NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
NA KERSTMIS,
Nb. 59.
Zaterdag 23 Juli 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
V aderlandslief de.
BINNENLAND.
F e uilleton.
4MBBSF10BTSCIICDUIAIIIT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per S iiidandcn 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wat is het toch, dat ons met
een aangename gewaarwording
vervulde, dat ons het hart sneller
deed kloppen, toen we vernamen
dat Ooms de diamanten roeispa
nen van de Theemsboorden had
medegebracht? Van waar dat ge
voel van trots, dat bij ons opkwam,
toen we lazen van de bewonderen
de blikken, waarmede de hoog
geleerden bij de viering van het
eeuwfeest der Dublinsche acade
mie professor Oort's kranige en
geestige speech hoorden, in on
berispelijk Engelsch uitgesproken
Aan beide zegepralen hebben
wij natuurlijk part noch deel. De
meesten onzer hebben niets gedaan
om de kunst van roeien op te
voeren tot de hoogte, waarop zij
zich thans bevindt, noch ons ooit
het houden eener redevoering in
een vreemde taal veroorloofd. Per
soonlijke ijdelheid is dus aan dien
indruk van welbehagen onschul
dig.
Laat ons er bijvoegen, dat het
niet de eerste maal is, dat land-
genooten, expresselijk naar het
buitenland getogen om getuigenis
te geven van hetgeen ten onzent
lichaam en geest vermogen op elk
gebied van ontwikkeling lauweren
behaalden. In ieder onderdeel van
sport mogen we gerust meedoen.
Er is in de overleveringen der
natiën zeker idéé, dat de »Hollan-
ders" zijn stijve kereltjes, heel ge
schikt om rijksdaalders bijeen te
zamelen, de verpersoonlijking van
het proza en van het phlegma. Zij,
die onze kloekste mannen hebben
zien zwemmen, of wielrijden, of
roeien, zullen moeten erkennen
dat er ook uitzonderingen zijn op
hetgeen zij als regel aanmerken.
Evenmin is het nieuw, dat de
vreemde gastheeren hun Neder-
landsche gasten hooren spreken
in hun eigen taal, met een losheid
en gemakkelijkheid, als hadden de
laatsten nooit iets anders gedaan.
Herinnert u, hoe onze Kuenen
weinige jaren geleden, eerbiedige
bewondering afdwong door de
theologische lezingen, die hij te
Londen hield, in een zoo prachtig
Engelsch als men maar van enkele
uitverkorene landgenooten te hoo
ren krijgt. Dat is ook alweer de
voortzetting van een oude traditie.
In het begin dezer eeuw maakte
een Nederlandsch hoogleeraar, Van
Swinden, deel uit van een Com
missie, door Keizer Napoleon te
Parijs saamgeroepen om de me-
thematische grondslagen van het
metrieke stelsel te bepalen. Ook
deze man verbaasde zijn toehoor
ders door de helderheid, waarmede
hij in een vreemde taal zijn ge
voelen toelichtte.
We hebben in den laatsten tijd
menigwerf het genoegen gehad,
den Nederlandschen naam met
eere te hooren noemen. Schilders
hebben in bet buitenland roem
ingeoogsteen Nederlander is met
een corps zangers en zangeressen
naar Weenen opgegaan om eens
te laten hooren hoe gezongen moet
worden en tegelijk onze historische
meerderheid op muzikaal gebied
te doen erkennen. Zelfs is een
Nederlandsch tooneelproduct in En-
gelands hoofdstad op de planken
geweest, en talentvolle critici er
kennen, dat het iets nietalledaagsch
was.
Maar nogeens, waaromstel
len wij, die niet schilderen en geen
tooneeistukken maken, in dat al
les belang? Wij, die geen enkel
steentje hebben aangebracht voor
de eerepoort, waaronder men ons
volk laat dourgaan?
Het streelt misschien onze eigen
liefde, dat men zegtKijk, die
Hollanders, daar moetje nu zoo
min niet over denken, 't Is zoo,
zij zijn een klein volk, van geen
politieke beteekenismaar daar
loopen lui onder, voorwie men den
hoed mag afnemen, die op hun
speciaal gebied onze beste man
nen overtreffen. Een natie, die
zulke zonen telt, moetgeeërbiedigd
worden, want daar zit pit in; zij
behoelt waarlijk niet te vreezen,
dat haar zelfstandigheid zal wor
den aangerand. Men zal zich daar
wel voor wachtenvooreerst zou
den die lieden in staat zijn, duch
tig van zich af te bijten, - in de
tweede plaats kunnen wij hen in
de rei der volken van Europa niet
best missen. Zij zijn onze opwek
kers, onze voorloopers, onze kracht
meters.
Dat is nu heel best en mooi,
maar het verklaart nog niet, wat
wij in den aanvang vroegenwij
geiooven ook niet, dat daarvoor
een logische verklaring te vinden
is. Wij verheugen ons in de zege
pralen onzer landgenooten, omdat
zij onze landgenooten zijn, en we
gens het gevoel van solidariteit,
dat ons allen vereenigt. Ook is
het minder de inhoud der lof
spraken, dan het feit, dat men
ons die waardig keurt, waardoor
we met blijdschap worden ver
vuld wij weten zeer goed, dat er
maar een klein internationaal ge
schilletje moet komen, bijvoorbeeld
over vee-invoer of een dergelijk
onderwerp van minder poëtischen
aard, om in de couranten weer
leelijke dingen van ons te zien
vertellenen wat het pleidooi voor
de noodzakelijkheid van ons zelf
standig bestaan aangaat, - indien
de omstandigheden er niet toe
dwongen het te eerbiedigen, zou
men daar ook niet zoo heel veel
voor behoeven te rekenen.
Die mannen, die onzen naam
hoog gehouden hebben in den
vreemde, we beschouwen hen als
onze vertegenwoordigers. Het feit,
dat zij een lauwer verwier ven niet
alleen voor zichzelf maar ook voor
het vaderland, is voldoende om
onze geestdrift op te wekken. Het
komt dan in het helderst licht,
dat wij bij elkander behooren, dat
wij één huisgezin vormen, welke
leden ook in blijdschap jubelen
als een der zonen een diploma
heeft behaald. Er zullen misschien
koude naturen zijn, die dit gevoel
overdreven en weinig gemotiveerd
noemen die beweren dat even
min als één bonte kraai winter
maakt, ook één voortreffelijk be
oefenaar van kunst of van weten
schap een volk stempelt tot een
kunstvaardige of een wetenschap
pelijke natie. Dat alles moge ge
deeltelijk of zelfs geheel waar zijn,
we zijn dankbaar dat die re
deneering niet bij ons opkomt, of,
zoo al, dat wij haar laten voor't
geen zij is.
Vaderlandsliefde, -want daar
van is toch die aangename gewaar
wording een der openbaringen,
heeft niet in de eerste plaats met
logica te maken, en 't is niet zeker
dat zij, tegenover de argumenten
dergenen die haar een vooroordeel
krachtig genoeg
noemen, altijd
gewapend is. Als men zegt, dat
groot gezin
de menschheid één
moet vormen, zonder nationale
afscheidingen, die menigmaal het
bereiken van een of ander groot
doel beletten en nationalen haat
onderhouden of bevorderlijk zijn,
dan kan dat heel goed waar zijn.
Er is misschien eenige reden voor
de verwachting, dat eenmaal de
volken alles zullen hebben uit-
gewischt, wat hen nog afzondert
dat het nivellement, hetwelk onze
eeuw kenmerkte op het gebied van
zeden, gewoonten, taal enz., in de
volgende krachtig zal worden voort
gezet en ten slotte alle grenzen
zal doen verdwijnen. Best mogelijk
maar op dit oogenblik verheugen
wij ons nog in het bestaan van
die afscheidingen, die van ons volk
een gezellig groepje maken, dat
door niets weerhouden wordt met
andere groepen op recht vriende
lijke manier samen te leven, doch
niettemin zijn eigen ikheid weet
te bewaren. En hoe meer we nu
ons best doen, om gezamenlijk
de richting te volgen, waarin de
voorgangers ons vooruitsnellen,
om kloeke lichamen en heldere
geesten aan te kweeken, in steeds
grooter getalhoe rneer dus de
buitenlander het oog op ons zal
kunnen richten met de verklaring,
dat wij onzen tijd niet verbeuze
len, des te sterker wordt de
band, die ons aan elkaar snoert,
die van ons maakt een volk van
broeders, de band eener vader
landsliefde, die niet redeneert,
maar voelt en handelt.
Aanstaande Maandag begint de ge
wone zomeivacantie vari Koningin Wil-
helmina, welke vier weken zal duren.
De oefeningen van de lie divisie
infan. bestaan in: a. Kampeeren in de
DOOB
WILKIE COLLINS.
Naar het Engelsche: Miss or Mrs?)
Hij wendde zich tot Nathalie, die hem
uiterst verbaasd aanhoordeen kwam nu tot
opheldering van 't geen hij bedoelde, 't Was
hem voorgekomen, dat hij natuurlijk met
zijne beurs in de hand een beroep kon
doen op de belangstelling in zijn liefdes
aangelegenheden, die de hofmeesteres van 't
jacht jegens hen betoond had. Die voortref
felijke vrouw had op zich genomen al te
doen wat in haar vermogen was, om hen
te helpen. Haar man had betrekkingen voor
zijne vrouw en zich zeiven aan boord van
een ander jacht bekomen en zij vlasten
er beiden op, aan een samenzwering deel
te nemen, waarvan hun vorige onbarmhar
tige meester het slachtoffer moest worden.
Aan wal woonden zij in een volkrijk Londensch
kerspel, ver afgelegen van het aanzienlijk
district van Berkeley Square, en nog veel
verder verwijderd van de respectabele voor
stad Muswell Hill. In dat huis kon een
kamer worden gehuurd op den naam van
Nathalie, in de voorgewende hoedanigheid
van een nicht der hofmeesteres de hofmees
teres kon op alle zuiver formeele vragen
bescheid geven, die door de kerkelijke over
heden mochten worden gedaan, en zij kon
ook bij de huwelijksplechtigheid tegenwoordig
zijn. Wat Launce betreft, hij zou werkelijk,
en in naam, in het naastbij gelegen district
zijn verblijf houden; en de hofmeeeter zou,
des noodig, voor hem te woord staan. Nathalie
kon soms onder de vleugelen van Lady
Winwood, hare woning in 't kerspel bezoeken,
en nu en dan verlof vragen, om Muswell
Hill te verlaten, ouder het voorwendsel dat
zij, als gewoonlijk, bij hare tante ging. Zoo
was de samenzwering in alle bijzonderheden
op touw gezet. Niets anders werd meer ver-
eischt dan de toestemming der jonge dame
als Launce die maar had, zou Lauuce naar
de kerspelkerk gaan en de noodige kennis
geving doen wegens een huwelijk, dat den
volgenden dag bij afkondiging gesloten zou
worden. Daar kwam 't op aan. Wat dachten
echter de dames hierover?
Lady Winwood meende dat dit volkomen
goed was.
Nathalie was niet zoo gemakkelijk voldaan.
„Mijn vader is altijd zoo goed voor mij
geweest!" zeide zij. „Het eenige wat ik
niet over mij verkrijgen kan, Launce, is
papa verdriet aan te doen. Als hij me bard
ware gevallen, zooals sommige vaders wel
eens doen, dan zou ik er mij minder om
bekreunen." Eensklaps helderde haar gelaat
op, alsof zij haar toestand in eeu nienw
licht aanschouwde. „Waarom mij zoo te
haasten?" vroeg zij. „Ik dineer heden bij
mijue tante, en gij komt van avond. Laat
mij tijdWacht tot vau avond1"
Launce bracht dadelijk zijne vertoogen er
tegen in dat hij nog geen oogenblik langer
verspillen zou. Lady Winwood opende de
lippen om hem bij te staau. Zij werdeu in 't
zelfde oogenblik tot zwijgen gebracht door
de verschijniug van een van mevrouw San-
croft's bedienden, die de poort van de
Sqare opende.
Lady Winwood trad naar den man toe. Een
vermoeden kwam bij haar op, dat die slecht
nieuwe brengen kou.
„Wat wilt ge?" vroeg zij.
„Ik vraag u wel excuus, Mylady de
oppasser zei, dat u hier met Miss Graybrooke
wandelde. Een telegram voor Miss Gray
brooke."
Lady Winwood nam het telegram uit de
hand van den bode, gaf hem zijn afscheid
eu keerde met de depêche naar Nathalie.
Deze opende zenuwachtig het bericht. Zij
las het en haar gelaat veranderde op
eens. Hare wangen kleurdenhare oogen
flonkerden van verontwaardiging. „Zelfs papa
kan mij hard vallen, riep zij uit. Zij reikte
het telegram aan Launce over. Tranen
schoten haar in de oogen. nGij bemint mij,"
sprak ze op geliefelijken toon en bleef in
de woorden steken. „Laat 't huwelijk door
gaan!" voegde zij er op eens met eene uit
bursting van vastberadenheid bij. „Ik wil 't
wagen
Toen zij deze woorden sprak, las Lady
Winwood het telegram. Het behelsde 't vol
gende
„Sir Jozeph Graybrooke, Muswell Hill.
Aan Miss Nathalie Graybrooke, Berkeley
Spuare. Keer terstond terug. Gij moet hier
met Richard Turlington dineeren."
ZESDE TAFEREEL.
't Is iu 't morgenuur van een der eerste
dageu van November. Wij bevinden ons in
eene kerk, in een armoedig en bevolkt ker
spel, in de weinig of niet bekende streken
van Londen, oostwaarts, van den Tower, en
vlak aan den oever de rivier.
Een huwelijksstoet van vijf personen nadert
het altaar, De bruidegom heeft een bleek en
de bruid een bevreesd uitzicht. De bruidsge
zellin (eene dame, klein van gestalte, maar
vastberaden van oog) moedigd haar al fluis
terende aan. Üe twee achtbare lieden, blijk
baar man en vrouw, die den stoet voltooien,
schijnen er niet heel zeker van welke positie
zij bij deze plechtigheid bekleeden. De kerk
dienaar, die ze allen naar liet altaar voorafgaat,
bespeurt wel aat er ietwat bedeks onder
deze echtverbintenis schuilt. De eenige hu
welijken die hier gesloten worden zijn die,
waariu de betrokken partijen tot de lagere
standen der maatschappij behooren. Geldt
het hier soms eene verbintenis, waarop eene
vlugt volgen moet De kerkdienaar verwacht,
in de gedaante van eene betaling, iets wat
buiten den regel valt.
De geestelijke (de jongste hulppredikant
van t kerspel) treedt in zijn ambstgewaad,
uit de sacristy te voorschijn. Do klerk neemt
zijne plaats in. 't Oog des geestelijkeu blijft
met eene plotselinge opwelling van belang
stelling en nieuwsgierigheid rusten op de
bruid en den bruidegom ook op de gezellin
der bruid; hij merkt de afwezigheid van
ouders op; en inzonderheid bij twee dames
de blijken van beschaving en goede opvoe-
diug, gansch iets ongewoous voor zijne
ondervinding van bruiden en bruidmeisjes,
die doorgaans voor 't altaar dezer kerk ver-
scbijneu. Hij wisselt snel en stilzwijgend
een vragende blik met den klerk, die van
zijne zijde ook bezig is de vreemdelingen
met belgaustelling op te nemen. „Jenkinson"
(zoo vraagt de blik des geestelijken), „is
dit alles in orde?" „Sir" (antwoord het oog
van den klerk) »een huwelijk bij afkondiging,
al de formalieteiten zijn behoorlijk vervuld."