NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
Het Herkenningsteeken,
\o. 89.
Woensdag 8 November 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Onze financiën.
BINNENLAND.
F euilleton.
AMERSFOOBTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco-per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIEN!
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Als wij ons leven nu eens niet var.
zijn ideale zijde beschouwen, msar eens
heel dicht op den grond der werkelijk
heid blijven en wij vragen dan wat is
de ziel van dal leven, wal is er noodig
om te leven? het antwoord luidt dan
telkens het geld. Natuurlijk weten wij,
dat het geld middel moet zijn en geen
doel, maar laten wij dergelijke beschou
wingen eens buiten rekening, dan is het
waar: het geld is de ziel van alles. Al
zijn we nog zoo goed en schoon en ver
standig, als we daarbij ook niet een
beetje van het lieve geld hebben, dan
kunnen we maar bitter weinig uitvoeren.
Het onontbeerlijke van het geld is spreek
woordelijk geworden in nhet geld is de
ziel van de negotie'' en zooveel andere
gezegden. Dat geld veel, ja soms alles
vermag heeft ook hij geweten die hel
spreekwoord in de wereld gebracht heeft
liet geld dat stom is, maakt recht wat
krom is. Het geld is de bloedsomloop in
de maatschappij, de almachtige bestuur
der van landen en volken.
Hel gouden kalf wordt ook in onze
eeuw nog aanbeden en er wordt niet
naar gevraagd, hoe iemand er aan ge
komen is, langs welken weg en met
welke middelen, of hij er rechtop heeft,
of hij het wèl gebruikt maar houd
op met vragen en neem zoo diep moge
lijk uw hoed of pet af voor mijnheer
zoo en zoo, of liever niet voor dien mijn
heer maar voor zijn geld, dan kunt ge
den persoon, wat u aangaat, wel weg
denken. Voor dien ander behoeft ge u
niet aan 'l gevaar om kou te vatten
bloot te stellen, immers wat bezit die
meer dan deugd en een beetje kennis
en verstand? Laat hij zich daarmee
vroolijk maken, wat gaat ons het aan.
Iets anders is het, als hij morgen een
flinke erfenis op zijn dak krijgt of, als
hij tenminste nog een twintigje speelt,
de honderdduizend trekt. Ja dan is het
iets anders I
Gaat het vaak wel anders? Jammer
dat bet nog zoo is, want het is toch
niet goed, is 't wel? Misschien is het
in de volgende eeuw niet meer zoo er
is tenminste wel eenige vooruitgang
merkbaar.
Maar geld is de ziel van alle zaken,
dat is en blijft zoo. Onze dichter Jeremias
de Deeker heeft het ons goed weten te
zeggen in de volgende regels:
Is het geen geld,
"Waarmee men oorlog voert, waarmee men woest
geweld
Of afkeurt of bestookt, waarmee men zijn vijanden
Of van zijn stranden houdt, of toevaart op hun
stranden,
Waarmee men vrede koopt, en 't vuur des oorlogs
bluscht,
Waarmee men handel drijft op Oost- en Westerkust,
Waarmee men vrienden wint, en haters weet te
krenken,
Waarmee men 't al verwint?
Wat zou hij al verdriets en ongenefs verwekken,
Die 't heil/aam geldgebruik den menschen kwam
te onttrekken
Waar 't niet bijna zoo veel. alsof men ons onttoog
't Gebruik van licht en vuur, 't genot van vocht
en droog?
Ja, hij heeft gelijk, geld is de eerste
en noodzakkelijkste behoefte in ODze
samenleving, zonder dat kunnen wij
niets, kan geen koning regeeren, geen
minister besturen, geen generaal een
slag leveren, geen architect een huis
bouwen, zonder datkan ook geen
stad een begiooliug opmaken, waardoor
in alle levensbehoeften voldoende wordt
voorzien. Nu komen we, waar we
wezen willen, aan den flnancieelen toe
stand onzer gemeente, waar we nog op
zouden terugkomen. Door die gedachte
aan bet geld waren we even afgedwaald.
Menschen die geen geld hebben worden
in de gewone spreektaal zelfs niet eens
als menschen meer beschouwd. (Zie eens,
hoe het bezit van geld met het al of niet
mensch-zijn samenhangt en hoe het
geld den mensch maakt!) Immers, men
noemt ze arme drommels, arme dui
veis, arme slokkerts en zoo al meer.
Als wij de gemeenten nu eens verper
soonlijken dan zouden wij onze gemeente
wel nog niet ouder die bedoelde niet-
menschen behoeven te rangschikken,
maar wij zouden haar kunnen breDgeu
onder een categorie van menschen, die
het langen tijd met een matig inkomen
heel aardig konden hebben; maar de
tijd komt met zooveel nieuwe eischen,
schept zooveel te voren ongekende be
hoeften, en de kinderen weten niet beter
ot het boort zoo en beginnen zooveel te
kosten, dal het vroeger voldoende in
komen niet meer toereikend is. Dan
het toeleggen traclementsverhooging, die
evenwel onvoldoende blijft, en door nood
gedrongen zich in schulden steken en
ja er moet op een of andere manier hulp
gebracht worden of anders is het eind
niet te voorzien. Is het inderdaad niet
zoo met onze gemeente? Als wij de ge
schiedenis der laatste jaren nagaan komen
we tot dit inzicht. Vergelijken we daar
toe eens de gemeenterekeningen van
dertig jaren en van heden en nemen we
dan de jaren 1802 en 1892.
In 1862, toen de bevolking 12842
zielen telde benevens een garnizoen van
251 peisonen, waren de ontvangsten der
gemeente, in ronde cijfers:
Plaatselijke directe belasting
(hoofdelijke omslag) f 20.700
Opcenten op de giond- en per-
sor.eele belasting - 8.000
Accijnzen op geslacht - 2.547
gedistilleerd - 23 285
wijn - 2.083
d turf en steenkool - 4.929
Baten en inkomsten uitgemeente-
eigendommen - 6.164
Sluisgeld - 160
Vuur-, haven- en tongeld - 6.500
Wik- en weegloon en - 286
Marklgeld - 125
Vleeschkeur - 155
Begraafplaats - 809
Hondenbelasting - 415
met ontvangsten van verschillenden aard
en toevallige baten enz. een totaal van
f 87.975.
De gewone uitgaven van dat jaar liepen
over de volgende getallen:
Beheer der gemeente f 9.387
Beheer der gemeente-inkomsten - 7.624
Politie (waartoe ook gerekend
werden de kosten voor brand
weer en straatverlichting) - 10.561
Openbare wegen, werken en in
richtingen - 18.035
Onderwijs ruim - 8.000
Armwezen - 15.600
met andere buitengewone en onvoorziene
uitgaven een totaal var. f 84.335. Toen
bad men geen reden tot klagen over den
toestand der financiën. Maar langzamer
hand werden de behoeften en eischan
grooter en stegen de uitgaven, zoodat
b.v. in 1892 de uitgaven bedroegen:
voor de politie alleen f 10.516; brand
weer f 2.380; straatverlichting f6.275;
onderwijs (na aftrek van subsidie en
schoolgelden) f30.0o0; nadeelig saldo
reinigingsdienst f 2.000. Het armwezen
niet zooveel meer dan in 1862, nog geen
f 18.000. Die meerdere uitgaven, bij een
vermeerdering dor bevolking tot 16.449,
waren natuurlijk onvermijdelijkzoo
Amersfoort bij de algemeene beschaving
en vooruitgang niet wilde achteiblijven,
en daaraan is het dan ook te danken,
dat Amersfoort in de meeste opzichten
niet bij gemeenten van gelijke grootte
ten achter is en zich waardig kan hand
haven.
Ja Ameisfoort deed meer dan het
verplicht was ie doen, en hierbij hebben
wij vooral aan het onderwijs te denken;
en nu dient het op denzelfden weg voort
te gaan. Met de geleidelijke stijging der
uitgaven hield die der inkomsten geen
gelijken tred. 1 Mei 1866 werden de
accijnzen afgeschaft, en daardoor moesten
andere belastingen verhoogd worden;
het werd gevonden door verhooging van
de opcenten op de grondbelasting, ge
bouwde eigendommen en personeele be
lasting. Allengs zijn die opcenten ver
hoogd door de stijging der uitgaven en
door een beter verdeelden belastingdruk.
In 1892 warén de voornaamste ont
vangsten deze:
Van de personeele belasting f 27.180
40 opc. der bel. op geb. eigend. g
10 ongeb.
70 het personeel - 25.163
Hoofdelijke omslag - 45.623
Vuur-, haven- en tongeld - 4.646
Sluisgeld - 78
Weekmarktgeld - 402
Algemeene begraafplaats - 1.30J
Schoolgelden - 18.771
Hondenbelasting - 970
Vergunningsrecht voor den ver
koop van sterken drank in het
klein - 4.543
Een totaal van f 135.263 in ontvang
sten.
Door de vergelijking der jaren 1862
en 1892 ziel men, dat het onze gemeente
evenzoo ging als het huisgezin, waarvan
wij boven spraken en ook de gemeente
heeft van tijd tot tijd moeten leenen.
Nu moeten wij echter ook niet vergeten,
dat de indirecte inkomsten der gemeente
ook zijn toegenomen; b.v. door de ver
meerdering van garnizoen. Men rekent
wel eens, dat één bataljon in een ge
meente een ton omzet; als dat waar is,
kunnen wij dus hier wel een half millioen
rekenen.
Naar De Verzekeringsbode ver
neemt, zal de Staten-Generaal weidia
een wetsontwerp bereiken, strekkende
tot bevordering van veiligheid in fabrieken
en werkplaatsen.
Gasgloelicht. Een civiel ingenieur,
tevens scheikundige, in Limburg a. d. Lahn,
heeft een gloeiücbaam uitgevonden, dat
veel sterker en duurzamer is dan dat van
Auer, en niet het nadeel bezit, dat het
met bijzondere voorzichtigheid moet be
handeld worden.
Deze uitvinding, welke reeds voor pa
tent is opgegeven, staat, wat lichtsterkte
en zuinigheid (besparing van gas) betreft,
gelijk met dat van Auer, en heeft boven
dien nog hel voordeel, dat naar gelang
van de stoffen, waarmede het doortrok
ken is, licht van verschillende kleuren
kan verkregen worden.
Prof. Oudemans te Utrecht meent
uit de meteorologische opnamen te mogen
opmaken, dat een zachte winter tegemoet
kan worden gezien. Vooral de hoeveel
heden regen der laatste rnaand duiden,
volgens hem, hierop.
In tegenwoordigheid van eenige
belanghebbenden, hiertoe uitgenoodigd,
had Zondag jl. aan het hoofdkantoor te
Amsterdam door middel van het lot de
toewijzing plaats van de derde eiken
houten theetafel met Meisner Theesei-
vies die door de firma Thomson onder
de verbruikers barer thee zoude vei loot
worden. Blijkens achterstaande adver
tentie is Mevrouw Wed. Hofman. Noor
derstraat 52 te Deventer de gelukkige
bezitster van het kostbare voorwerp ge
worden. Tevens deelde de firma mede
dat van af Zaterdag e.k. iedere week
onder de verbruikslers barer Thomson's
Thee, ten einde deze in de winsten door
deze Maatschappij behaald, te doen dee-
len, f25,onder de inzendsters vau de
leege zakjes benevens 5 kilo thee a f2,
per kilo aan den winkelier bij wien hel
zakje thee waarop deze f 25,00 gevallen
is, zal verloot worden. Deze verloting
zal weder geschieden door toezending
van de leege zakjes aan het hoofdkan
toor met bijvoeging van duidelijke naam
VAN
A. GODIN.
9) In een hoek der kamer zat Andlau,
met eene lange pijp gewapend en eene
glimlachende uitdrukking, die wonderlijk
afstak bij zijn leeuwengezicht. Hij al
leen had het binnenkomen van zijn jongeD
vriend bemerkt en legde, hem toeknik
kend, zeer verstandig den vinger op den
mond. Het teeken was niet noodig ge
weest, want Otto stond zwijgende daar,
den blik onafgebroken op de fraaie,
levendige groep voor hem gericht, vooral
op de hoofdpersoon, die, door al de
kerstmiskatrsen beschenen, als eene fee
in de sprookjes, er uitzag. Elizabeth
wat eene lieve schoonheid, het iets ge
bruinde gelaat van den edelsten vorm,
de hooge gestalte goed geëvenredigd.
Juist was het jonge gelaat door de vroo-
lijke opgewondenheid levendig gekleurd,
die bruine oogen fonkelden van vreugde.
De eene na de andere leidde zij de
kleine meisjes naar de tafel, gaf ze ge
schenken, verklaarde en liefkoosde ze
daarbij zoo innig en vertrouwelijk, dat
de blouheid der dorpskinderen weldra in
een luid gejubel overging. By eene
snelle wending bemerkte zij intusschen
weldra den jongen man, die, nog altijd
bewegingloos, weinige schreden van haar
stond. Haar gelaal werd gloeiend rood.
Andlau, Dadat hij zijn gast op zijne
gewoonlijk luide wijze begroet had, riep
hein met een dreigenden lach toe: »Nu,
dokter, zie het spook maar eens aan,
die u tot nu toe, zooals het schijnt, uit
mijn huis verjaagd heeft zij is niet
als de man in het woud, die de kleine
kinderen opeet, zij geeft ze integendeel
iets te eten I"
Otto was op het jonge meisje toege
treden en zeide haar een paar woorden
tot welkom, maar zij begon te blozen
en de jonge man maakte het zich tot
een verwyt hier binnengekomen te zijn.
vMaar zeg mij, dokter, waar zijt gij
voor den duivel den geheelen tijd ge
bleven? Gij behoeft in het geheel niet
te antwoorden, ik weet reeds, dat gij
voor alle rokken uit den weg gaat. Voor
mijn meisje behoeft gij u echter niet te
schuwen, het is geen kruidje roer mij
niet, zooals ik mij voorstel, zjj kan lachen,
dat iemand zelfs het hart in het lichaam
lacht, in wind en weer gaat zij met mij
uit, en kan alles zoo goed in orde maken,
dat het een lust is. En ze is zeer
levenslustig, ze trippelt den heelen dag
door als eene leeuwrik ze springt als
een eekhoorn en kan vleien als een
katje
Toen tot eten geroepen werd, ver
heugde hij zich, het schoone gezichtje
weer te zien, dat hem werkelijk op nieuw
trof. De levendige kleur van te voren
was verdwenen en de frischroode lippen
verhoogden nog hare fiere gestalte. On
willekeurig wendde Otto's blik, zich
magnetisch aangetrokken, haar steeds
opnieuw toe, maar de herhaalde pogin
gen om een gesprek met haar aan te
knoopen, hadden weinig uilwerking en
van de levendigheid, die haar vader zoo
luidkeels had geroemd, bleek geen spoor,
zjj scheen den gast daarentegen zeer
bloode.
Maar de weinige zeer harmonische
tonen van het meisje volgden hem op
den terugweg als de echo van den aan-
genaamsten indruk, hij had zelden eene
meer weldoende gastvrijheid genoten.
Van toen af kwam Schaumberg meer
en meer in deze woning en kon en
wilde het na eenigen tijd niet meer
loochenen, dat eene magneet hem daar
heen trok.
Dag aan dag werd het hem duidelijker,
dat hij in Elizabeth een karakter aantrof,
dat met het zijne overeenkwam, als een
dubbel accoord. Zij sympathiseerden
zoo, dat alles, wat zij te zamen be
spraken, een licht over alle zaken deed
chijnen. In Elizabeth's omgeving werd
iedere goede eigenschap van den jongen
man verhoogd, toenemende levenskracht
bracht hij door haar in zijn huis, ook
bekwaamheid in zijne betrekking over;
hare schitterende gestalte vergezelde hem
overal en was nergens te veel, nergens
storend. Een levendige, vuiige geest
openbaarde zich in iedere uiting, in
iedere handeling van het meisje, en
terwijl Otto haar van harte lief had,
beviel zij hem ook in alles wat zij sprak
en zich voornam. De invloed die zijn
oordeel, zijn inzichten, ontegenzeggelijk
op haar uitoefenden, deed daarbij zijn
eigen gevoel goed. Terwijl Elizabeth in
den omgang inet de weinige jonge mannen
van Berneck, die zich vele moeite ge
troostten, om de hand van het schoone
meisje te verwerven, de meest zorgelooze
vroolykheid toonde, kwam de beschroom-
heid, die Schaumberg reeds bij de eerste
ontmoeting was opgevallen, nog dikwijls
weer voor den dag en gal de schitte
rende gestalte eene onuitspiekelijke be-
koorijjkheid. Wanneer hij in het bosch
huis kwam, was hare ontvangst altijd
vriendelijk en vertrouwelijk, in het ge
sprek was het dikwijls als kwam een
blos van schuchterheid over haar gelaat
dan verdreef zij zonder zichtbare oorzaken
op eens die blos, weid stil en een wei
nig zenuwachtig, en iederen keer was
er in zulke oogenblikken een weinig tijd
noodig, voor zij hare onbeschroomdheid
en vroolijkheid terug kreeg.
Schaumberg dacht dikwijls over deze
eigenaardigheid na, hij kon niets vinden
wat haar, oogenschijrilijk in samenhang
met iets van het gesprokene, had aange
daan. Onmerkbaar was het lente ge
worden. Reeds bedekte zich de geheele
helling van den slotberg rnel vlierstrui
ken, die hun geur rondom verspreidden.
Ook in de bergen begon leven te komen
zij, evenals de mijnen en schachten,
waaiin men vroeger naar goud, aluin en
koper gegraven heeft, zijn thans verval
len en ontoegankelijk; toch word.n he
den ten dage nog ertsen uit de rijke
groeven te voorschijn gehaald. Des zon
dags ontbreken de bergknapen in hunne
oiigineele kleederdrachl zelden onder het
vroolijke volkje, dat zich aan den dans
verlustigt, meest in de open lucht, het
liefst voor de bezochte heiberg van het
dorp Goldmühl. Du prachtige dorpje in
tevens liet lievelingsdal van de builen
zijnde menschen, die dan de eerste sleu
telbloemen en lenteklokjes zoeken. Is