NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
ONDER 'T OORDEEL.
l\o. 6.
Zaterdag 21 Januari 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
W erklieden-verzekering.
BINNENLAND.
Feuilleton.
HE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gehee.le Bijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Aan het slot van zijn geschrift
over dit onderwerp, dezer dagen
verschenen, geeft de Leidsche
Hoogleeraar Mr. H. B. Greven in
overweging, aan een staatscom
missie het onderzoek op te dragen
van de vraag, of verplichte ver
zekering der werklieden hier te
lande behoort te worden ingevoerd,
en zoo ja, op welke wijze dit het
meest geleidelijk kan geschieden.
x>Wanneer de gegevens voor een
deugdelijke regeling nog ontbreken
mochten, of aanvulling noodig
hebben, dan is er door den invloed
van zulk een commissie de meeste
kans, dat zij spoedig worden ver
strekt."
De schrijver zelf heeft zich aan
een bepaald voorstel Lot oplossing
van dit vraagstuk niet gewaagd.
Een poging daartoe noemt hij
^misschien" voorbarig, ook omdat
wij ep dit oogenblik nog niet in het
bezit zijn van de gegevens, welke
vereischt worden om zelfs de kos
ten der verzekering tegen onge
lukken, die wel het eerst aan de
orde zal komen, eenigszins te
begrooten.
De brochure heeft dan ook voor
namelijk ten doel, een overzicht
te geven van de regelingen, die
in andere landen zijn vastgesteld,
en is daardoor van groote waarde
voor de kennis van het even be
langrijk als ingewikkeld vraagstuk.
Ook wordt in het eerste gedeelte
vermeld, welke pogingen van par
ticuliere zijde zijn aangewend, om
tegemoet te komen aan het be-
J) Over Staatszorg betreffende de verzekering
van werklieden, door Mr. H. B. Greven. No 6.
der Geschriften over Sociale vragen, uitgegeven
van wege de Liberale Unie. NijmegenH. C. A.
Thieme. Prijs 10 cents.
zwaar, dat werklieden, door inva
liditeit of ongeval buiten staat
geraakt in hun onderhoud te voor
zien, armlastig worden.
Wat op dit gebied gedaan is,
voldoet niet aan bescheideneischen,
ook omdat er de algemeenheid
aan ontbreekt. Tal van onderne
mers hebben aan hun inrichtingen
hulpkassen verbonden, tot uit-
van loon in geval van
ziekte of ongeluk, maar uit den
aard der zaak zijn het alleen de
groote bedrijven, die een fonds
kunnen oprichten hetwelk vol
doende levensvatbaarheid bezit.
En deze instellingen hebben nog
het nadeel, dat de werkman, als
hij zijn patroon verlaat, alle aan
spraken voor de toekomst verliest
hoogstens kan hem dan uitkeering
gedaan worden van dat gedeelte
der premies, hetwelk op zijn loon
is ingehouden, vermeerderd met
de interest. Zoolang niet alle werl
gevers verbonden zijn om op ge
lijke wijze en naar denzelfden
maatstaf te handelen, blijft de kans
groot, dat velen zullen zijn uit
gesloten wien niet het voorrecht
is ten deel gevallen, in dienst te
zijn van een werkgever, die zich
dit belang heeft aangetrokken.
Het is niet waarschijnlijk, dat
zulks vrijwillig zal
»de Nederiandsche
bond," zegt prof. Greven, rrwiens
streven het zou zijn, door samen
werking van patroons en werk
lieden verzekering reeds op jeug
digen leeftijd te bevorderen, waar
door de premiën laag zouden blij
ven,een vereeniging, onder in vloed
Tot bevordering
gedaald.
vrijwillige verzekering tegen
gelukken is
geschieden
Werkgevers-
rijke begunstiging geboren, en met
groote warmte ondersteund, schijnt
geheel te zijn ingeslapen, indien
zij met onbemerkt is ten grave
der
on-
in dit jaar (1892) door
de zorgen der vereeniging tot
voorkoming van ongelukken in
fabrieken en werkplaatsen, en van
het Nederlandsch werkliedenfonds
een vennootschap opgericht, welke
de overschotten der administratie
bijna geheel (voor 85%) ten bate
der deelnemers doet komen, en
aldus de toetreding zoo weinig
kostbaar mogelijk maakt. Niemand
zou er zich meer over verheugen
dan schrijver dezes, wanneer deze
maatschappij tot zoodanigen bloei
geraakte, dat daaraan een afdoend
argument tegen het opleggen eener
verplichting tot verzekering kon
worden ontleend, maar ik vrees
maar al te zeer, dat ook hier te
lande de meeste ondernemers niet
tot deelneming zuilen bereid ge
vonden worden, ten minste niet
voor een zoodanig bedrag, dat bij
geheele ongeschiktheid tot arbei
den voldoende, levensonderhoud
waarborgt."
Staatsbemoeiing, in den vorm
van het opleggen eener wettelijke
verplichting, schijnt dusheteenig
middel te zijn om te komen tot
een toestand, waarin de werkman
gevrijwaard is tegen broodsgebrek
ten gevolge van ongeval, ziekte
of ouderdom. Dat beteekent niet
hetzelfde als staatshulp. Van deze
is ook prof. Greven geen voor
stander; alleen geeft hij enkele
gevallen op, waarin zij niet slechts
te verdedigen, maar zelfs onver
mijdelijk zou zijn. Vooreerst, wan
neer door of voor den invalide
slechts fgedurende korten tijd de
premie zou zijn gestort, zoodat
het bedrag, waarop hij recht heeft,
niet toereikend is om hem een
schamel onderhoud te verschaf
fen ten tweede acht hij het ge-
wenscht, dat voor de nijverheid
de moeielijkheid van den overgang
worde verzacht door betaling uit
de staatskas gedurende de eerste
jaren van een afnemend percen
tage der vereischte bijdragen ten
derde zal het noodig zijn hulp van
overheidswege te bieden om ook
de thans reeds oudere werklieden
in het genot van de voordeelen
der verzekering te stellen. Maar
het binnen een niet te ruim tijds
verloop te bereiken einddoel moet
zijn, dat de nijverheid zelve de
kosten der verzekering draagt, en
het Staatsgezag alleen optreedt
om de wettelijke verplichting te
handhaven en toezicht op de uit
voering uit te oefenen.
Zal de druk, daardoor op de
verschillende bedrijven gelegd, niet
te zwaar zijn
Juist de algemeenheid g
recht op een ontkennende beant
woording dezer vraag. Men krijgt
dan, uitgaande van de onder
stelling dat de stand der loonen
dèn eisch niet zou wettigen, dat
de premies door de werklieden
worden betaald, eenvoudig een
gelijkmatige verhooging van de
productiekosten, en deze wordt
gevonden door een stijging van
de prijzen, zoodat in werkelijkheid
diegenen aan de verzekeringskas
het meeste bijdragen, die van de
arbeidsproducten het ruimste ge
bruik maken. Van de vorderingen
der groot- industrie en van de
vrije concurrentie erkennen en
genieten we de voordeelen, maar
de nadeelen komen ten laste der
arbeiders; het is dus niets meer
dan billijk dat we, in evenredig
heid met onzen welstand naar
welken het verbruik der produc
ten zich regelt, het onze doen om
die nadeelen zooveel mogelijk te
verzachten.
Met de erkenning van dit be
ginsel zijn evenwel de moeielijk-
heden eener goede regeling geens
zins uit den weg geruimdmen
behoeft, slechts met eenige aan
dacht het geschrift van prof. Greven
te lezen, het zij ons geoorloofd
met eenigen drang daartoe op te
wekken, om overtuigd te wor
den dat ook hij ze niet gering
acht. Doch waar het een zoo
overwegend belang geldt, is het
plicht, zich door die bezwaren
niet te laten afschrikken. En al
zal een bruikbaar stelsel van werk
lieden-verzekering de armoede
niet doen verdwijnen, al val
len, om met de woorden van den
hoogleeraar te eindigen, niet allen
binnen het bereik dezer verbete
ring, »al blijft naast haar een
doelmatig ingerichte armenzorg
onmisbaar, zij kan toch de druk
kende zorg voor de toekomst voor
velen verzachten, velen zelfstan
dig doen blijven, die anders den
steun van de bedeeling niet zou
den hebben kunnen missen. Kan
zij dat bereiken, dan is zij daar
om alleen onze aandacht ten volle
waard."
De heer A. J. Krieger, concessionares van
een aan te leggen lokaalspoorweg Ede-Lunteren-
Barneveld-Nijkerk, heelt zich bereid verklaard
de concessie aan de betrokken gemeenten over
te doen, die dan zullen trachten behalve pro
vinciale, ook Rijksubsidie te krijgen.
Binnenkort zal in den Raad der gemeente
Ede het vooi-stel, om verlenging te vragen van
concessie (die met 1 Mei a. s. eindigt) worden
ter tafel gebracht.
DOOK
MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE.
38).
De man die haar bemind had was her
haaldelijk bij haar geweest, hij had het
wel geweten, hoe de arme met het
wreede noodlot te verzoenen en zelf den
schijn tegenover haar te behouden, als
leed bij als zij. Het liefhebbend, zich zelf
vergetend vrouwenhart had deze nieuwe
krenking niet gevoeld; ze had niet ge-
viaagd of zij zelve allereerst het recht
had in de plaats dier andere bij hem te
zijn, indien hij maar bij haar was dan
was het goed en ze kon alles vergeten
en het oordeel der buitenwereld tarten.
Doch wanneer hij niet kwam wan
neer die andere hem aan haar vermocht
ontrouw te maken, hem, de vader van
haar kind waartoe zou ze dan niet
in staat zijnl
Ze had hem geschreven dat ze hem
wachtte; ze had hem weder geschreven,
en daareven het antwoord ontvangen
dat hij niet komen kon, dat dringende
zaken hem terughielden, maar morgen. -
vNeeri heden wil, heden moet ik hem
zien!" riep de jonge vrouw. «Deze een
zaamheid werkt doodend, ik zou opnieuw
het verstand verliezen. Ik moet naai hem
toe, hem dwingen dat hij thans kieze
lusschen haar en mij! Geef me mijn
kleed Mina, mijn hoed en handschoenen
Ik ga alleen, zorg goed voor mijn kind."
In aller haast werd een rijtuig ont
boden, en toen Saia met haar eenvoudig
toilet gereed was, ging ze naar beneden
en gaf den koetsier de aanwijzing waar
haar te brengen.
In de huiskamer van de familie Von
Ellersleben bevond zich de gelukkige
jonge moeder. Niettegenstaande de koude
voorbij is; brand er toch vuur in den
haard, waut voor het kleine, teedere
wezen, dat thans onder het hemelsblauw
gordijn der kamerwieg sluimert, ware
bet anders ligt te kil in de groote
ruime kamer.
Op het gelaat der joDge vrouw ligt
de terugkeerende blos der gezondheid
ze glimlacht, als ze luistert naar de
zachte ademhaling van haar lieveling, ze
glimlacht als ze zich over hem buigt en
zacht het weeke voorhoofdje kust. O,
heilige lach der moeder bij het eerst
genot der moederweelde. Sluit vrij uw
kind, schoonst geschenk des hemels, in
de armen de aaide ,die de kleine
voeten dragen moet, is vaak zoo koud
en kil. Het moedeihart is de heilige
haven waar immer troost en hulp te
vinden is.
Ze is alleen, de jonge vrouw. Sedert
de geboorte van haar Siegfiied is Bert-
hold minder dan ooit tehuis. Men fluis
tert, dat hij andere connecties heeft aan
geknoopt, dat eene jonge; beeldschoone
vrouw, avond op avond naar hem wacht
en dat hij haar nimmer teleurstelt; dat
een kind, een kleine jongen, speelt op
zijn knieën, en dat de vrouw naast hem
staat en hem en het kind belangstel
lend gadeslaat.
Maar het jonge vrouwtje bij de wieg
hoort die booze inblazingen niet; haar
weelde is' te groot dan dat zij het oor
zou kunnen leenen aan betichting van
den vader; en hoewel deze steeds min
der tehuis is en avond op avond haar
alleen vindt, geniet ze dubbel van het
bijzijn van haar kind en verwijt het
nooit aan haar echtgenoot, dat hij haar
vaak uren lang naar hem wachten doet.
Heden echter is het alsof er een blijde
zonnestraal in haar hart is gevallen. ,Ze
heelt daareven een bericht ontvangen,
dat haar oom en voogd met zijn vriend
haar bezoeken zal. Dat is een bericht,
wel in staat haar blijde en gelukkig te
maken. Hij zal haar kind bewonderen;
hij zal zich van haar moederlijk geluk
overluigen I
Hoor, daar nadert reeds een rijtuig dat
de gasten tot haar voeren zal! Waarom
moest juist heden haar echtgenoot afwe
zig zijn!
Het rijtuig houdt voor de woning stil.
De bel klinkt. Ada hoort hoe de voordeur
geopend wordt: ze verneemt eene vrou
wenstem zou Adelheid mede gekomen
zijn? Ze waaht, ze luistert. De kamer
deur gaat open en op den drempel staat
eene in het zwart gekleede, haar onbe
kende vrouw.
Ze aarzelt. Het is haar, als heeft ze
dat gelaat toch nog wel eens gezien,
rnaar waar?
De vreemde verhindert haar lang daar
over te denken. vlk wilde mijnheer Von
Ellersleben spreken; uw bediende zeide
me dat ik dien hier zou vinden sprak
ze afgebroken.
i>MijD man is niet te huis."
>Uw man?"
»Ja, ik ben mevrouw Von Ellersleben
hebt gij mijn echtgenoot mogelijk te
spreken en kan ik de boodschap over
brengen? Maar ga eerst zitten, ge schijnt
onsteld, kan ik iets voor u doen?"
vGij?"
»0 zeker, volgaarne. Zal ik u een
glas wijn halen, of begeei t ge iets anders
vO, neen, dank of ja, een glas
wijn, als het niet te veel moeite is
»0 zeker niet. Wacht een oogenblik,
ik ben dadelijk weder bij u." En Ada
verliet het vertrek.
De vreemde zag lang daarin rond; de
weelde rondom haar, de prachtige schil
derijen en sierlijke bloemvazen, het be
nauwde haar bijkans. Ze nam een stoel,
ging zitten, stond weder op, en liep heen
en weer.
Daar bespeurt ze het wiegje van het
kind, van zijn kindl Ze vliegt er op af
en buigt er zich over. Zijn kind, een
zoon als die andere, die
vHier is wijn," spreekt Ada binnentre
dend. sHebt ge rnijn jongen gezien, eer.
beeldig ventje, niet waar?" Vol moeder-
trotscb zag ze naar het kind.
vis het de zoon van Von Ellers
leben?"
vNatuurlijk, maar wat vraagt ge dat
vreemd. Er is mijn echtgenoot toch niets
overkomen
De vreemde dame schudde het hoofd.
»Hebl ge ook kinderen?" ging Ada
voort. Ze wist bijkans niet waarom,
maar tegenover deze vreemde vrouw
gevoelde zij zich schier meisjesachtig
beschroomd.
Wordt vervolgd).