NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. ONDER 'T OORDEEL. No: 75. Zaterdag 17 September 1892. Een- en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. lerhliags-ORderwiJs. BINNENLAND. t F e uillet on. 1MEBSF00BTSCBE C0ÜBAHIT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.— Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Gelijk aan alle goede en ook kwade dingen een einde komt, zoo zal weldra het »schoone saizoen" van 1892 tot het verleden behooren reeds vernamen wij in het geboomte den vleugelslag der najaarsvogels en, de tijd gaat snel tegen woordig. Het is dus weldra een punt van ernstige overweging, hoe men de winteravonden zal doorbrengen. De meeste menschen, voor zoover zij geen geregelde, nauwkeurig afgepaste, verplichte bezigheden hebben, denken daar niet lang over, misschien in het geheel niet dat moet maar gaan zooals 't komt, naar het toeval wil, men kan toch waarlijk voorafgeen program ma vaststellen. Men zoekt gezellig verkeer, gaat naar zijn vrienden toe, maakt gebruik van de gelegen heden tot ontspanning, woont ver gaderingen bij, en zoo hoopt men die lange avonden wel onder de knie te krijgen. Juist, tal van lieden beschou wen dien tijd als een soort van vijand, dien men heeft te bekampen, om hem tot onderwerping te bren gen daar zijn er zelfs, die spreken van »den tijd te dooden" als van iets heel natuurlijks. Bij onze jongelui moeten we trachten, een beter besef aan te kweeken van de waarde des levens en van de stof, waaruit het is samengesteld. Went hen er aan, vermaak te vinden in nuttige be zigheid, in arbeid van hand en van geest, en gij zult hun een schat hebben doen verwerven te gen welken geen materieële voor- deelen opwegen. Het is vooral de noodzakelijk heid van deze zorg, die ons veel belang doet stellen in het herha- lingsonderwijs, zooals het in 1878 wettelijk is geregeld, zonder even wel nog bij onze natie de mede werking te hebben, die het verdient. Geregelde, vruchtbare, aange name bezigheid toch vinden de knapen en meisjes, die de school verlaten hebben, niet zonder lei ding. Thuis kunnen zij lezen, wat schrijven misschien, ook soms eenig knutselwerk ter hand nemen maar de drang, om zich daarbij in te spannen, is niet aanwezig en een deskundig oordeel over den verrichten arbeid ontbreekt. Ook is het in de meeste gevallen niet mogelijk, hulp te verkrijgen om eenige moeielijkheid uit den weg te ruimen. Het bezoek van de herhalings school voorziet in dat alles. De leerling heeft er leiding bij zijn lecturen, wordt versterkt in de op een goede lagere school reeds ver kregen gewoonte om na te denken bij hetgeen men hoort of leest, kan inlichtingen vragen over alles, wat hij wenscht te weten, past hetgeen hij leerde op de dingen van het practische leven toe. Meestal wordt ook gelegenheid gegeven, om er nog iets bij te leeren, dat voor het welslagen in den aan staanden werkkring van veel be lang is, hetzij wiskunde of teekenen, hetzij een vreemde taal, hetzij eenige grondbeginselen van land- bouwkennis; maar al is dat niet het geval, toch zijn de uren, ge durende welke men van de lessen gebruik maakt, uiterst nuttig be steed, en zullen zeer stellig de jongelieden, die men daartoe heeft aangespoord, later dankbaar zijn, dat op hen zekere pressie werd uitgeoefend in die goede richting. Een der redenen, waarom het herhalingsonderwijs wordt aanbe volen, is hierin gelegen, dat het op de lagere school geleerde zoo spoedig vervliegt en er dus, van al de moeite en kosten, daaraan besteed, te weinig vruchten zicht baar zijn. Hierover een kleine op merking. Sommige menschen zeg gen Als er dan van dat school onderwijs zoo weinig »blijft han gen" dat bijvoorbeeld de jongens, als zij loten moeten, ter nauwer- nood hun naam kunnen schrijven, en totaal niets meer weten van 't geen hun is geleerd, dan is het toch ook de moeite niet waard van dat onderwijs zooveel drukte te maken, en behoeft men het ook niet als een ramp te beschouwen als een jongen er niets aan gehad heeft. Dan ook zal een voortzetting gedurende nog een paar jaren, bij wijze van herhaling, ook niet tot uitkomst hebben, dat het bezwaar van vervliegen, is opgeheven. Wij antwoorden hier op, dat in de eerste plaats het kwaad, hier het laatst genoemd, weieens wordt overdreven. Zeker, van de dingen, die hij geleerd heeft, vergeet een leerling veel, maar verkregen vaardigheid gaat niet zoo gemak kelijk verloren, tenzij elke oefening later geheel achterwege mocht blijven. Vooral is dit van toepas sing met de vaardigheid in het verbinden en vergelijken van voor stellingen, door waarneming ver kregen, en die het hoofddoel is, dat de lagere school tracht te be reiken. Elke man van wetenschap heeft in zijn studietijd een massa feiten geleerd, die hij later weer kwijt raakte; een verlies echter, dat hem volstrekt niet hindert, omdat hij toch elke dier bijzonder heden, zoodra hij haarnoodig heeft, op een hem bekende plaats kan terugvinden. Maar het werken met al die afzonderlijke gegevens heeft niet alleen zijn geest gevormd, maar bovenal hem een helder inzicht doen krijgen in het groote geheel, dat het onderwerp van zijn studie uitmaakt. Op beperkte schaal is dat met de leerlingen der volksschool ook zoo. Het hindert niet, dat tal van zaken, met welke zij vroeger be kend werden gemaakt, aan hun geheugen ontsnappen, mits de kennismaking maar gediend heeft om hun geestvermogens te ver sterken en hun begrippen te doen verkrijgen van zoodanigen omvang en inhoud, dat hun geestelijk en maatschappelijk lever, er door gebaat wordt. Daartoe moeten de verschillende voorstellingen, aan welke vakken van kennis ook ontleend, verwerkt worden, gelijk de spijzen door de daartoe bestemde organen. Voor dat verwerken is de leeftijd, vol gende op dien waarop de knapen gewoonlijk de lagere school ver laten, de meest geschikteeerst dan begint in den regel het ver stand, het vermogen om zelf te denken, zijn werking te doen ge voelen. Vóór dien tijd is de mensch nog te veel een geestelijke zuige ling: hij neemt op, met meerdere of mindere graagte, maar de actieve werking, die het verduwen van vaste kost noodig maakt, is nog niet te verwachten. En daarom achten wij de be denking, dat »zoo'n paar jaartjes" herhalingsonderwijs het verloren gaan van kennis niet zullen voor komen, van weinig waarde. Over de meest wenschelijke in richting is zeker het laatste woord nog niet gesproken. Menigeen is van oordeel, dat het, om belang stelling te wekken, meer bepaald gericht moet worden op de eischen des practischen levens, in verband ook zooveel mogelijk met het be roep der leerlingenhet gelijkt te veel op de gewone school, waar boven de knapen en meisjes van 14 en 15 jaar zich nu verheven zijn gaan achten. Misschien is er werkelijk aan de herhalingsschool veel te verbeterenook ons komt het voor, dat men aan het idee van »nogeens dunnetjes overdoen,' geen voedsel moet geven, en dat, waar jongelieden voor ongeveer gelijksoortige werkzaamheden op geleid, in voldoend getal bijeen komen, het ook zeer gewenscht is met hunne bijzondere behoeften rekening te houden. Maar dan moeten ook eerst de lui er zijn, en op de eene of andere wijze doen weten, wat zij meenen noodig te hebben. Als de herhalingsschool de belangheb benden in talrijke groepen trekt, zal zij zich ook wel beijveren om voor hen te worden, wat zij kan. Men verge evenwejpfniet besturen en onderwijzers, 'lpi proefnemingen te doen on. liefhebbers te lokkendat zou zi, de paarden achter den wagen spannen. Tegen Donderdag 22 dezer, te 11 uur, zijn de belasting-ontwerpen bij de Eerste Kamer aan de orde gesteld. Op last van den Minister van oor log, zal een detachement infanterie, on der bevel van den le luitenant de Graaff, DOOR MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE. 2) Plotseling brak de stiefmoeder het gesprek af, en trok hare dochter ter zijde„zie," zeide zij, „daar komt de dorpspredikant langs dien weg, laten we hier inslaan, ge weet, ik ontmoet hem niet gaarne." „Maar mamalief, waarom dan toch niet? Dominé Hester is een allervriendelijkst man. Als hij me wel eens tegen komt, maakt hij altijd een praatje, en gisteren heb ik ook zijne vrouw gezien, een zeer voorname oude dame, dat verzeker ik u." „'t Kan zijn, mijn kind, doch eerlijk gespro ken, ontmoet ik die beiden liever niet." „Staat uw tegenzin in verband met zijne verplaatsing naar dit dorp, mama," vroeg bet meisje nieuwsgierig. „Ik herinner me zeer goed, dat toen ik nog op de kostschool was, ik daaromtrent vreemde dingen gehoord heb hij moet toen met een dienstmeisje, eene catechisante van hem. maar 't is haast ongeloofelijk als men ziju leeftijd in aanmer king neemt." „Ja, mijn kind, die zaak ligt zeer in het duister, en werd erg geheim behandeld. Hij was toen pas kortelings gehuwd, en ontving schorsing van wege den kerkeraad der ge- meeute U..., welke plaats hij onmiddeiijk met der woon verliet. Langen tijd hoorde nie mand van hem, doch het gerucht wilde, dat hij ergens op de grenzen van 't Pruisische baden gebruikte en rust zocht voor zijn overprikkeld zenuwgestel. Hoe hij zich hier eenige maanden slechts geleden beroepen deed, weet ik niethet moet tijdens de afwe zigheid van den Heer Walther van Hoogondam gebeurd zijn, want ik geloof zeker, dat die hem anders wel geweerd zou hebben." „Hij trekt heel wat hoorders," „Kan het andershij spreekt zooals de boeren gepreekt willen hebben, die minder letten op de degelijkheid van het woord dan op hoogklinkende woorden zelf; ik zeg dit niet van allen, want er is een kern onder 't volk hier, wien zijn prediking niet zal kunnen voldoen, een kern van ware godvruchtigheid, zedelijkheid en liefde, die oom Frans wel wist te vinden en te waar- deeren toen hij voor een tiental jaren hier leefde en werkte." „Doch dat daargelaten, Adalief, want het heeft met mijn persoonlijk oordeel niets te maken, dat moet hij met ziju geweten uit maken, ik ontmoet hem liever niet, omdat zijn aanblik mij dingen herinnert, die ik liever vergeton wil. En wat zijne vrouw be treft, die ik ook vroeger gekend heb, wijl ze gezelschapsdame bij mijne onvergetelijke moeder was, haar mocht ik volstrekt niet lijden, noch zij mij. Van den aanvang af bestond er geen enkel punt van aansluiting tusschen ons, en toen ik haar goed leerde kennen was sympathie van mijne zijde on mogelijk. Doch, dit zijn zaken, Ada, mijn kind, waarmede ik uw jong hoofdje niet ver moeien wil; er zijn zooveel zaken in 't leven, die ons bedroeven kunnen, en als deze eens u persoonlijk raken, zult gij genoeg te dragen hebben aan uw eigen leedhet mijne heb ik gedragen en hoe meer de herinnering er aan dood bij mij is, hoe beter voor mijn tegenwoordig geluk. Eu welk een geluk! Ik wil het vasthouden met al de kracht, die in mij is, en genieten van uw bijzijn, mijn dochtertje, zooals 't me nog blijft. Doch wie weet hoe spoedig mijn vogeltje zich haar eigen nestje bouwt, en van ons trekt!" Het jonge meisje bloosde„Zal hij een man zijn als mijn vader," sprak ze zacht, „o, als ik daarvan zeker wa9, zou ik niet aarzelen, maar aan von Ellersleben het ant woord geven, dat hij al zoo lang van mij verwacht." „Gij zijt nu geen kind meer, Ada. Gij zelve, die hem nu sinds 't voorjaar kent, moet hem weten te beoordeelen. Ook zegt baron van Asperen, dat hij met zijn ouders bekend is en voor de soliditeit der familie durft instaan Ik moet eerlijk bekennen, dat ik er eerst wel wat tegen had, toen gij, bij Elizabeth logeerend, zijn kennis maaktet en er zoo opgewonden over waart, maar nu ik hem persoonlijk ontmoet heb, begrijp ik volkomen, dat die man u aantrekt. Hij heeft iets onbeschrijfelijks in geheel zijn persoon lijkheid, dat hem invloed geven moet, hoewel ik me nauwelijks verklaren kan wat dat is. Of het in zijn oogen, of in zijn stem ligt, ik weet het niet, maar dat gij, lieve, er vatbaar voor zijt, begrijp ik zeer goed- Daarbij gaf barou van Asperen ons de beste informaties, en ja het is wel jammer, dat hij wegens de drukte der zaak zoo weinig iu Holland kan zijn, en gij dus elkander zeldzaam zult kunnen zien maar corres pondentie komt daarin veel ter hulp, en het spreekwoord zegt, dat men elkaar in het engagement toch eigenlijk niet kennen leert. Ik weet dus waarlijk niet, beste, wat ik u raden moet, gij moet zelve oordeelen. Bemint ge hem genoeg om geheel uw volgend leven in lief en leed samen te gaan, volg dan de inspraak van uw hart; schrikt u dit denkbeeld af, kom er dan openhartig I voor uit, en zie er van af eer het te laat is bedenk, dat zulk weifelen zelfs bij eene vrouw lafheid verraadt, en hoe kan een eerlijk man een lafhartige vrouw achten?" „O, mama, indien ik uw kracht had, maar ik schroom hem verdriet te doen, hij is zoo goed, zoo liefdevol „Er zijn meerder mannen, die dat met hem gemeen hebben." „Wie waarborgt mij" ze brak af, „neen," zeide ze na een wijle, „ik wil 't niot uit spreken. Hij is goed en bemint mij harts tochtelijk. Ik voel het in iederen druk zijner hand, ik lees het in iederen blik van zijn oog, dat mij volgde waarheen ik ging. Als hij nu hier was, zou ik onvermijdelijk ja moeten zeggen, en toch toch bekruipt me, als ik aan dat antwoord denk, een gevoel, een nameloos verlangen naar iets, dat zeker buiten mijn bereik ligt. Ik had mij, u zult me uitlachen, mama, een gansch ander ideaal gevormd, zelfs van het uiterlijk wezen, van den man mijner keuze. Geleek hij meer op papa, of wel op oom Frans, die beiden waren steeds voor mijn meisjesdroomen het puik van mannelijk schoon en toen ik dit eens aan Elizabeth opbiechtte, schaterde ze van pret en zeide, dat het dan juist goed zou gaan, omdat hij anders was dan ik me ooit had gedacht. Ik wenschte haast mama, dat hij Elizabeth verkozen had in plaats van mij; haar prettige, vroolijke levensopvatting laat haar van alles de lichtzijde zien, en ik

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1892 | | pagina 1