd vraagde Mrs. Delancy. „Het is niets dan een gril van ceu kranke. Zou ik daardoor beleedigd zijn?" Hij verliet de kamer en begaf zich naar Hugh Aynard, wien hij zijn plan mededeelde om naar Londen terug te keeren ea een zeer

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1