NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
1MË1BAII0Ï1.
UTRECHT en GELDERLAND.
rvo. 40.
Zaterdag 20 Mei 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Pinksterpflachten.
BI NNENLAML
F euilleton.
AMERSFOORT
HE COÜHANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend,
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Onze tijd onderscheidt zich
vooral hierdoor van de vooraf
gaande jarenreeks, dat groote
vraagstukken, onze gewichtigste
belangen rakende, algemeen en
ijveriger worden besproken.
De menschen hebben altijd wel
geweten, dat er veel verkeerds is
in de wereld: er is zoo heel veel
scherpzinnigheid niet noodig om
het te ontdekken. Maar het werd in
den regel beschouwd als iets on
vermijdelijks, waarin men eenvou
dig had te berusten; het was nu
eenmaal zoo vastgesteld, en ge
duldig dragen was uog maar het
verstandigste. Alleen, wanneer het
al te erg werd, en het gevoel van
den druk alle andere overwegin
gen had te niet gedaan, dan kwam
het somtijds tot een uitbarsting,
die spoedig .daarna met geweld
werd bedwongen.
De geschiedenis van het oude
Rome spreekt van den slaven
opstand onder Spartacus. Aan het
eind der Middeleeuwen vinden wij
de wanhopige worsteling van het
Londensch proletariaat onder Watt
Tyler, en de beweging der boe
renarbeiders in Frankrijk, bekend
onder den naam van La Jacque
rie in de dagen der Kerkhervor
ming de gruwelen van den Boe
renkrijg in Duitschland. Maar geen
dezer sociale omwentelingen want
dat waren zij inderdaad, heeft
haar doel kunnen bereikenzij
werden in bloed en vlammen ge
smoord, en de toestand werd erger
nog dan te voren.
Eerst het ontwakend bewustzijn
van haar verplichtingen bij de
bevoorrechte klassen heeft een be
gin van verbetering gebracht. Wat
voorheen daarvan viel waar te
nemen, bepaalde zich in hoofd
zaak tot het uitreiken, in verschil
lenden vorm, van zoogenaamde
liefdegaven, en dan nog werd de
aalmoes, die men legde in de
toegestoken hand, of de stichting
ten bate der ongelukkigen, waar
toe een deel van het na te laten
vermogen werd aangewezen, niet
zelden aangemerkt als een mid
del, om de gunst des Hemels te
koopen. De kennis van hetgeen
wij onzen naasten verschuldigd
zijn, is niet op eenmaal doorge
drongen; zij heeft, als elke andere
vordering op zedelijk gebied, haar
geschiedenis gehad, een lange
ontwikkelingsbaan moeten door-
loopen. Wel heeft, sinds zijn eerste
optreden, het Christendom het
ware beginsel gesteld, doch eeuwen
moesten voorbij gaan eer het
werd begrepen en er ernst werd
gemaakt van de toepassing.
Het besef van aller gemeen
schappelijke verantwoordelijkheid
voor hetgeen er ontbreekt aan
het gezamenlijk geluk, voor
zooverre menschelijke tusschen
komst dat kan verzekeren, is leven
diger geworden, en dat is de
schoonste vrucht der Christelijke
beschaving. Wie het recht wil
behouden, zich een volgeling te
noemen van den Grooten Meester,
weet, dat van hem meer wordt
geëischt dan een bloote belijde
nis; dat hij werken moet, onver
poosd, met inspanning van alle
krachten. Werken, niet alleen
voor de spijs die vergaat, voor
de voldoening aan lichamelijke
behoeften of bevrediging van zijn
zucht naar weeldegenot, maar
dat hij bovendien den broeder,
die ontbering lijdt, die door eigen
kracht niet staande kan blijven,
de hand moet reiken.
Nu dreigt evenwel een ander
gevaar. Dat groote en ingrijpende
veranderingen noodig zijn, erkent
nagenoeg ieder: daarom moet er
maar een middel gevonden wor
den, om met één slag alle vlekken
uit te wisschen, alle verkeerdhe
den te doen verdwijnen. Er wor
den theorieën verkondigd omtrent
den bouw eener maatschappij op
geheel andere grondslagen dan
de bestaandemen houdt de me
nigte bezig met voorspiegelingen
van een gelijkheid, waarvan de
onmogelijkheid bij eenig naden
ken terstond in het oog springt
en, om de menschen te dringen
tot samenwerking bij een poging,
orn dien heilstaat tot werkelijkheid
te brengen, wekt men bij hen,
die in minder gunstige omstan
digheden verkeeren, een misnoegd
heid op, die hen afleidt van het
geen in eigen kring en door eigen
toedoen kan geschieden, om een
stap verder jte komen op den
goeden weg. Wereldhervormers
in het groot, minachten wij de
gelegenheden om onmiddelijk aan
te vangen met hetgeen binnen
ons bereik ligt, en vergeten daar
bij, dat het gebouw, hetwelk wij
wenschen te stichten, steen voor
steen moet worden opgetrokken.
Toch vervallen gelukkig niet
allen in die fout. Let maar eens
op, hoe verschillende onderdeelen
van het maatschappelijk vraagstuk
tot een punt van ernstig onder
zoek worden gemaakt niet alleen,
maar op hoeveel wèlgeslaagde
pogingen kan gewezen worden,
om het nader tot de oplossing te
brengen. Onze armverzorging is
niet meer het aanwenden van een
middel, om den behoeftige in het
leven te houdenzij beoogt een
hooger doel, zij wil hem aan zich-
zelven weergeven, hem opheffen
uit zijn staat van verval, hem ge
schikt maken om door eigen vlijt
in zijn onderhoud te voorzien. Het
feit, dat duizenden medemenschen
hun leven moeten slijten in een
woning, die zelfs aan de aller-
matigste eischen niet voldoet, laat
de beter bedeelden niet meer on
verschillig; nooit is aan dit groote
volksbelang meer gedaan dan
heden ten dage. Wij verdeelen
onder elkaander de zorg voor de
gezondheid, voor de opvoeding
der jeugdwe helpen elkaar bij
het bestrijden van volkszonden,
we steunen met onze gaven de
toewijding dergenen; die wijk- en
rustplaatsen stichten voor zwer
velingen, herstellingsoorden voor
diep gevallenen.
De drang tot deelneming aan
dezen ontzaglijken maatschappe-
lijken arbeid, die nog pas aan zijn
begin is, wat zou die anders
zijn dan de geest der Christen-
doms, de Heilige Geest, aan
welken een onzer schoone jaar
feesten is gewijd?
Zelfs onder hen, die er ijverig
aan deel nemen, wordt dit som
tijds ontkend. Zij maken onder
scheid tusschen Christendom en
humaniteit. Ten onrechte, want
is het niet opmerkelijk dat alleen
daar, waar het Christendom eeu
wenlang zijn werking uitoefende,
deze belangen tot hun recht ko
men? Niemand kan zich losmaken
van de invloeden, onder welke hij
leeft; wij maken niet den stroom,
maar volgen dien.
En nu komt het er slechts op
aan, de macht van dien Heiligen
Geest te versterken door onze
daden. Lauwen en onverschilligen
zijn er nog maar al te veel, om
dat niet ieder bij ervaring weet
hoe gelukkig het hem maakt, als
hij iets heeft kunnen doen ter
verhooging van het maatschap
pelijk gelukwie dat eenmaal
heeft ondervonden, kan zich niets
begeerlijkers denken.
Er zijn ook moedeloozen. Zij
zien, hoe ontzaglijk wijd het ar
beidsveld is, en hoe betrekkelijk
weinig er nog gedaan ishet ge
voel van de geringheid hunner
krachten drukt hen neder, ver
hindert hen met opgewektheid
aan het werk te gaan. Maar weten
zij niet, dat de Heilige Geest ook
de kleine dingen niet versmaadt,
en dat door samenwerking van
vele zwakke krachten toch veel
kan worden tot stand gebracht?
Bovendien, niemand weet wat
hij vermag, als hij het niet heeft
beproefd; wanneer slechts het
geloof hem bezielt, zal hij door
een op zichzelf onbeduidende han
deling, maar die op een edel doel
is gericht, een onverwachten zegen
aanschouwen.
Elk wederkeerend Pinksterfeest
vinde ons bij toeneming bereid
om het Christelijk beginsel te
doen doordringen in het maat
schappelijk leven. De vruchten
van onzen arbeid zullen dan vele
zijn.
Omtrent het verblijf van HH. MM.
Je Koninginnen te Films, dat, met het
oog op het sterfgeval van Z. It. II. Jen
Vorst van Waldeck-Pyrniont, zeer slil is,
vern«men wij voorts, dat hel klimaat
daar instede van koud, gelijk men wil
beweren, zeer goed is.
4) In het begin zag hij wel is waar in
zijne trouwbelofte aan Ellen een onoverko
melijk beletsel voor een huwelijk met miss
Parker hij beschouwde het als een schan
delijk bedrog, om voor zijn eigenbelang
een verbintenis te verbreken waaraan
hij zelfs getrouw was gebleven na het
ongeluk der dames Leslie. Maar menschen
die eenmaal van den rechten weg zijn
afgeweken vindeD gemakkelijk verschoo
ning in hunne eigene oogen, voor hetgeen
zij verkeerds doen. Zij hebben altoos het
een of ander voorwendsel waarachter zij
zich verschuilen. Zij hebben steeds de
eene of andere beweegraden, die, hoe
schoonschijnend ook, toch altijd is af te
keuren.
Het beeld van Ellen verflauwde al meer
en meer in Charles' hart-
»Want" redeneerde hij «ik moet ver
standig zijn en mijn toestand in het ware
Ijcht beschouwen. Ellen huwen kan ik
niet, daar ons beider omstandigheden
Ijet niet veroorloven, wij zouden een el
lendig bestaan hebben. Door onze verbin
tenis vol te houden wordt ons beiden
den weg afgesneden om ons goed te
vestigen. Het is dus voor ons beider
bestwil om kort en goed de verbintenis
te verbleken. Dat is ten minste eerlijk
en oprecht handelen."
Met deze en soortgelijke gedachten
bracht Ripley zijn geweten tot zwijgen
en hij dacht niet meer aan het arme
meisje, dat van haar kant gaarne haar
leven opgeofferd had om zijn geluk te
bevorderen.
Het is niet dan met leedwezen dat
wij deze bijzonderheden vermelden en
er op wijzen moeten dat er menschen
zijn bij wie het woord «eerlijk" slechts
een klank is, zoodra er sprake is van
geld, dus genoeg hiervan. Na verloop
van twee of drie weken deed Charles,
door middel zijner tante, een formeel
huwelijksaanzoek bij miss Parker en ver
kreeg het jawoord. Gelijk wij reeds
gezien hebben kreeg Ellen aan het bureau
vae den Times de noodlottige huwelijks
advertentie, die het arme kind zoo hevig
trof, onder de oogen.
Wij moeten nu een tijdsverloop van
twaalf maanden overspringen, en vinden
nu heer en mevrouw Ripley metterwoon
gevestigd in eene bevallige villa in de
nabyhtid van LoDden.
Het geld verricht soms wonderen.
Nauwelijks was de voormalige verloofde
van Ellen Leslie bezitter geworden was
een fortuin van zestigduizend pond ster
ling, of zij, die zijn vroeger gedrag ten
strengste hadden afgekeurd, zochten hem
den een na den ander op, en na korten
tijd werd zijn huis de verzamelplaats
der groote wereld en van de beroemste
kunstenaars. Mevrouw Ripley verwelkom
de steeds hare gasten met de meeste
bevalligheid en mijnheer bezat al de
eigenschappen om het verkeer ten zijnent
aangenaam te maken.
Niets bleef hem te wenschen over.
Eigenaar van een groot fortuin, dat hem
veroorloofde eene plaats in te nemen
onder de eersten, echtgenoot eener lieve
vrouw, wier goed hart zich nooit ver
loochenende en begaafd met helder hoofd
en vlug begrip, was zijn huiselijk leven
zeer gelukkig.
Geheel zyn vroeger leven scheen ver
geten en zelfs de laster had hem onge
moeid gelaten.
Toch kon hij niet zeggen
«Het geluk woont in mijn Iruis, of liever,
in mijn hart."
En waarlijk, de gedachten aan Ellen,
het arme kind, dat hij zoo wreed bedrogen
had, herleefde telkens bij hem, en de
stem van het geweten, die nooit tot zwij
gen is te brengen, riep hem gedurig
toe
»Gij zijt een ellendeling I"
Er waren oogenbhkken waarin deze
herrinnering hem zoo pijnlijk was en de
stem van zijn geweten zoo duidelijk sprak,
dat hij te midden der vroolijkste ge
sprekken bleek werd en beefde als had
hij eene vreeselijke verschijning gezien.
Zij, die bij hem waren, dachten
vaak: «Wat zou Ripley toch schelen?"
want niemand dan hij zelfs dacht meer
aan Ellen. Te vergeefs had hjj kort na
zijn huwelijk, om zijn geweten tot zwijgen
te brengen, aan Ellen's moeder door
middel van een onbekende de vier dui
zend pond sterling gezonden, die hij later
gehoord had haar toebehoorden; t ver
geefs had hij haar een brief geschreven,
waarin hij haar op de onmogelijkheid ge
wezen had zijn» belofte 11a te komen, te
vergeefs zocht hij zijn gedrag tegenover
de weduwe en hare dochter in zijne
eigene oogen te rechtvaardigen; hij kon
zijn geweten niet tot rust brengen, noch
het verleden vergeten.
Maar de dag naderde waarop hij zou
weien dat er een Rechter is die de men-
schi-lijke daden beoordeelt; dat niemand
aan die geheimzinnige macht kan ont
snappen en dat zij zich vaak op het
onverwachtst openbaart,
Op zekere morgen, nadat liet ontbijt
was afgeloopen, sprak zijne vrouw tol
hem
«Charles, ik heb vernomen dat een
mijner schoolvriendinnen in het krank
zinnigengesticht verpleegd woidt. Ik wilde
haar zoo gaarne eens bezoeken, maar ga
liever niet alleen. Zoudl gij zoo goed
willen zijn mij te vergezellen?"
«Zeer gaarne, lieve," antwoordde Char
les dadelijk, zonder in het minst de
noodlottige gevolgen te vermoeden, die
dit bezoek voor hem zou hebben.
Ellen Leslie en Caroline Paiker war»n
op dezelfde kostschool geweest en hadden
die innige vrienschap voor elkander opge
vat, die men wel onder de jonge meisje
aantreft. Later hadden zij elkander veel
in de wereld ontmoet. Door dat de
familie van miss Parker op het land
was gaan wonen, hadden de vriendinnen
elkander niet meer gezien, maar hadden
toch nooit opgehouden aan elkander te
denken Sedert had Caroline, Ellen niet
vergeten. Charles had nooit van die
vriendschap gehoord en kon dus ook niet
vermoeden dat de vriendin zijner vrouw
en het meisje dat hij zoo ongelukkig
gemaakt had eene en dezelfde peisoon
was.
(Wordt vervolgd).