NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND ONDER 'T OORDEEL. I\io. 31. Woensdag 19 April 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VOOR VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Een reisje in den goeden ouden tjjd. F euilleton. BINNENLAND. SFOORTS COO abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzondert ij ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend, ftroote letters en vignetten naar plaatsruimte. «Het reizen, zegt Jean Paul, neemt het stokkerige uit den mensch weg, evenals het verplanten het uit den kool doet." Ieder die wel eens een uitstapje maakt zal het volkomen met Jean Paul hierin eens zijn. En gelukkig, dat wij tegenwoordig voor zulke uitstapjes zoo ruimschoots ge legenheid hebben, en dat. voorrecht wordt ons eerst recht duidelijk, wan neer wij ons in dit opzicht vergelij ken bij onze voorouders, voor wie het reizen zooveel moeilijker en ge vaarlijker en kostbaarder was en daarom ook veel zeldzamer. Hoe hei reizen een paar eeuwen geleden ging kunnen wij zien in een «Reijsboek door de vereenigde Nederlandsehe provinciën, en derzelver aangrenzende Landschappen en Koningrijken" uit het jaar 1700. Wie van Amsterdam naar Spa moest reizen om in die badplaats wellicht herstel van gezond heid te vinden, vond in die reisgids bv. «de gereedste gelegenheid om naar Spaa te komen." Met de trek schuit ging hij van Amsterdam naar Utrecht, moest daar overnachten en kon den volgenden morgen weer pei trekschuit verdergaan naar Rotterdam. Daar moest hij op gunstigen wind wachten om met een zeilschip de rivier op te varen; was hij eenmaal aan boord en kwam er geen windstilte tusschenbeide en raakte het schip door lagen waterstand niet aan den grond dan kon hij bij een voorspoe dige reis na zes daden in den Bosch zijn. Nu was nog pas het kleinste en gemakkelijkste gedeelte van de reis achter den rug. Van den Boscli bestelt men zich, volgens het Reijs boek, op de karre naar Maastricht voor anderhalf ofte twee rijksdaalders. Den eersten dag bracht men het dan tot Eindhoven, maar moest dan ook den geheelen dag in den hotsenden en rammelenden wagen blijven zitten, wilde men voor den donker in Eind hoven zijn, «alzoo in de dorpen niet wel te eten of te overnachten was." Maar «in Eindhoven werd men g ed getracteerd in de herberg de Star of in het Wapen van Keulen, waar men altijd vleescli vind." Up den volgen den dag kon men op dezelfde karre tot Maastricht komen, daar werd overnacht en dan stapte men in de «Bargie" die op Luik vaart, waar de reiziger «goed getracteerd wordt in 't Tonnelet. Van Luik naar Spaa is 't een kleine reize. Men neemt wat spijs mee, den drank vint men onder weg: te Spaa gekomen huurt men een kamer om twee schillingen daags, item een bed en lakens. Die wat sachter wil leggen, neemt een slaap- kussen met graauw laken overkleet, 't welk ook voor zitkussen verstrekt, item een matras mede. Men bedingt verders bekookt te worden, dog men gaat meest in een kokhuis eten die daar veel zijn." Zoo kwam men ein delijk na een vermoeiende reis van eenige dagen weer tot rust. De reis was ook niet zonder gevaren geweest, maar in geval van nood had ook het reijsboek goede diensten bewezen. Het had het geval voorzien, dat iemand een arm of been zou breken, en dat kon bij het omvallen van den wagen licht gebeuren en dat gebeurde zeker nog al eens, daar de strafbepaling gemaakt werd. «indien de voerman zijn wagen omwerpt, verbeurt hij 25 guldens en mag in vier weken niet rijden," en meer dei gelijke ongemakken die den reizi ger konden overkomen en daarom bevatte de reisgids ook een «reis- of medicijnboek of eenige geapprobeerde remediën, dienstig voor de personen die eenig ongemak op de reize over komen." Er stonden recepten in waarbij men baat kon vinden tegen kolieken, benauwdheden, kneuzingen, inwendige en uitwendige, koortsen enz. Als geapprobeerd remedie tegen de koorts werd met goed gevolg aanbevolen«Men neme een spinne- kop, verbrijzeld hem en doet hem in een doekje en bind dat op 't voor hoofd of de slapen des lioofds. Of doet hem tusschen twee notendoppen in en hangt hem op de kolk van 't hart." Een ander hoofdstuk waarschuwt den reiziger voof valsche spelers, roovers en dieven, die hij op zijn weg zou kunnen ontmoeten. «Valsche speeiders" kon men vaak in Je herber gen aantreffen. Op listige wijze wis ten zij het gesprek op 't kaartspel te brengen nadat zij eerst hadden uitgevischt of de reiziger goed van geld voorzien was. Zij stelden den reiziger voor om een kaartje te leggen «kwansuis tot tijdverdrijfis hij dan met deze roofvogels aan 't spelen, dan zullen ze hem eerst laten winnen, maar aliengskens dreait het spel en hij zal zich welhaast van alles ont bloot vinden." Dat beroep wordt tegenwoordig nog uitgeoefend dooi de kwartjesvinders, die een onnoozel boertje er nog wel eens in laten ioopen. Ook moest men op zijn hoede zijn voor dieven en roovers «welker listen en strikken veelerhanden zijn." Het reysboek geeft eenige middelen aan de hand om zich voor zulk ge spuis te wachten. De reiziger moet lieden wantrouwen, die steeds achter hem blijven rijden en wel toezien of zij valsche of geverfde baarden dra gen of het haar geverfd hebben, zooals roovers plegen te doen. Hij moet ook zich hoeden voor iemand, die zich onkenbaar maakt door een langen mantel en hoed met breeden rand. «Zoo ge ziet, dat hij zijn hoofd wend of windig herwaards of der- waards kijkt, zoo vlied met allen mogelijken spoed van hem af om u nood- of doodlot te ontvlugten, want die goddelooze schelmen agten zich noit zeker, voordat se met u van 't leven te berooven u het klappen benemen. Omdat het voor de strnik- roovers en dieven een vaste regel is zich op algemeene en dagelijks be- reedene wegen te onthouden, vermits daar de beste roof valt," wordt don reiziger aangeraden om zooveel mo gelijk de groote wegen te mijden. Wie zoo'n reis van enkele dagen ging ondernemen, nam vooraf afscheid van familie en vrienden, zooals wij zouden doen als wij voor eenigen tijd naar Indië gaan. Verder voorzag hij zich van proviand en deed bij zijn uitrusting een paar pistolen want je Icon toch nooit weten.' Niemand onzer zal zeker dien goeden ouden tijd terugverlangen, vooral niet nu we door de gemakken van onzen tijd zoo verwend zijn. Bij ons geen spoor van angst of vrees voor gevaren wanneer wij op reis gaan; wij nemen doodgewoon een plaatsbiljet en laten ons brengen waarheen we willen. Wij behoeven niet te wachten ep een gunstigen wind of tnooi weer, wij worden niet half geradbraakt in hobbelende wa gens; wij vleien ons behagelijk neer op de zachte kussens van waggon of stoomboot-kajuit en kunnen voor niet veel geld bijna overal goed logies vinden, kortom het reizen wordt ons zoo gemakkelijk en aangenaam mo gelijk gemaakt, zoodat het «Oost West, thuis best" heden niet zoozeer geldt als vroeger. Goede raad bij het reizen geeft ook Vader Cats; vele van zijn raadgevingen zouden nu natuurlijk overbodig zijn, maar som mige zijn nog zeer goed van pas, vooral daar wij zoo snel ons ver plaatsen kunnen en daarbij vanzelf vluchtiger indrukken ontvangen. Op reis kan men veel leeren als men maar zijn oogen te kost geeft en opmerken wil. Vroeger was het ge woonte ter voltooiing van zijn op voeding een groote reis te maken om aldus menschenkennis op te doen en zich een veelzijdige ontwikkeling te verwerven. Aan een jongmensch, die op liet punt stond zoo'n reis te ondernemen, richtte vader Cats o. a. deze regelen DOOR MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE. (Slot.) 63) O, die stem daarbinnen roept luid dat gij mij noodig hebt, dat ik het u verplicht ben om u thans te bewijzen, dat ik niet ondankbaar ben voor al wat gij door die lange jaren heen voor mij hebt gedaan. En toch «Zeg niet neen, oom. Laat bet ons althans voor eenige weken probeeren, tot gij misschien voldoende hulp gevonden hebt." «Neen, Ada, kiod ik kan het niet doen, tenzjj Hij was opgestaan en naar het venster getreden, als wilde hij de hevige ontroe ring bedwiDgen, die hem schier het spre ken onmogelijk maakte. Doch zij volgde bem en legde de kleine blanke hand op zijn arm, en blikte hem in de oogen «tenzij" vroeg ze zacht, «tenzij, oom Frans?" «Slechts in een geval zou ik kunnen toe stemmen," sprak hij zich verwinnend, en hij liet hare hand los en ging onrus tig in de kamer op en neer. Zij zag hem na. Begreep ze iets van den strijd van dat edel mannenhart. «Er is een tijd geweest," ging hij zacht sprekend voort, «een tijd dat ik er alles voor gegeven zou hebben, om u met een hartelijk ja, in mijne woning in te leiden. Ik was toen jonger dan thans, en ik beminde. Maar de jaren zijn tusschen ons gekomen; gij, bijkans nog een kind, en ik ik dwaas, heb nog dagelijks te strijden met mijn gevoel voor u. Welnu beslis zelve, Ada, mijn kind, wilt gij in mijn buis komen? Begrijpt gij welk ge val ik bedoel? Slechts als mijne vrouw, mijne dierbare, geliefde vrouw kan ik uwe vraag toestemmend beantwoorden." Hy bleef plotseling staan, en zag haar aan »0" riep ze smartelijk getroffen uit, »o, had ik dit vroeger geweten I Had ik dit vroeger geweten «Bedoelt gij dat, indien ik u voor, laat me eens zeggen, twee jaren, dit gezegd had zoudt ge dan bedoelt ge, dat ge dan, »ja" gezegd zoudt hebben?" Ze knikte. «Ik heb u altijd lief ge had, oom Frans, altijd. Ge waart de af god mijner kinderjaren, en bet ideaal mijner meisjesgedachten 1 Maar gij zelf hebt inij mijn huwelijk aangeraden, enen ik meende toen dat dit welkom was." Snikkend, afgebroken, kwamen de woor den ovei de lippen der jonge vrouw. De professor stond fel getroffen. «En nu," vroeg hij na eene wijle, «en nu? Wilt ge, Ada dat ik na wat ge mij beleden hebt, gaan zal? Het zal mij een harde stryd kosten opnieuw af te zien van mijn geluk, nu ik meende bet nabij te zijn! Ik zal dan een langen tijd reizen en eerst tot u terugkeeren, wanneer ik de kalme houding van broe der tegenover u gewonnen heb. Wilt ge dat, of hij stond ernstig hoog opgericht, tegen de schoorsteenmantel geleund, en beschouwde het peinzend vrouwengelaat, daar half door de dikke plooien der overgordijnen voor het ven ster verborgen. Hij zag de stille tranen, die langs hare wangen neerbiggelden en hij zag het zenuwachtig trillen der vingers. «Mijn kind, mijn Siegfried," sprak ze zacht, «hij is de band, die mij aan hel leven hecht, maar hij mag u niet tot last worden." «En indien ik u beloof een goed vader voor hem te zijn indien." Hij hield op, aandoening belette te spreken, doch zijn harslochlelijke blik zocht den haren. En als aangetrokken door dien blik «Stelif u dit voor een vaste wet, Dat gij op alle dingen let, Dat gij gestaag u voordeel doet. Met al wat ijervers u ontmoet. Al wat gij hoord. en watje ziet. Al watter hier of daar geschied Dat weegd, dat proefd, en kippet uyt Dat wel. dat zoet, dat geestig luyt. De wereld is een wonderboek. Het maakt zijn lezer wonder kloek, Maar wie het zonder oordeel leest, Die blijft gelijk hij is geweest." kwam ze nader. Hij hield de armen uit gestrekt en ze sloop er in als een ver moeid kind, dat rust vindt aan moeders borst. «Eindelijk," kwam het als een zucht ovei zijn lippen en overweldigd door het geluk van het oogenblik, dat laat maar niet te laat door hem werd gevon den, fluisterde hij met eene van aandoening trillende stem: «Ada, mijn lieveling, mijn dierbare vrouw." Wie weinige maanden later de goede stad U. betreden had, zou er in hel ge zin des dokters als in dat des professors een welkome ontvangst gevonden hebben, want de bruiloft werd niet lang verscho ven, en wie twijfelt er aan, of kleine Siegfried vond in een man als de pro fessor een uitmuntend vader. Doch hij deed niet meer alleen opgeld want in het doklerhuis was een tweeling gebo ren, en sinds die gebeurtenis ontbrak er niets meer aan het geluk van Adelheid. Ook op de fabriek was alles rust, vrede en vreugd, en wanneet de groote fami liedagen daar ieder vereenigde dan heerschte er een eensgezindheid, die he laas te dikwijls in groote gezinnen wordt gemist. Wat de predikant betreft, die een zoo voorname rol in dit verhaal speelde, hij vond hoewel laat een werkkring, waarin - Hare Majesteiten de Koninginnen zulleri 3 Mei vertrekken van hel Loo naar Ludwigshnrg, teneinde de koninklijke fa milie van Wurteinberg te bezoeken Het vertrek van daar naar Flimes is bepaald op 8 Mei. De le luitenant graaf Schimmelpen- ninck. ordonnans officier, wordt voor het bezoek te Ludwigsburg aan liet reeds ge noemde gevolg toegevoegd,en zal daarna tei ugkeeren. Naar wij vernemen, kan binnenkort de benoeming van den heer J P. Have- laar tot hoofddirecteur der posterijen en der teiegraphie en van baron Van der Felts tot hoofdinspecteur der posterijen worden verwacht. Het liuldegeschenk, door de officieren van het regiment grenadiers en jagers hunnen kameraden van het korps rijdende artillerie aan ie bieden bij het 100-jarig bestaan van dat korps, bestaat uit eene in een fraai vergulde lijst vervatte schil derij, vervaardigd door den bekenden genreschilder J. Hoynck van Papeudrecht, en betrekking hebbende op het roemrijk verleden van onze rijdende artillerie. Het doek «leid voor eene episode uit den Belgischen opstand in het jaar 1830. Nabij het paik te Brussel staal artillerie opgesteld, onder commando van den ma joor Kramer, het vuur lichtende op de opstandelingen. Te Utrecht is bij een horologemaker ten toongesteld een Rijksdaalder, waarin zich in het midden ter groote van een dub beltje een uurweikje bevindt onder een glas. Het geheel is zeer kunstig en nauwkeurig afgewerkt en moet dienen tot een zakuurwerk. Te Breda is dezer dacen een Nuts- lezer er allerongelukkigst afgekomen. Zekere heer Jan Van Bergen (pseudoniem voor een heer uit Bergen-op-Zoom) droeg er in de Nuts-afdeeling een novelle voor van eigen maaksel, een naar het schijnt nog al onbeduidend ding Toen kondigden hij aan, na de pauze het publiek te zullen onthalen op „Een witte raai", mi de een eiceri novelle. Het publiek evenwel werd voor den lezer een witte raaf, want na de pauze was de zaal leeg. hij goedmaakte wat hij misdreef en ge- eerd en geliefd woonde en arbeidde hij daar onder velen, die hel hein dankten dat zij brave, edele menschen gewoiden waren. Ook zijne vrouw was zijne helpster in zijn ai beid en de kinderen van de plaats vonden in deze kinderlooze hun liefste raadgeefster en vriendin. Gezegend was hun ouderdom en velen tot zegen. Voor den lezer die nooit voldaan is en immer iets te vragen overhoudt willen we hier nog bijvoegen, dat de heei van Hoogedain lot zijn einde toe een weldoe ner hleef voor Oud en jong, dat een van Adelheids kinderen Daar hein genoemd, zijn lieveling werd, en dat hij dikwijls met het kind op de kniëen het uitsprak: «er is toch veel geluk op deze schoone aarde wanneer wij hel maar weten te vinden."

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1