NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND BE BLINDE NIOOLSPEELSTER. No. 17. Zaterdag 27 Februari 1892 Een-en-twintigste jaargang. verschijnt woensdag en zaterdag. utdstiukrimi. binnenland. Feuilleton. JMÏBSFOOBTSCBE COÜBAN VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het gebeele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukkeu en berichten intezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Er zijn dingen, die men niet vaak genoeg kan herhalen, al zijn zij nog zoo eenvoudig. Zij moeten doordringen tot elks verstand en gemoed, en een volksovertuiging wordeneen richtsnoer, dat men gaat volgen om zijn gedragslijn te bepalen. Een Duitscher schreef»Levens- verzekering is de thermometer der beschaving." Dat is niet slechts van toepassing op de bijzondere personen, maar ook op de vol ken. Hoe algemeen de zorg wordt voor de toekomst, des te meer zal men zich beijveren orn alles te vermijden, wat die toekomst in gevaar brengt, en om ^datgene te doen, wat haar voor zich en de zijne verheldert. Men zal zich gaan toeleggen op vlijtigen ar beid, die de inkomsten vermeer dert en tegelijk ook vruchten af werpt voor de maatschappij men zal aan een matige, geregelde levenswijze gewennen, waardoor de algemeene zedelijkheid wordt bevorderd. De levensverzekering steunt op zeer gezonde beginselen. In de eerste plaats op spaarzaamheid, die bij ons volk wel op prijs wordt gesteld, getuigen de vermeerde rende inlagen in de Rijkspost spaarbank en bij particuliere in stellingen maar toch nog veel meer konden worden beoefend, als wij letten op de énorme som men, jaarlijks uitgegeven voor schadelijke genietingen. Het is spoedig genoeg gezegd dat men, wegens de beperktheid der mid delen, niet sparen kan, en bij zeer velen is daar, helaas 1 niets tegen in te brengen. Maar niet gering ook is het aantal dergenen, bij wie die mogelijkheid wel aanwe zig zou zijn, indien zij slechts zeltbeheersching genoeg bezaten om weerstand te bieden aan de neiging tot uitgaven ter voldoe ning aan een oogenbiikkelijke be geerte, waarvan de bevrediging toch per slot van rekening weinig of geen genot verschaft. Het tweede beginsel is de on derlinge hulp. Wie deelnemer wordt in een levensverzekering wendt zijn besparingen aan niet slechts om zichzelven door eigen middelen te helpen, maar ook om anderen een dienst te bewijzen. Voorat is niet uit te maken, wie die hulp zal verleenen en wie haar zal ontvangendat hangt natuurlijk af van het oogenblik, waarop de deelnemer zal worden opgeroepen van zijn arbeid. Van de honderd leden eener verzeke ringskas zijn er zóóveel, aan wier nagelaten betrekkingen meer zal worden uitgekeerd dan zij in den vorm van premies hebben ge stort dat meerdere wordt bijge past door de medeleden, wien een langere levensduur is geschonken. Er is hier solidariteit van belan gen, onderlinge verdeeling van lasten en lusten een maatschap pelijk beginsel bij uitnemendheid. Het meer algemeen worden dei- levensverzekering zou voor den gemeenschappelijken arbeid van onberekenbaar voordeel zijn. Wat geeft het niet een drukkend gevoel wanneer de huisvader, die door vlijt en oppassendheid in staat is, den zijnen het onderhoud te ver schaffen, overvallen wordt door de gedachte, hoe het zijn zal in dien hij eens, in de kracht van zijn bedrijvig leven, wordt weg genomen en zijn huisgezin onver zorgd moet achterlaten. En dat droevig lot valt velen te beurt: ieder kent in zijn naaste omge ving gevallen, waarin de smart der scheiding op vreeselijke wijze wordt verzwaard door het troos teloos tafereel, dat een blik op de naaste toekomst aanbiedt. Met hoeveel meer opgewekt heid wordt de dagelijksche ar beid verricht, wanneer men weet dat althans dit gevaar niet dreigt, dat al het mogelijke is gedaan om het te voorkomen. Helderder is dan het hoofd en vlugger de hand; niet onwaarschijnlijk weegt de verhooging van het arbeids vermogen wel op tegen het gel delijk offer, dat voor de premie storting wordt vereischt. Zeer velen zijn dat volkomen met ons eens, het alleen betreu rende dat hun leeftijd een hin derpaal is tegen het sluiten van een verzekeringscontract. Immers, met de jaren stijgt het bedrag der premie, en weldra overschrijdt dit de draagkracht. Toch zouden wij denzulken ernstig in overwe ging gevenbeproeft eens wat ■ge kunt, gaat eens bedaard cij feren wat ge vermoogt af te zon deren en wat gij daarvoor zoudt kunnen krijgen. Er is geen betere vorm van besparing. Maar vooral hebben wij het oog op jeugdige menschen, bij denaan- vang van hun werkkring staande. De meesten dergenen, die de zorg voor de toekomst niet verwaar- loozen, wachten met het sluiten eener levensverzekering tot hun huwelijk, in de juiste meening dat de zaak voor de eventueele weduwe en jonge kinderen van het hoogste belang is. Doch dan komt ook de tijd van de meer dere uitgaven, ter voorziening in allerlei behoeften. Waremeneenige jaren vroeger tot den maatregel overgegaan, dan zou de te beta len premie aanmerkelijk lager zijn, zoodat de druk lichter viel te dragen. Bovendien, men kan hij de meeste maatschappijen uit- keering bedingen, niet aan een bepaald persoon, maar aan de rechthebbende naaste betrekkin gen in het algemeenhet geld is dan nooit weg. Nog kan men, in dien de voorkeur wordt gegeven aan eigen beschikking over het uit te keeren bedrag, een zooge naamd gemengde verzekering aan gaan, hierin bestaande dat de som op bepaalden leeftijd den verzekerde zei ven wordt uitbe taald, of, bij vroeger overlijden, aan zijn erfgenamen. Aan welken vorm iemand meent zich met het meeste voordeel te kunnen be dienen, hangt natuurlijk af van zijn bijzondere omstandigheden. In Nederland is de levensver zekering nog te veel beperkt tot de meergegoeden, en tot die klasse van personen, die uit hun ambst- betrekking nogal ruime inkom sten genieten, welke bij hun over lijden vervallen. Tot de kleine burgerij en de werklieden is zij niet genoegzaam doorgedrongen. Is dat uit onbekendheid, of uit voor oordeel, misschien ook uit zeker wantrouwen in de soliditeit der maatschappijen? Waar volstrekte onmacht bestaat, daar moeten we zwijgen: zoodra we evenwel zien, dat uitgaven worden gedaan die men zondei eenige schade zou kunnen vermijden, zouden we wel luide willen uitroepen Koopt toch iets beters, iets degelijkers voor uw geldkoopt er voor de rust van uw gemoed, de toekomst van uw vrouw en kinderen, zij het dan niet geheel en ten volle, dan toch zoover gij dit doel bereiken kunt. Geeft niet een tijdelijk en waardeloos genot den voorrang boven een van blijvenden aard, maar woekert met uw krachten, opdat uw geweten kalm moge zijn en gij de opgewektheid be houdt, die verre te verkiezen is boven den prikkel van een voor bijgaand genoegen. Wij hebben reeds gemeld dat de nieuwe postwet thans definitief op 1 April e. k. in werking zal treden. Met bet oog daarop brengen wij hier in herinnering de bepalingen, die van dien datum zul len gelden. Even als thans zal bet port voor biief- kaarten bedragen 2'/, cent en voor brie ven: van een gewicht van r.iet meer dan 15 gram 5 cent; boven 200 lol en met 500 gram 15 cent, en voorts voor elk meerder gewicht van 500 gram of een gedeelte van 500 gram 5 cent daal boven. Nieuw is dat bij bestelling van een brief van een gewicht van niet meer dun 200 gram binnen den kring van liet post- of hulpkantoor, waar die ter post is be zorgd, het port bedraagt voor eiken brief van een gewicht van niet meer dan 15 gram 3 cent, boven 15 tot en 200 gram 5 cent. Het port der gedrukte stukken be draagt voor een gewicht van: niet meer dan 25 gram 1 cent; boven 25 tot en met 50 gram 2 cent boven 50 tot en met 75 gram 3 cent; boven 75 tot en met 100 gram 4 cent; boven 100 tot en met 150 gram 5 cent; boven 150 tot en met 250 grain 7'/- cent; boven 250 tot en met 500 gram 10 cent! boven 500 tol en met 750 gram 12'/a cent; boven 750 tot en rnet 1000 gram of ge deelte van 1000 gram 2'/a cent daarbo ven. Het port van nieuwsbladen, met of EEN VERHAAL UIT DE VORIGE EEUW DOOR W. PASSAUER. 6) Maar Fidelhans stoorde zich daar heel weinig aan en vond zijn geuoegen iu het verkeer met de blinde. Hij werd zicht baar ouder eu zelfs sueller dan de tijd voortging, inaar zijn hart en gemoed wa ren jonger dan voorheen. Hij kon ondanks zijn ernstig en stil geworden aard recht hart- telijk lachen, als Rachel in het beukenpriëel naast hem zat en met de viool nog veel ver staanbaarder tot de vogelen sprak, dan zij vroeger met de lippen had gedaan. En hoe anders was zijn lach en hoe anders was de kinderlijke scherts, die hij daar daarbij ten beste gaf Van Rachels schoon vioolspel was weldra de gansche omtrek vol en het en het gepraat daarover, dat even als Rachels vogeltjes vroo- lijk en levendig rondvloog, van dorp tot dorp, van gehucht tot gehucht, zette zich eindelijk op het dak van het slot Hoogbielau en fladderde van daar door deur eu venster in keuken en zaal. En daar de oude, goede baron Ernst von Bielau heel veel met goede muziek op had en er boveual van hield de streek van den strijkstok op vijf klinkende snaren te hooren, was 't geen wonder dat hij op een schoonen zomerdag naar den pachter reed en aan diens huisdeur klopte doch te vergeefs; de geheele familie be vond zich op het veld, de huisdeur was gesloten. Teleurgesteld wendde de baron den rug naar de deur en keek op hen erf rond er was niemand te zien, alleen de hofhond knorde wautrouwend tegen den vreemdeling. De baron ging om het huis heen en daar bereikte hij langs eenen korten omweg onver wachts, wat de deur hem weigerde, want toen hij in den tuin voor de kleine bloem perkjes stond, die met stokrozen, violieren en spaansche kers fraai beplaut en netjes met eenen rand van snijlook en lavendel afgezet waren, hoorde hij van verre uit den notenboomenlaau van den tuin vioolspel. Hij bleef staan en luisterde een poosje, toen ging hij op de touen af en trof de jonge kunstenares in een priëel Toen Rachel de naderende schreden hoorde, liet zij den strijkstok dalen. „Dat zijt gij immers, Rachel," zeide hij. „Waarom houdt gij op met spelen, hebt gij mij herkend „Ja, mijnheer de baron," zeide zij. „Ik hoorde uwen vos op het erf draven en hoorde u op het pad hierheen. Ik herkende u, want anders komt er niemand, die eene rijzweep en lange laarzen met sporen heeft. Maar ik hield op met spelen, omdat ik denk. dat gij niet gekomen zijt, om mij te hooren spelen, maar om zaken met vader Lang te bespre ken." „Gedeeltelijk hebt gij gelijk," antwoordde de baron glimlachend, terwijl hij zijuen drie kanten hoed afnam eu zich nevens Rachel op de zodenbank nederzette. „Wat zijt ge groot en knap geworden sedert de twee jaar, dat ik u voor 't laatst heb gezien." Rachel antwoordde niets, maar werd een weinig rood, doch daarom volstrekt niet lee lijk er. „Wilt gij mij niet wat voorspelen? De menschen zeggen, dat gij mooi speelt!" voer do baron voort. „Gaarne," hernam Rachel vriendelijk, „als ik maar treffen kan, wat u gaarne zoudt wil len hooren." „Speel maar wat gij 't liefst speelt, kind Ik zal wel luisteren." Rachel stemde eerst eens zachtjes de viool een weinig en speelde toen eeuvoudig weg, met teedere innige uitdrukking en treffen- den streek, een van hare kleine liederen, die zij de knapen en meisjes in het dorp had hooren zingen. Toen zij de de drie ver zen van het lied had gespeeld, hield zij op eu draaide het hoofd naar den baron. „Bevalt u dat lied?" vroeg zij zonder ge maaktheid. De baron glimlachte en knikte vriende lijk. ,,Dat is mooi, mijn lief kind! Maar de menschen zeggen, dat gij ook eigene composi ties speelt, ik bedoel ,,Ik weet, wat gij bedoelt, o, ik weet het, mijnheer de baron," riep zij levendig. „Als ik alleen ben, geheel alleen dan wordt het dan komen bij mij allerlei gedachten op, eu die moet ik spelen zij dwingen mij maar of ik het in uwe tegenwoordig heid, voor u De barou had met grooto belanstelling ge- 1 uisterd. „Beproef het eens, kind, ook terwijl ik er bij ben," zeide hij. „Vergeet maar dat ik er ben. Ik zal heel stil zijn. Denk u geheel alleen, in het veld, iu het bosch „Onder den blooten hemel, terwijl alles stil is, niet waar?" viel zij hem levendig in de rede. „Des avonds als de koude ne- nevels uit de weide komen, de vogeltjes nog maar heel zacht zingen en de klokken lui den wacht eens of ik het vinden kan of ik het goed viuden kan Zij zwegen beide. De baron sloeg vol be langstelling elke harer bewegingen gude. Zij had de viool langzaam onder de kin gebracht en den strijkstok opgeheven. Zij boog het hoofd en had de lippen een weinig geopend, alsof zij ademloos naar iets luisterde, iets hoorde. Een glimlach, eene siddering vloog over haar roerend schoon gelaat. Toen gleed de strijkstok zacht, heel zacht over desnaren. Eerst eene eenvoudige zoete melodie, als op de vleugelen van de zinkende zonnestralen gedragen als een verwijderd klokgelui begon het daartusschen, eerst afgebrokeu, daarop steeds luider, dieper, zwnardcr, samen- li augender, zwellend en zich oplossend in een eentonig golven, in 't zweven van eenen nevel, en in eeu plechtig gedragen koraal sluitende en weer zacht wegstervende. Toen zij geëindigd had liet zij viool en strijkstok langzaam dalen. Maar hare door diepe aandoening bezielde trekken bleven onveranderd, alsof zich de tooverklanken in haren geest voorzetten niet te grijpen on hare ziel met zich trekkende en dragende, verder en verder in een donker geheimenis, verloren in het oneindige rijk der fantasie. De oude baron had haar eerst vol bewon dering aangekeken, maar toen gedurende hot spel het hoofd en de oogen dieper en steeds dieper laten ziuken, als iemand die in een sedert lang begraven verleden ziet. (Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1892 | | pagina 1