NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. ONDER 'T OORDEEL. INo. 11. Woensdag 8 Februari 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. VLINDERS. BINNENLAND. F euilleton. AMERSFOORT HE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Er schijnt lood in de lucht te zitten. De menschen gaan gebukt onder iets, onder iets dat zwaar neerdiukt; wat dat iets eigenlijk is weel men niet, en om dat men het niet weet, noemt men hel maar anoodlot", een woord dat toch eigenlijk niets beteekent. Pessimisten bij de vleet, de een meer, de ander wat minder, maar allen hebben er toch iets van beet. De hartelijke, gulle lach, wij hooren hem op zijn hoogst nog bij kin deren, die het onbezorgde leven genieten. Dat teeken van frisch leven en tintelen den levensgloed is zeldzaam. De lach brengt een blos van schaamte op de kaken bij hem of haar, die zich vergeet en voor een oogenblik vergalloppeert. Waarom? Omdat pessimist te zijn de mode is van onzen tijd. Algemeen heerschi de neiging om de zaken van de donkerste zijde te beschouwen. Op het gebied dei staathuishoudkunde komt bet pessimisme met de stelling van Malthus, dat de toeneming der bevolking met die det voedingsmiddelen geen gelijken tred houdt. Dat win vertelt ons, dat in den strijd om het bestaan de sterkere de overhand be houdt. Stemt dit niet tot pessimistische gedachten, vraagt men. Twijfel aan de waarde des levens is algemeen. Schopen hauer, de vader van het pessimisme, komt bij zijne beschouwing van den toe stand van dit ondermaansche tot de slot som, dat het heelal met zijne werelden en zonnen een mislukt proefstuk is van eene donkere onverklaarbare macht, welke men niet in overeenstemming kan bren gen met de gewone voorstelling van een liefderijken God. Schopenhauer vond het dan ook maar het beste, om den onder gang van het menschelijk geslacht een beetje te helpen verhaasten door niet te trouwen en desnoods door zelfmoord te plegen. Opmerkelijk echter is het, dat hij geen volger was van zijn eigen leer voor zichzelf vond hij het toch maar beter om wel te trouwen, en om zoo maar dit leven vaarwel te zeggen, 'daar had hij ook volstrekt geen idee in. Wat maakt pessimisten? Een zwart gallig temperament, treurige levenserva ringen, ingebeelde ellende; de omgang met lieden, die iemand zoolang aan de ooren malen over het ellendige der te genwoordige maatschappelijke toestanden, tot ze hem zoover brengen, dat hij alles gelooft, als hel maar niet in den bybel staat. Pessimisten worden zij, die diep in schulden zitten en er niet af kunnen komen. En als het iemand, vaak door eigen schuld of domheid, slecht gaat, dan moet ook de heele wereld slecht zijn. Dan deugt in zijn oog niets meer. De Staat is ellendig en deugt volstrekt niet, de regeering begaat niets dan misslagen, enz. Zoodoende verbittert men zich het leven, en verbeeldt zich nog wel het el lendigste schepsel te zijn. Tegenover an deren worden dezulken onhandelbaar, wrevelig, vervelend en onverschillig, te genover superieuren lastig, en zij zouden op eigen gezag wel den staat willen om verwerpen. Men vergeet, dat voor een groot deel ieder de bewerker van zijn eigen geluk moet zijn, en dat, als wij het tegendeel van gelukkig zijn, de oor zaak daarvan niet zoover van ons af te zoeken is. Veelal zal liet blijken, dat de schuld in ons zei.er. ligt. M-anr ir. zoo'n geval zijn wij blind, en noemen liever het geluk blind, behalve wanneer het bij ons komt. Die nog niet eens een eigen huishouden weten te regelen, willen mee praten over politiek, willen mee regee- i en, willen den slaat goede voorschriften geven. Overal en altijd in de oppositie, omdat nu eenmaal niets hun goedkeuring kan wegdragen, omdat toch alles beroerd is." »Schud het stof vaD uw pantoffels en ga been 1" zouden wij kunnen zeggen, maar dat doen ze ook zoo licht niet. Zij zien heel goed in, dat het nergens een luilekkerland is, dat nergens de ge braden vogels je zoo maar in den mond vliegen, maar dat er overal gewerkt moet worden. Maar zijn de maatschappelijke toestan den dan zoo rooskleurig? Moeten en kunnen wij dan optimisten zijn Ik ben er ver van af dat te beweren, Ik geloof, dat het het beste is ook hier den gulden middenweg te bewandelen. Wat helpt het of wij al klagen en zuchten en daarbij de handen in den schoot leggen dat maakt het nog veel erger en ons leven wordt er door vergald. nOra et labors" is zoo'n mooie spreuk, die moe ten wij in praktijk brengen, en vooral ook niet het labora vergeten. Waarom den mensch altijd van zijn zwartste zijde bekeken, waarom alleen den nadruk ge legd op het duistere en slechte, dat in hem is? Wijs hem ook op het goede en schoone, wat in hem gelegd is, en zonder twijfel zult gij verder komen. Laten wij de aarde niet verlagen tot een reusachtig kerkhof, waar niet slechts rnenschenbeendereu maar ook menschen- werken, goede en booze, inenschenliefde en menschenhaat, strijd en overwinning, hoop en verwachting, vreugde en mis daad, vertwijfeling en vrede in een hui- veringwekkenden chaos bij elkander lig gen. Vergeten wij de uren van geluk niet, al zijn wij het eens over de onze kerheid en korten duur van dat geluk. De schoonheid der natuur, het geluk aan den huiselyken haard, de beschouwing van al wat goed, edel en schoon is, dat alles kan ons niet onverschillig laten, maar wekt ons innig welbehagen, stemt ons tevreden en gelukkig. Mij dunkt, dooi dat al kan iemand gelukkig zijn, zonder nog met Marcus Aurelius te zeg gen »wij zullen met een vroolijk gemoed den dood verwachten." Overdreven opti misme is 2eker ook niet goed. Dan zou het schijnen of wij in een gevangenis een voordiacht houden over de genoegens des levens, en voor ongelukkigen preeken, dat het geheel en al eigen schuld is, wanneer zij ongelukkig zijn. Als het grimmig guur weer is en de omgeving dor en kaal, dan kunnen wij ons niet verbeelden onder de blauwe hemel van Italië te zijn; iemand, die zijn vrijheid mist, weet niets van het genot der vrij heid, en een uitgeputte van hitte en dorst versmachtende reiziger kan zich moeilijk verbeelden, dat hij zich aan een heerlijke bron verfrischt of onder het lommer ligt te rusten. In zoo'n geval helpt verbeel ding niet veel en is optimistisch zijn moeilijk. De meid dient mijnheer K aan »of mijnheer te spreken is?" «Goed, zeg ik, laat mijnheer binnen komen." Ik houd er niet van om »niet thuis" te geven, hoewel ik moet beken nen, dat ik het in dit geval gaarne zou gedaan hebben. Mijnheer K is n.l. iemand, met wien ik het licht aan den stok krijg. Toen hij mij den laatsten keer bezocht, waren de kinderen juist bezig met het ganzenbord, en een ander speelde piano, wat mijnheer K spelen uit den booze noemde, wat ik, zooals gij begrijpen kunt, hem niet zoo dadelijk toestemde. In de haast schuif ik mijn paperassen terzijde, vreezende voor hetgeen er bij een moge lijke ontdekking volgen zou. Gelukkig ben ik hiermede klaar daar komt mijnheer binnen. Na het afdoen van enkele zaken, komt het gesprek op het weer, waar ik op zich zelf niets tegen heb, want het weer is toch een groole factor, waarmee wij allen rekening te houden hebben. Ik vraag hem zoo, of hij denkt, dat de vorst aan houdt, en of hij ook liefhebber van schaatsenrijden is. uNeen, ik rijd nooit. Ik kan niet rijden, ik heb nooit één enkel maal een schaats onder den voet gehad. Als kind mocht ik niet. en later ging het niet meer." «Dan iaat ge hét uw kinderen zeker ook niet leeren?" vroeg ik. nwant zoo gaat het toch vaak bij ouders, wat zij in hun jeugd niet mochten doen, mogen ook de kinderen niet doen." »Van die meening ben ik niet," hernam mijnheer K., nik laat ze hierin hun gang gaan, want ik heb ook hier omtrent met ernste onderzocht, wat God ons in zijn schepping aanbiedt. Geen inensch heeft het ijs uitgedacht, maar God schiep het, en God gaf aan het ijs die hoedanigheid, dat het te beryden is." vMaar van schaatsen vindt ge in den bijbel toch niet gesproken 1" zei ik, wel een beetje uit lust om hem in het nauw te brengen en in zijn eigen woor den te vangen. »Of heelt misschien Tubal Kaïn, dat toch een smid was, al schaatsen gemaakt. Misschien wel om met zijn zus Naema te rijden?" Zonder op mijn laatste spotternij te letten, antwoordde hij: »En ook dat een menschelijk spiergestel zoo is aangelegd, en dat het ijzer zoo te smeden is, dat de mensch met ijzer op ijs rijden kan is uit de schepping; even als het zwem men in het water, en al soortgelijk ver maak. Daarom kom ik er tegen op, dat men het schaatsenrijden op zichzelf zou afkeuren. Ons dacht dit mogen we niet doen. En waar onze christenlieden toch reeds aan zoo bijna alle vermaak zich spenen moeten, wilde het er niet bij mij in, dat men ook het rijden in elkaar veroordeelen zou. zNu dat is maar goed ook, want bij onze Friezen behoefdet gij anders niet aan te komen." vin Friesland en Groningen oor deelden de Christenen dan ook altoos, dat er in het rijden geen zonde stak maar in een deel van Holland en Utrecht zag men er wel zonde in. Nu, wat zonde is of niet, hangt niet aan Holland of aan Friesland." »En hangt zeker evenmin aan u," waagde ik in 't midden te brengen. »Maar ik steun op hooger gezag, en d iarom veroorloof ik mij als mijne meening te kennen te geven, dat er in het schaatsenrijden als zoodanig niet iets verkeerds steekt." Hiermede wilde hij een eind aan ons gesprek maken. Hij stond op om heen te gaan. »Veroorloof mij nog eene opmerking," zei ik. Ik betreur het zeer dat gij zoodoende bij anderen den bijbel in discrediet brengt. Gij ziet het wellicht zelf niet in, maar geloof mij, uwe meenin gen, die gij ook in 't openbaar gelieft te verkondigen, doen meer schade dan gij denkt ook bij hen, die gij niet de uwen noemt." Aan HH. MM. de koningin en de koningin-regentes wordt door de com missie voor het oprichten van een stand beeld voor Jan Pieterszoon Coen te Hoorn verzocht, de onthulling met Hare Hooge tegenwoordigheid te willen vereeren. In het Februarinummer van het Maandblad tegen de vervalschingen van levensmiddelen, komt een interessant stuk voor over het koper als kleurstof in ons voedsel. Vele fabrikanten van ge conserveerde groenten gebruiken n.l. koperzouten om hunne producten een aangename kleur te geven. In bovenbe doeld artikel nu, wordt aangetoond, dat dit wel degelijk schadelijk voor de ge zondheid is en tevens medegedeeld, dat in verschillende rijken het kleuren met koper bij de wet is verboden. DOOK MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE. 43) Hij begreep te goed dat een heftig tooneel op deze schijnbare kalmte vol gen moest, en achtte het beter geen ge tuige daarbij te zijn. Adelheid zag verlangend naar den te rugkeer van het rijtuig uit. Ze had met vlugge hand zoo goed mogelijk alles voor haar lieve gasten geschikt. Zelf had ze de logeerkamer voor hare stiefdochter in orde gebracht en een klein kamertje daarnevens voor den kleinen en het dienst meisje. De eenige dienstbode, die ze sinds maanden hield, omdat ze zich allengs na de buitensporige uitschotten aan von El- lersleben in allerlei opzichten hadden moeten bekrimpen, was in de keuken bezig met een flink avondmaal te berei den daar de gasten wel hongerig zouden zijn. Het korte bericht had haar slechts de overkomst van haar lieveling gemeld, maar van de eigenlyke reden waarom ze zoo haastig tot dit besluit kwam, wist ze niets. Doch zij, evenals de dokter, vermoedde wel, dat dit niet aangenaam zou zijn. Wat ze echter thans weldra hooren zou had ze zeker allerminst vermoed, en toen Ada binnentrad bleek en bedroefd en haar onder tranen smeekte haar te be schermen en nimmer, nimmer weder van zich te laten, haar en haar kind, toen sloeg de fiere vrouw haar armen om beiden en sprak: zwaar zoudt ge beter zijn, lieveling dan bij nwe ouders? Neen ge behoeft de wijde wereld niet meer in zoolang ge hier wenscht te blijven die wereld is voor u helaas zeer wijd en kil en koud geweestmaar heb moed ook de donkere wolken heb ben hun zilveren randen en de zon schijnt toch, al ziet men die vaak niet." zMijn zon is voor immer ondergegaan," zeide Ada zacht. Maar haar vader nam haar kleintje van de kindermeid over, en hield het haar voor ernstig sprekend zwie zulk een schat op de wereld bezit kan nimmer geheel verlaten zijn. Neen Ada, hoe zwaar getroffen ge ook zijt, troosteloos zijt ge niet. Uw leven kan nog rijk zijn aan vreugd. Draagt niet uw kind den naam van Sieg fried De jonge vrouw boog zich over den kleine. Mocht hij maar op u gelijken papa. Toen vroeg ze Adelheid of ze zich een oogenblik in hare kamer terug mocht trekken; oom Frans zal u dan wel alles voor mij verhalen en ach wat ik u bidden mag, laten we dan er heden avond over zwijgen- Mijn kind moet rust hebben. Als hij ziek werd, als hij ■naar neen zoo hard kan de Almachtige rr.ij niet treffenZe zuchle en ging langzaam met slepende tred de kamer uit en de trap op om haar kind te helpen en in het bedje te brengen. Vernande had zich gemakkelijk neer gezet en rookte. Hij wachtte op de dingen die hij hooren zou. Doch blijk- baar viel het den professor zwaar, licht over de zaak te verspreiden. Waarom was juist hij, hij die dit kind als zijn oogappel had bewaakt en beschermd er toe geroepen om de schrikkelijke dingen aan het licht te brengen die haar thans van haren echtgenoot scheidden? Twee, driemaal begon hij te spreken, doch hield op overweldigd door inwendige aandoeningen." zHeeft haar man ongeluk ia zijn zaken gehad vroeg Vernande eindelijk zJa. En toch, dit is niet het ergste wat ik u te melden heb. Vriend, laten we liet dragen als mannen. Hij heeft haar verlaten, verstooten om der wille van ge kent haar, de vrouw die door hem begeerd, misleid en thans bij hem is Sara. zSara, de waanzinnige pleegdochter van »Ja, ja, geene andere. Hij moet haar helaas vroeger hebben gekend. Ik weet het alles van hem zelf. Ik ging Sara op zoeken in haar hotel en vond er ook hem. O, hoe beschrijf ik u het vreeselijk too neel dat toen plaats had. Die arme, in de meening dat zij zijne viouw is; en hijneen, het is niet onder woor den te brengen wat dat uur me lijden deed. Hij zelf zeide me dat hij die ver laten eenzame Sara liefhad meer dan haar, die door de wet hem als gade ge schonken was. Misschien heeft hy thans spijt maar we konden niet anders, ik mocht uwe dochter na zulk eene be- leediging niet bij hem laten. Ada weel alles, ze drong sterk bij me aan hem te ontvluchten, en ik achtte het de beste afleiding voor haar diep geschokt gemoed. O, wie had ooit achter dat kalm fatsoen lijk uiterlijk zooveel slechtheid vermoed Ja, ik vraag me af of hij wel waarlijk slecht en geheel bedorven is; of niet de omstandigheden, het bijzijn dier vrouw hem gedwongen hebben. Hoe dit echter zij, ik geloof dat ge in het belang uwer d chter ten sterkste op echtscheiding aan moet dingen." »Hij was dus niet met Sara gehuwd?" sAlthans niet overeenkomstig onze wetten, en dus niet geldig. Blijkbaar heeft hij haar verschalkt door iemand om te koopen, die de comedie van een huwelijk speelde. Hoe dit echter zij, ik acht dat ge een degelijke rechtsgeleerde in deze zaak kennen moet, en dat ge goed zult doen daarmede niet lang te wachten. Ik denk het wel niet, maar het kon toch gebeuren dat Von Ellersleben zijne vrouw hier zoeken en opeischen komt. Ge moet dat voorkomen, door op de hoogte uwer rechten te zijn. Treed hem met open visier te gemoet en laat het verder aan God over de onschuld te verdedigen. Adelheid had het gesprokene mede aan gehoord ze was bitter geschokt. O, hoe kon eenig man zoo slecht handelen te genover dit reine kind hoe durfde hij haar spreken van liefde terwijl zijn hait een andere toebehoorde, die rechten op hem had. Ze slond op en wilde de kamer verlaten. iGaal ge naar Ada?" vroeg de dok ter.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1