NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT ek GELDERLAND
ONDER 'T OORDEEL.
No. 85.
Zaterdag 22 October 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
ONTEVREDENHEID.
F euilleton.
AMERS
E COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per S maanden 1Franco per post door het geher.le Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent..
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag m Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Uit de omstandigheid, dat in
de oudste letterkunde van tal van
nog bestaande of reeds onderge
gane volken, in allerlei vormen,
aansporingen en opwekkingen
voorkomen, zooals wij heden niet
van plan zijn te geven, kan ge-
reedelijk worden afgeleid, dat on
voldaanheid over den toestand,
waarin men verkeert, een natuur
lijke eigenschap is van ons ge
slacht. Van dit feit maakt de
verstandige waarnemer der zede
lijke verschijnselen zich niet af,
door het eenvoudig als een gebrek
aan te merken, dat we moeten
trachten te overwinnen zoo
veel mogelijk.
Als redelijk wezen denkt de
mensch na over hetgeen hij is en
zou kunnen zijn, als zekere om
standigheden anders waren. Hij
vergelijkt zijn toestand met dien
van anderen, en tracht te weten
te komen, welke de oorzaken zijn
van dat verschilzoo liet in zijn
nadeel is, zou hij ze gaarne wil
len wegnemen, als het kon.
Begaafd als we zijn, met het
vermogen om voorstellingen te
maken van hetgeen niet in wer
kelijkheid aanwezig is, bouwt onze
fantaisie een andere wereld dan
die, waarin we verkeeren, en ver
binden we met dien geestesarbeid
de gedachte aan een verwezen
lijking van hetgeen ons als een
ideaal is verschenen.
Wel verre van dat niet voldaan
zijn te beschouwen als een gebrek
in ons moreel organisme, als
een vijand dus, dien we ten onder
moeten brengen, hebben we
niet veel moeite om tot de over
tuiging te komen, dat zonder deze
eigenschap er van vooruitgang op
eenig gebied nooit sprake zou
kunnen wezen. Meer bezit, betere
levensvoorwaarden, ze zijn ten
allen tijde de drijfkracht geweest
tot eiken arbeid. Moge op het
allerlaagste beschavingspeil de
bevrediging van oogenblikkelijke
behoeften het eenig doelwit zijn,
zoodat bijv. sommige Negers tot
geen werken meer te krijgen zijn
zoodra zij genoeg hebben om de
maag te vullen, zoodra een
schrede is gezet in de voorwaart-
sche richting, en door vergelijking
voorstellingen van iets beters zijn
verkregen, worden de krachten
ingespannen om dat betere te be
reiken.
En we behoeven niet te zeggen,
dat het gelukkig zoo isipder be
grijpt dat. Konden we ons een
toestand denken, waarin niets
meer te wenschen overblijft, alle
begeerten zijn vervuld, aan alle
verlangens is voldaan, dan zouden
we tevens daaraan het denkbeeld
van iets onbeschrijfelijk treurigs
moeten verbinden. Niemand zie
de kalme rust, die zulk een ab
solute bevrediging zou moeten
geven, voor iets levenwekkends
aanzij ware met iets, te verge
lijken, dan met volkomen stilstand,
met ontbinding en ineenzakking.
Dan alleen is de mensch, wat hij
zijn kan, als hij een doel heeft
na te jagen, zich moeite moet
geven, zijn krachten moet richten
op iets dat hij bereiken wil. Is
hij daar aangekomen, dan is de
bevrediging van het welslagen
slechts tijdelijk, want verderop
ligt weer een ander doel, dat hij
meent wel te kunnen naderen.
Voorwaarts dus, met nieuwen
moed
Op het gebied van den geest
zullen de meesten wel erkennen,
dat het bestaan der hier geschet
ste ontevredenheid een zegen is.
En zelfs, wanneer op zichzelf
minder aanbevelenswaardige hoe
danigheden in het spel komen,
zooals ijdelheid en heerschzucht,
dan nog zal men gevoelen, dat in
ieder geval de vruchten van het
krachtsbetoon des eenen, welke
drijfveeren hem ook aanzetten, zeer
velen, soms het geheele volk waar
toe hij behoort, ten goede komen.
Voorbeelden hebben we niet te
noemen: onze geheele beschavings
geschiedenis levert er een aaneen
schakeling van.
Anders is het oordeel, wanneer
de grondslag der onvoldaanheid
ligt in overwegingen van bloot
stoflelijken aard. Licht is men
geneigd tot afkeuring, wanneer
personen, die hun uitwendige om
standigheden zoeken te verbeteren,
daartoe de middelen aanwenden,
welke zij dienstig achten.
Is dat geen meten met twee
maten
rekening houdt
eigen krachten en deze met
Om billijk te zijn moet men wel
onderscheiden. In de eerste plaats
mag wel de vraag worden gesteld
of de bron, waaruit de ontevre
denheid voortkomt, zuiver is. Er
bestaat een mannelijke, fiere on
voldaanheid, die
met
beleid wil aanwenden tot vermeer
dering van welvaart: maar dj>r
zal nooit aanleiding gever
grimmige, hatelijke, nooi'
vredigen misnoegen, dat
matige wijze wordt aangi
en onderhouden, hetwelk
en dan in de maatschappij zien
optreden, en van welker hervor-
vormende kracht nooit eenig be
wijs is aanschouwd. Wie inder
daad vooruit wil, moet den te
bewandelen weg kennen, moet
weten of de omstandigheden hem
vergunnen met zekeren spoed te
vorderen, moet er niet naar be
hoeven te gissen of hij, daar aan
komende, ook misschien in min
der goede conditie zou kunnen
geraken.
De ontevredenen, wien het
slechts te doen is om propaganda
te maken voor hetgeen zij »hun
richting" noemen, schoon het on
mogelijk is die te bepalen omdat
men vergeten heeft er zich een
zuiver, in heldere bewoordingen
uit te drukken denkbeeld van te
vormen, kunnen geen practisch
resultaat bereiken, omdat zij zich
geen rekenschap geven van het
geen zij verlangen en niet vragen
of het kan geschieden. Zij ver
gelijken zeer oppervlakkig, ver
schillende toestanden, constateeren
natuurlijk ongelijkheid en zeggen
dan eenvoudig, dat deze behoort
te worden opgeheven. Zoolang dit
niet is geschied, blijven zij onte
vreden en verklaren zij zelfs den
oorlog aan degenen, die niet met
hen van meening zijn, dat het b°
ter ware, alles onderstbo- 0
werpen dan nog Jane^
TVne-v
ten in to^tand
houdbaa1' f<
gingen tegen de bestaande orde
worden beantwoord met een hard
nekkig vasthouden aan onge-
wenschte regelingen, en zoo wordt
de klove, die aanvankelijk licht te
dempen ware geweest, peilloos
diep. Maar; dan kan er ook van
onderling overleg, van toenade
ring, van eerbiediging en bevor
dering van wederzijdsche belan
gen. geen sprake zijn.
Er zijn zoogenaamde politieke
leiders, die, begeerig een in het
oog vallende rol te spelen in staat
of gemeente, van die ontevreden
heid een speculatie-artikel maken.
Met donker getinte schilderingen
van hetgeen bestaat, met totale
miskenning van wat reeds buiten
hen en geheel tegen hun zin is
gedaan om tot het betere te ko
men, met gebruikmaking van
in raadselachtige woorden gehulde
economische beginselen, waarvan
de juistheid nog nooit door eenige
practische toepassing werd beves
tigd, scharen zij om zichoheen een
zeker aantal personi met een paai',
een heilstaat voors-"" «"i \n\" MK
welks mogejijkheid
mir>«'
i.
b
ererKe..
.fïienschen hoe langer
eSchikter te maken voor
uir/faak, en steeds minder ge-
fieigd tot samenwerking met an
deren. Er wordt haat gekweekt
en wantrouwen gezaaid. Bedrei
naar
dan is
moeielijk.
dook
MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE.
13. Zijne moeder, eene ernstige vrouw,
die door ware maar onnadenkenden
christelijken zin geleid, haar zoon voor
het leeraarsambt bestemde, had niet ge
rekend met den aanleg en de gezindheid
van haar eenigste, maar hem van af
dat bij denken kon verachting voor iede-
ren anderen stand dan alleen den gees
telijken geleerd. Het was onnadenkend
en de straf kon niet uitblijven. Zijne
moeder was een geboren Hollandsche,
opgevoed door strengrechtzinnige ouders,
doorkneed in al de begrippen van dog
ma's haar zoon werd onder haar lei
ding haar evenbeeld. Doch wat bij de
moeder door een trouwe plichtsbetrach
ting en aanhoudend gebed werd veredeld
en gesterkt, werd bij den zoon een dek
mantel.
Toen beide zijn ouders kort na elkan
der stierven, en de vader hem weinig
naliet, daar de zaak gefailleerd en van
de hand gedaan was, had de moeder het
bewustzijn, dat de toekomst van haar
zoon desondanks door haar trouwe lei
ding gewaarborgd was immers toen hij
na voleindigde studie aan de academie te
Leiden, waar hij door haar bemiddeling
geieefd had, een beroep ontving naar G.
toen had ze dankbaar uitgeroepen: i>nu
is mijn taak hier beneden volbracht I"
Het was goed, dat de ernstige vrouw
niet alles wist wat haar zoon, de bestemde
predikant in die dagen doorleefde, haar
hart zou gebroken zijn.
Hij echter nam zijn eerste beroep aan,
en deed in de gemeente wat hij doen
moest. Zijn prediking echter was reeds
van den aanvang af streng, koud en af
schrikkend. Ze bleef het gedurende de
vele jaren die volgdeo, waarin hij zijn
ambt als een geldwinning beschouwde
en het ontwijdde door handelingen die
dan door te strenger prediking beman
teld werden.
Eerst na zijn huwelijk, wekte hij bij
sommigen meer vertrouwen, en toen hij
alhier in de gemeente optrad en het uit
sprak, dat hij bij ervaring de zwakheid
kende van liet menschelijk hart, maar
ook het berouw, dat zulk een zwakheid
volgt, en tevens 't wederopstaan en tot
den Vader gaan toen had hij velen
op zijn hand, want wie was geheel vrij
van zwakheid?
Langzamerhand echter waren zijn
preeken weer ietwat gewjjzigd, en de
boeren, die meesttijds wel weten te on
derscheiden, zeiden dat de i's dubbele
punten kregen, en dat dominé duifde.
Aldus waren de stemmingen in het
dorp; bij den aanvang van ons verhaal;
en deze rust ging den storm vooraf.
Ook op het landhuis was liet zeer rus
tig geworden.
De familie Vernande was naar U... te
ruggekeerd, waar weldra een vroolijk
paartje door velen werd gelukgewenscht
de burgemeester was op reis gegaan, en
zijn vriend Van Burgstede vergezelde
hem. Zij waien vertrokken eer de ver
loofden in de stad kwamen, tot groole
teleurstelling van Ada.
In het laatste huis van het dorp zit
Sara. Peinzend waren hare blauwe oogen
naar de lucht geslagen, als verwachtte
ze van daar haar bevrijderuur op uur
zat ze daar, dag in dag uitde handen
werkeloos in haar schoot gevouwen, of
zenuwachtig den vingerring rond den
vinger draaiend, terwijl haar lippen soms
als onwillekeurig fluisterden ïGuido,
kom bij mij en uw zoon. Guido, kom I"
Slechts het kind was instaat haar tot
liet weikelijk leven terug te roepen. Als
het flauw geschrei haar oor bereikte dan
ijlde zij er heen, nam liet iu hare armen
en was moeder. O, hoe kon ze dei
kleine wiegen en koesteren, warmen aan
haar voile borst. Het moeder zijn gaf
haar uren van weelde, heldere oogen-
blikken waarin de nacht van waanzin
van haar week en zij genieten mocht.
Neen, ongeneeslijk kon de kwaal niet
zijn, waar aldus de natuur haar soms
voor oogenblikkeu wijken deed.
Een enkele rnaal op verzoek van Van
Burgstede had dokter Vernande haar be
zocht en haar moed ingesproken. Het
scheen als luisterde ze naar zjjne woor
den, maar toen hij weder weg was, was
ook het levensvleugje weer gebluscht.
Ook Walther liet zich op Van Burg-
stede's verzoek een weinig aan dit be
proefd gezin gelegen liggen hij was
er een welkom bezoeker.
Doch voor hem was Sara in den eers
ten tijd meer gesloten dap voor diens
vriend en menigmaal verliet hij liet
huis zonder iets voor haur gedaan le
kunnen hebben. Echter nam hij zich
voor het grensdorpje eens te bezoeken
en onderzoek naar der. bewuste Vod
Rhoden te doen.
Op zekeren morgen, lang na liet ver
trek der vrienden, waren de blinde, en
zijne vrouw overeengekomen eens naar
de stad te gaan, ten einde nogmaals
den raad van den kundigen geneesheer
over de arme vrouv
zwaren er legen ma.
zich en haar kind t
zetten en reed ir
heen. Toen ze v
huis stilhielden, g
open en Ada nu
naar buiten. Ann i
na een korten groet
over de jonge vrouw
verandering gekomen d
heid van zooeven wisselde
kerrood afde handen, dit i.
hielden sidderden, en nauwelijks baa -A.
de voeten uit het rijtuig of inplaats vun
binnen te gaan, ijlde ze de straal in,
keek rechts en links, doch die ze zocht
was er niet meer en een doffe kreet
ontsnapte haar. Wankelend trad ze terug,
liet zich gewillig leiden en bevond zich
weldra tegenover den dokter.
Met groote nauwkeurigheid ondervroeg
Vernande zijn patiënte sprak rnet de
pleegouders, en verzocht hen het rijtuig
over een uurtje terug te laten komen
en bij hem een kop koffie te gebruiken,
nik heb dan beter de gelegenheid haar
een poosje gade te slaan," zeide hjj, en
hij ging ze voor in de huiskamer. «Waar
is Ada," vroeg hij aan zijne vrouw.
Wordt vorvolfd.)