NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Het Herkeneiegsteeken,
IVo. 81.
Woensdag 11 October 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Feuilleton.
AMERSFOORTSCHE COÜ
VOOR
abonnementsprijs:
Per 8 maanden 1.j Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers S Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een Amerikaan eu een
Eugelschmau over Nederland.
Het is niet onaardig eens te hooren
hoe de vreemdelingen denken over ons
kleine landje en ons volk. Dat zij som
mige zaken in een belachelijk daglicht
stellen kunnen wij verwachten, maar
wanneer zij toch ook veel goeds van ons
zeggen dan worden wjj daardoor ge
streeld en dat doet weer een vaderlands
lievend hart goed, zoodat wij spoedig
geneigd zijn hen het dooreenmengen van
ernst met «kortswijl" te vergeven. Dal
ook in het volgende niet alles in ernst
moet worden opgevat, en dat er ook
wel scherts onder door loopt is wel een
overbodige opmerking voor ieder die
scherts verstaat en bij het lezen hiervan
niet kwaad geluimd is; de bemerking
geldt dan ook alleen diegenen, die een
beetje hardhoorend zijn en voor wie men
scherts met een kanon moet afschieten.
In het boek »Vier eeuwen later, of hoe
ik Europa ontdekte" komt de Amerikaan
Ben Holt ook te spreken over Nederland.
Een paar aanhalingen daaruit oulleenen
wij aan een Feuilleton »Een grappen
maker over Nederland" voorkomende in
het Handelsblad van 17 Sept.
«De Nederlanders en hun land" zegt
hij «doen mjj denken aan een poging,
die ik deed toen ik een kleine jongen
was, om een mierenhoop onder water
te zetten. Hoe meer water, hoe grooter
hun ijver werd. De mieren schreven de
aanwezigheid van water in hun heuvel
ongetwijfeld toe aan de laagte van hun
plaats en bouwden er daarom nog een
veidieping op, om boven hoog-water-peil
te zijn. Ik kon daar een goede leering
uittrekken, maar slaagde er niet in, de
mieren uit te roeien. De Hollanders heb
ben veel last van nattigheid gehad, maar
dat scheen hun vuur niet te blusschen;
blijkbaar is dat deel van hun gestel
«waterproef," want een goede overstroo
ming bewoog hen alleen hun dijken hoo-
ger te maken en wat meer windmolens
aaii het malen te zetten." Van ons ver
dedigingstelsel zegt hij«De meeste
hunner vestingen hebben zij geslecht en
in wandelplaatsen herschapen, en hun
eenig verdedigingsmiddel is nu het water.
Als een der naburen met begeerig oog
de vrucht van hun noesten vljjt gade
slaat, zegt de Hollander: »Pas op, of wij
steken onze dijken door en laten de zee
binnen," wat genoeg is om eiken vijand
den schrik op het lijf te jagen. Hun
eenige vrees is ook de zee en in plaats
van naar een oorlogskreet, hooren zij
met angst naar het geroep: «Groote
goden, hel koninkrijk is lek geworden."
Van uiterlijk zijn de Hollanders een
volk met een plechtstatig gezicht, een
lange pijp en klompen." Amsterdam ver
gelijkt hij niet onaardig bij een half
spinneweb. Van den Rijn zegt hij, dat
zijn kalme vreedzaamheid juist past bij
den aard van den Hollander. Het zou
hem hinderen een rivier in woeste vaart
vooit te zien stroomen. ik houd heter voor,
dat de Rijn eerst moest beloven een be
paalde snelheid niet te boven te zullen
gaan, vóór hij het recht kreeg zijn weg
te nemen door het gemeenebest de-
Nederlanden. En hij moest dat wel doen,
met hoeveel tegenzin ook, te recht be
grijpende, dat «mjjnheer" hem anders
door dijken wel dwingen zou!"
«Op het punt het land der Dam's en
van Dijken te verlaten doen wij dat niet
zonder eenig leedwezen. Wjj zijn een
beetje gehecht aan den Hollander en zijn
land; de uitstekende wegen, lange lanen
vormende met prachtige boomen aan den
kant; het netjes-gehouden land (te netjes
om schilderachtig te zijn) de angstval
lige, haast akelig «schoone huizen", met
hun veel te regelmatig aangelegde tuin
tje.; de water-linten overal schilteiend
in bet zonnige landschap dat alles
vormt een beeld van voorspoed en net
heid, dat ik niet licht vergeten zal. En
den Hollander met zijn lompe manieren,
zijn gebrek aan beschaving ik ver
geef hem alles, zelfs, dat hij zijn hoed
niet afneemt en zijn pijp in den mond
houdt als hij zijn goeden morgen bromt
in zijn Nederduitsch keelgeluid. Ik kan
dit begrijpen, ik begrijp, waarom hij
maar zelden in geestdrift geraakt. Zijn
eeuwig durende strijd om het hoofd bo
ven water te houden verklaart alles en
geeft hem op zichzelf reeds aanspraak
op onze edelmoedigheid en onzen recht
vaardigheidszin."
Een even aardig prater, vol kwink
slagen en woordspelingen is de Engelsch-
man Alden, die in het September-num-
mer van The Pall Mall Magazine zijn
reisindrukken meedeelt, die hij in Hol
land heeft opgedaan.
Hij had behoefte aan rust en ging
daarom naar Holland, daar men om be
hoorlijk rust te genieten ecu vlak land
noodig heeft. De schrijver is het er niet
mede eens, dat een verblijf van twee
dagen iemand met een land volkomen
vertrouwd kan maken, en dat het gaan
met een sneltrein door een stad iemand
het recht geeft aangezien te worden als
een autoriteit voor de kennis van die stad.
Neen, dan zou men er van 12 tot 24
uren ir.oeleu vertoeven. «Ik vertoefde"
gaat hij voort «niet minder dan
vier dagen in Holland en 27 uren daar
van in Amsterdam. Er kan dus geen
twjjfel zijn aan mijn bevoegdheid om te
schrijven over Holland in 't algemeen er,
over Amsterdam in het bijzonder. Ik
raag ze beide wel. Zij werken kalmee
rend op den geest, en er is waarschijn
lijk meer slaap in de vierkante bedstede
in Holland dan in eenig ander land in
Europa. Ik bereikte Amsterdam met den
trein van Brussel en passeerde een aan
tal voorname steden, die ik bestudeerde,
natuurlijk wel een beetje oppervlakkig,
uit het raampje van mijn coupé en van
uil de restaurant van het station. Daar
was Rotterdam, wel bekend in de ge
schiedenis als de woonplaats van een
koopman met een eigenaardig been.
(Wat kan de schrjjver hiermee bedoe
len?) Daar was Schiedam, geliefd in de
scheikunde al3 de plaats waar de «schnaps"
werd uitgevonden; dan een stad onder-
scheidelijk bekend als «'s Gravenhage",
«La Haye", «Haag" en «The Hague".
Mij beviel het niet, want ik haat een
stad, die haar eigen naam niet kent.
Evenwel spreekt Baedeker nog al goed
over haar. Verder kwam ik nog voorbij
Leiden, waar puriteinen en electrische
flesschen (de Leidsche flesch) eens wer
den voortgebracht; en Haarlem, een stad
waarschijnlijk genoemd naar een voor
stad van New-York, en naar alle waar
schijnlijkheid volkomen in staat om haar
inwoners te doen trillen van de moeras
koortsen eindelijk bereikte ik het sta
tion van Amsterdam, dat ongeveer mid
den in de haven van Amsterdam ligt.
De vlakte van het land wordt alleen
verbroken door dijken en de horizon is
zooals de horizon van de zee zou zijn,
indien deze zoowel met windmolens als
met schepen bezaaid was. De mannen
die men op de wegen ontmoet ziju bijna
zonder uitzondering vreeselijk dik. Dit
is een illustratie van de gewone weten
schappelijke waarheid dat de mannen
rekken of krimpen in evenredigheid met
de horizon van de plaats waar zij wonen.
Zoo b.v. wordt de Zwitser, die zelden
een horizon ziet meer dan een halve mijl
van hem verwijderd, lang en schraal,
daar hij loodrecht opschiet in plaats van
zich horizontaal te ontwikkelen. De
Hollander daarentegen, wiens horizon
alleen begrensd wordt door de boogljjn
van de aarde, groeit in de breedte en
is op ongeveer vijfenveertig-jarigen leef
tijd zoowat bolvormig, bijna even breed
als lang. Hetzelfde is natuurlijk het geval
met de vrouwenen wanneer iemand in
Holland reist op een Maandag, zooals ik
deed, dan zal hij een idee krjjgen van
de breedte van een Hollandsche matrone,
die eenvoudig veischrikkelijk is. De Hol
landers zijn blijkbaar een bij uitstek ge
zond volk. Zij hebben schitterende oogen
en blozende gezichten, en het feit, dal
zij het onophoudelijk gebruik van tabak,
die in hunne kolonies groeit, overleven,
bewijst dat zij wonder sterk moeten zijn.
Ik ben overtuigd dat mannen hun hoogste
physische ontwikkeling bereiken in een
dampig en mistig land. In Holland, waar
de winter-mislen meer aanhoudend zijn
dan die in Londen, en waar alles zoo
vochtig is, dat wijn zelfs water wordt al
is hij nog zoo dicht gekurkt, en waar je
de suiker moet uitwringen die je in je
koffie doet, zijn mannen, vrouwen en
kinderen meer door en door gezond dan
de gewone Engelschman. De Amster-
damsche bakvischjes zijn alleraardigst
en gelijken overigens veel op de Engelsche.
Ik bestudeerde met zorg de taal met
behulp van Baedeker en de advertentie
borden aan de stations, en ik aarzel niet
te zeggen, dat het volstrekt geen taal
genoemd kan worden. Het is eenvoudig
Duitsch, verkeerd gespeld en onvergefelijk
langer gemaakt; b.v. ik zag een adver
tentie, die begon met Engelschekleeder-
makerij. Dan aan ieder station een groot
plakkaat, dat u ernstig beveelt te «Past
op de zakkenrollers." Nu, ik had geen
zakkenrollers en wilde ze niet hebben
ooken toch werd mij steeds door die
hinderlijke proclamatie gezegd, dat ik
moest «Past op de zakkenrollers."
Geheel Holland is doorsneden door
tallooze kanalen. Zij nemen de plaats in
van heggen en schuttingen en behoeven
niet gesnoeid of geschilderd te worden.
Hun bestaan is een bewijs van de ma
tigheid van den Hollander, in weerwil
van het feit, dal Holland het land is van
de jenever. Als het een volk van dronk
aards was, zouden zij in hun kanalen
vallen en zichzelven verdrinken, zoodat
het land weldra ontvolkt zou zijn.
Die vaarten zijn ook een reden waarom
de Hollander zoo huiselijk is. Een Hol
lander weet, dat hij, zoo hij bij donker
uitgaat, kans heeft om in een gracht te
vallen. Bijgevolg blijft hij thuis en maakt
aan zijn vrouw de opmerking, dat hij
haar te zeer bemint om er aan te den
ken een avond buiten haar door te bren
gen. De gewone manier om in Holland
van plaats te veranderen is per boot.
Als gij op den weg staat en over het
land kijkt, zult gij vast verrast zijn daar
stoombooten, schoeners, sloepen en gal-
joolen te zien zeilen over de weiden;
want de vaarten verdwijnen op korten
afstand uit het gezicht door de vlakheid
van het land en de vaartuigen, die ze
bevaren, schijnen over de turf en door
het graan te zeilen. Er zijn zooveel van
die vaartuigen, dat er wel veel ongeluk
ken door moeten ontstaan.
De boer, die aan het maaien is, loopt
steeds gevaar overreden te worden door
een stoomboot, of een boegspriel door
zijn ribbenkast te krijgen. Een toestond
van zaken, die de landbouw tot een
angstig en Rewaagd bediijf moet maken.
Van de Hollandsche winden kan ik geen
hoogte krijgen. Ik heb dikwijls twee
evenwijdig loopende vaarten gezien, waai-
op de schepen met eenzelfden wind in
tegengestelde richting zeilden, en toch
had ieder schip de wind aan den achter
steven. Hieruit blijkt dat de Hollanders
hunne vaarten graven op de manier van
een dubbel spoor, maar hoe zij het aan
leggen om dan toch voor elke vaart een
eigen wind te hebben gaat boven mijn
verstand.
De windmolens zijn ontelbaar als het
zand van de zee; zij zijn voortdurend
bezig om het lekke Holland uit te pom
pen, want geen Hollander zal wel durven
loochenen, dat zijn land leelijk lekt. De
duizenden pompen, die werken met
windkracht, zijn afgericht om het water
onder te houdenhuiveringwekkend is
het denkbeeld van wat zou gebeuren als
de wind eens ophield te blazen, neem
VAN
A. GODIN.
EERSTE AFDEELING.
HELENE.
I.
1) In een tamelijk eenzame straat van
Bamberg verheft zich een gebouw van
aanzienlijke grootte, hetstedelyk hospitaal.
Vroeger eene grafelijke bezitting, die uit
twee huizen bestond, werd het voor jaren
tot het tegenwoordige doel door een
middelgebouw vereenigd, waarvan de
voorzijde dicht aan den landweg ligt,
terwijl de achterzijde door groote scha
duwrijke tuinen begrensd werd, die zich
tot aan den oever der Regnitz uitstrekken.
De ondergaande zon van een Aprildag wierp
haar laatste stralen in eene parterre-kamer
van dit ziekenhuis en verlichtte het hooge,
eenigszins donkere vertrek. Het was eene
kamer van buitengewone dieptetwee
vensters zagen op de straat uit, twee
andere op den tuin, wiens oude schaduw
rijke boomen wel altijd eene zekere sche
mering in dat deel van het vertrek ver
mochten te houden. Een dier tuinvensters
was klaarblijkelijk het lievelingsplaatsje
van den bewoner. Een veel gebruikte,
maar goed bekleedde leuningstoel stond
voor een solied klein tafeltje, met rond
uitgesneden pooten, dat met boeken, rook-
toestel en juist nu, met een tamelijk aan
tal onopengebroken brieven bedekt was.
Veel ernstiger zag een groote, met groen
laken overtrokken, naast een der verlichte
vensters naar de straat gekeerde lesse
naar er uit, waar naast zich een boek-
hanger vertoonde, die bjjna tot op den
grond reikte. In tegenstelling met dat
anders zoo eenvoudige ameublement stond
aan den langen wand, tegenover de deur,
een groote, nog nieuwe vleugel, wiens
bijzondere schoone en zorgvuldige bear
beiding tot een kostbaar instrument liet
besluiten. Het was daar binnen geheel
stil, slechts de Münchener klok van den
wand tikte regelmatig, anders bewoog
zich niets.
Nu echter rammelde het slot van de
de kamerdeur; door eene vlugge hand
werd het omgedraaid en de eigenaar trad
het vertrek binnen. Hij kon niet ver ge
weest zijn, want hij was in zijn huisge
waad, zonder handschoenen en hoofddek
sel; toch vloog zjjn blik door de kamer,
en overzag de aanwezige voorwerpen,
daarna ging hij met een licht gebaar van
vermoeidheid in den leunningstoei zitten.
Met welgevallen strekte hij zijn linkerhand
uit en opende het venster, waarvan de
eigenaardige zwakke geur van jong loof
en boombloesem naar binnen stroomde,
die in het jaargetijde na zonsondergang,
nog als een afscheidstochtje van den
scheppenden, heerlijken dag, door den
rustenden tuin gaat. Toen werd eene
sigaar aangestoken, en met haar lichte
wolkjes schenen tegelijkertijd velerlei
gedachten in de koele avonlucht op te
stijgen.
Terwijl de jonge man zich zoo aan het
genot van een rustuurtje overgeeft, hebben
wij tijd zijne verschijning een blik te
schenken. Hjj telde ongeveer vijf en
twintig tot zeven en twintig jaar en be
hoorde tot die geslalteD, welke nog
meer de gedachten, dan het oog boeien.
Tamelijk groot, slank, mager, waarbij
echter zulk eene elasticiteit van beweging,
die tot eene krachtige, dikwijls ijzeren
constitutie doet besluiten, lag zelfs in de
rust, waaraan hij zich juist overgaf, iets
van energie. Fijn geteekende, door slecht
geordend donkerblond haar omgeven
hoofd, was dat eens denkers. Het helder,
goed en schoon ontwikkeld voorhoofd
welfde zich over de oogen met een on
bestemde, zich dikwijls verdonkerende
tint, wier vuur het bleeke gezicht eigen
aardig deed uitkomen en een steeds aan
houdenden intensieven geest verried. Had
niet om de fijn gesneden lippen een
jeugdigheid en levenslust gespeeld, zoo
had dit gezicht bijna de uitdrukking van
een man van zijn jaren geschenen.
«Goeden avond, Schaumbergl" klonk
eene diepe stem door het venster.
De jonge man sprong op en groette
plechtig. «Reeds terug, mijnheer de
directeur? De operatie goed van stapel
geloopen?"
«Geheel naar verwachting," antwoordde
de gevraagde: «niets nieuws in huis?"
«Van belang niet, ik kom juist uit de
zalen terug; slechts vele aanmeldingen,
zooals dit schijnt. Ziet de groote cories-
pondentie die met de laatste post aange
komen isl Ik zal ze juist beginnen."
«Veel genoegen I" wenkte de directeur,
«hier hebt ge de krant ook. Niets anders,
dan louter aankondigingen voor festivitei
ten. De koningin komt werkelijk en zal twee
dagen blijven. Verdoemde verveling Mijn
vrouwen denken nergens aan, dan aan
strikjes en lintjes en toen ik heden
terugkwam, was het eerste woord, dat
de meisjes mij als welkom zeiden Bal I
Trouw maar niet, Schaumbergl"
De assistent-arts lachte en zag met
een vriendelijk oog zijn directeur na,
die door den tuin naar zijne naast het
hospitaal gelegen woning stapte. Intusschen
was het donker geworden, de sigaat was
opgerookt, en de jonge man stond op,
om de lamp aan te steken, die op den
schrijflessenaar klaar stond. Hij narn
het pakket blieven en ging daarmede
aan de werktafel zitten om de laatste
bezigheden voor dien dag at te doen. Hij
las opmerkzaam middelerwijl vloog eene
ernstige sch duw over de fijne trekken.
En toch was hij gewoon, vele brieven
van deze soort te lezen, brieven, die
bijna altijd eene hoeveelheid leed en
zorgen in hunne enge ruimte bevat
ten; brieven die dikwijls genoeg in
huif onleesbaar schrift een smartelijk
hartzeer uitdrukten, brieven, die, wan
neer zij ambtshalve en kosteloos om
opname voor eene doodzieke verzochten,
juist daarom de ziel moeten bewegen
aanmeldingsbrieven voor een hospitaal I
Onverwacht viel Schaumberg, toen hij
eene groote ambtelijke aanschrijving
opnam, een dun briefje in het oog, wiens
hoek in een spleet van een grooten ge
doken was. Hij beschouwde het kleit e
briefje eenige oogenblikken voor hij het
opende, want het had een ander uiter
lijk dan de overige correspondentie;
niet dikwjjls verdwaalde zulk een ro2e-