NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. Het HerkeRRingsteekee, I\o. 90. Zaterdag 11 November 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VOOR VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. Plaatselijke berichten. F euilleton. AMERSFOORf SC1E COURANT. abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Armoede en liefdadigheid. De nachtvorsten kondigen ons wederom liet naderen van den winter aan, een tijd van gezellige avonden voor meergegoeden, van koude en gebrek voor de armen. Met het korten der dagen ziet de werk man zijn loon mir.der worden, hij werkt gewoonlyk slechts zoolang het dag is, bij kunstmatig licht alleen dan wanneer omstandigheden spoedig doorwerken nood zakelijk maken. De werkman weet dat zijne verdiensten 's winters veel minder bedragen dan zomers en als hij verstan dig is richt hij zijn leven zoo in dat er in het gunstige jaargetijde een spaar potje gemaakt is voor den kouden en weinig verdiensten aanbrengenden winter; hij bezuinigt en bespaart in de zomer dagen opdat zijn leven in de winterdagen niet te scherp zal afsteken bij den be- trekkelijken overvloed, dier. hij anders in den zomer kan genieten. Zoo, zeiden wij, doet een verstandig werkman, maar wij hadden daarbij reeds het gunstige geval verondersteld, dat hij zomer en winter door op werk kon rekenen. Menig een is zoo gelukkig niet. Velen zijn zomers reeds verplicht van den eenen dag op den anderen te leven en moeten dagen, weken voorbij laten gaan waarin zij niets kunnen verdienen. Hun was het onmogelijk te sparen voor de toekomst. Wat zij in het warme jaargetijde verdienden, moest toen reeds opgemaakt worden. De winter staat voor hun deur zonder dat er geld in huis is, en daar er minder gewerkt wordt en de werkgevers reeds moeite hebben hunne vaste werklieden aan den winkel te hou den, is de gelegenheid om nog iets te verdienen veel minder dan in den zomer. Wat nog in huis is, dat eenige waarde bezit, wordt naar een pandjeshuis of bank van leening gebracht en wanneer daar het laatste voorwerp van waarde voor weinig geld is achtergelaten, en zij niet van honger en gebrek willen om komen zijn de armen verplicht zich te wenden tot de diakonie of andere arm besturen om door dezen ondersteund te worden. Zijn zulke besturen rijk dan kan aan veel ellende een einde gemaakt wor den, maar dat is zooals bekend is op verre na niet de gewone toestand en gaan de aanvragen om ondersteuning ver boven de inkomsten waarover zulke be sturen te beschikken hebben. En bij kerkelijke armbesturen kan hij slechts aankloppen als hij tot een of ander kerkgenootschap behoort; wat dan gedaan wanneer hij zich bij geen kerkgenoot schap aangesloten heeft? Dan ziet hij zich gedwongen de hand uit te steken naar den voorbijganger en te gaan bedelen. Hij wordt bedelaar van het toeval, ■naar zoo hij zich niet steeds blijft her inneren, dat dit slechts een voorbijgaande toestand mag zijn, dat hij steeds moet blijven uitzien naar werk en elke gele genheid hoe gering ook die zich voordoet om met handenarbeid iets te verdienen, verplicht is aan te grijpen om uit dien toestand te geraken, wanneer hij dit alles vergeet of nalaat zal hij spoedig gaan behooren tot de bedelaars van beroep. En van die laatste zijn er maar al te veel. In iedere stad, ook in de onze, worden zij gevonden, zij zijn te lui orn te weiken, ja zij zien, dat zij mei bedelen veel meer verdienen dan door arbeid mogelijk is. Met minachting zien zij neer op den werkman, wien het met veel moeite en inspanning gelukt een schamel stukje brood voor zich en de zijnen te verdie nen. Hard werken en weinig verdienen daar bedanken zij voor, 't is toch veel gemakkelijker en voordeeliger eenige uren op straat de band op te houden of de huizen af te loopen en van het zuur ver diende geld thuis een smakelijken maaltijd te houden of er mee naar de kroeg te gaan en daar het geld zij ner goedgeefsche medemenschen te ver drinken. Dat men met bedelen tijk kan worden is algemeen bekend. Het is zoo zeld zaam niet, dat men in binnen- en bui- tenlandsche bladen leest, dat hier of daar een arme gestorven is, bij wien of in wiens woning men zooveel duizenden of tienduizenden aan ba*r geld en effecten gevonden heeft. Dat zijn uitzonderingen, zegt men, er zijn er, die misbruik maken van de liefdadigheid hunner medemen schen, maar dat zijn er maar weinigen. Zou het waar zijri? het ware te wen- schen, maar de feiten bewyzen het tegen deel. Die het weik van Louis Paulian «Paris qui mendie" leest, moet tot de overtuiging komen dat 9/io van de aan de armen geschonken gaven niet beant woorden aan het doel, waartoe zij gege ven worden. Paulian is niet de eerste die er op wijst, dat bedelen een beroep geworden is, waartos men, wil men n.l. goed geld verdienen een zorgvuldige opleiding noo- dig heeft. Zoo had b. v. Aurélien Scholl reeds in 1889 een zijner geestige kronieken aan de bedelaars van beroep gewijd. Hij bespreekt daarin o. a: den gids van den bedelaar in Parijs, een handleiding (slechts f0.05 kostende) waarin een aanstaand bedelaar van beroep allerlei nuttige wen ken kan vinden. Moet hij een bedelbrief schrijven, in zijn gids kan de beroepsbe delaar er een dertigtal vinden, voor vel schillende omstandigheden toepasselijk. Aar, hen, die langs den weg bedelen wordt hieriD de volgende raad gegeven. Richt u bij voorkeur tot personen die in den rouw of pas gedecoreerd zijn; om verschillende redenen kunt gij op de milddadigheid van zulke wandelaars ver trouwen. Wanneer gij menschen tegen komt die er welgedaan uitzien, zegt dan ik heb honger. En eerst wanDeer men u twee of driemaal heeft afgewezen, kunt gij er bijvoegen: ik heb in twee dagen niets gegetenMet allerlei uitdiukkingen zoeken zij de harten hun ner medemenschen te vermurwen, met trillende stem roepen zij den wandelaar toe: een centje asjeblieffl Maar O wee I als gij voorbijgaat zonder iets te geven, dan krijgt gij achter uw rug hartige uit drukkingen te hooren, zooals wel menige lezer evenals wij zal ondervonden hebben. Het volgende deelen wij op gezag van Scholl mede, het is te karakteristiek om het onvermeld te laten. Een zijner vrien den wierp zooals hij gewoon was een sou in een houten bakje, dat een bij een blinde behoorende hond vasthield. Thuis komende bemerkte de gever dat hij in plaats van een sou bij vergissing een louis in het bakje gegooid had. Zijn eerste gang was den volgenden dag naar de plaats waar de blinde als gewoonlijk zat en hem te vragen: of hij den vori- gen dag niet een twintig frankstuk onder zijne ontvangsten gevonden had? De blinde antwoordde hem hierop, dat hij dien morgen uitgegian was zonder zijn kas nagezien te hebben, maar dat hij bereid was om zoo de gever een vergis sing begaan had, hel geldstuk terug te geven. Wanneer mijnheer slechts zoo goed wilde zijn in den loop van den avond J even bij hem aan te komen, dan zou men hem zijn boeken ovei leggen. De gever kreeg het adres op en nieuws gierig zijnde hoe het er bij zoo'n blinde man aan huis mocht uitzien, schelde hij 's avonds aan de aangewezen woning, De concierge verwees liern naar de eerste verdieping, waar de bezoeker op zijn be scheiden aanbellen door een knecht in liverei binnengelaten werd in een prach tige salon, stijl Louis XVI. Bijna op hetzelfde oogenblik kwam van de andere zijde de blinde binnen, in een keurig huisgewaad gekleed. Mijnheer komt, ge loof ik, om die kleine vergissing? vroeg de blinde. En op het bevestigende ant woord ging hij voort: Uw terugvragen is billijk.... mjjn kassier heeft het goudstuk gevonden.... hier is het. Maar toen de gever onder dankbetuiging zich wilde verwijderen, maakte de blinde er hem opmerkzaam op, dat hij hem nog een sou schuldig wasl «Mijnheer" de billijk heid van die vraag inziende stopte een sou in de hand van den blinde, die, ter wijl hij boog, zeide: Baptiste, laat mijn heer uitl Zoo iets is voorzeker alleen mogelijk in een groote stad, waar men niet weet, wat voor menschen de andere bewoners van hetzelfde huis zyn. Slot volgt.) De Boodschapper verneemt, dat in den toestand van mr. Keuchenius, niet de geringste verbetering is waar te ne men. De pijn verergert veeleer met den dag. In liet intercommunaal telephonisch verkeer, dat, zooals men zal welen, eene onderneming is van het Rijk, die door de Bell-Telefoonmaatschappij wordt geëx ploiteerd, zullen binnen 4 a 5 weken ook Nijmegen en Amersfoort worden op genomen. De warme »n koude kassen van het Botanisch Genootschap te 's-Graven- hage, geven in deze dagen iets merk waardigs te zien. Door de zorgen van den hortulanus staan thans een veertien- honderdtal chrysanthemums in vollen bloei. Niet minder dan tachtig variëteiten, in verschillende nuances, treft men er aan, terwijl de doorsneden van het meerendeel afwisselen tusschen 18 en 24 c.M. Tusschen de maatschappij tot Ex ploitatie van Staatsspoorwegen en de HollandscheIJzeren Spoorwegmaatschappij is eene nadere regeling getroffen ten opzichte van het verstrekken van vrij kaarten en vrijbilfetlen op de gemeen schappelijke baanvakken, zoodat van 1 December a.s., zijnde het tijdstip waarop die maatregel in werking treedt, het personeel met de door zijne maatschappij verstrekte vrijbilletten, voorzien van het stempel «personeel," ook de gemeen schappelijke baanvakken in beheer bij de andere maatschappij, kan bereizen. Een ingezetene van Den Haag werd door den kantonrechter tot vijf gulden boete veroordeeld, ter zake van het niet vei hinderen dat zijn hond 's nachts rumoer verwekt. De eisch tegen den directeur der bank van leening te Utrecht, Koch, is 4 jaren, tegen den boekhouder Frijlink 2 jaren gevangenisstraf. Naai men ons mededeelt, zal bij de uitgevers Nijgh van Ditmar te Rotter dam een afzonderlijke uitgave het licht zien van de brieven «het Parlement der Godsdiensten, saamgeroepen ter gelegen heid van de Wereldtentoonstelling te Chi cago", welke door den heer F. W. N. Hugenholtz te Grand Rapids, in de Nieuwe Bolt. Ct. werden geplaatst. In plaats van den tot majoor be noemden kapt. B. C. G. Glasius, is bij de K. M. Academie te Breda geplaatst de kapt. P. G. vau der Garden van het 5e regt. Inf. De kapt. A. S. Schut, van het 5e reg inf., wordt overgeplaatst van Amers foort naar Utrecht. De heeren L. van Achterberg, H. Heilijgers en R. Cirkel, oud-leerlingen der Anna Paulowna Bewaarschool, hebben zich tot eene commissie gevormd om het 50jarig bestaan dezer zoo nuttige en van A. 6IODIK. 10 «Met een kloppend hart groef The obald eenige mossels uit hel zandtot nu toe had hij evenwel de ledige schel pen genomen, die op de oppervlakte lagen. Hij opende haar en vond in iederen mos sel een schitterenden paarl. Op zijn voet reizen had hij genoeg van paarlen en de waarde daarvan gehoord, om te vermoe den, welken schat hij ontdekte. Vol vreugde snelde hij den volgenden dag naar Bamberg, giog daar naar een juwe lier en kreeg voor het hoopje paarlen, dat hij hem had gebracht, zulk eene massa geld, dat hij daarvoor het schoonste land- goedje uit den omtrek kon koopen. Het is gemakkelijk te begrijpen, dat hij nu zijn Grietje tot vrouw kreeg, en deze was niemand anders, dan de bovenge noemde overgrootmoeder der oude vrouw in den molen!" Elizabeth zweeg en zag haar geleider vriendelijk aan. «De geschiedenis is bepaald geloofwaardig en de inval, eene goede gedachte, als mosselvrouwtje te laten optreden, zeer aardig," schertse Olto. «Is het mosselvrouwtje sedert meer te voorschijn gekomen? En laat het zich slechts door tranen bewegen?" «Beproef het eens daar beneden ruischt de paarlbeek, evenals vroeger," zeide Elizabeth, terwijl zij staan bleef. Het was een schilderachtig schoon punt, waar zij gekomen waren. Reeds sedert eenige minuten hadden zij den oeverweg verlaten, om langzaam naar boven gaande het pad te volgen, dat van Berneck door het woud naar ambt Stein leidt en tot de schoonste gedeelten der streek behoort. Zeer in de diepte, in de enge kloof, glinsterde en ruischte de beek door het dichte lover der boomen drongen de stralen der ondergaande zon, en weefden een goudvischnet om de twijgjes en bladeren. Door eene opening zag men van hier uit de steile vooruitspringe rots, die het overblijfsel van het oude slot Stein draagt, gedeeltelijk eene ruïne, gedeeltelijk tot eene kerk opgebouwd, die van de steile hoogte wenkt, een oude groet. Onder een schaduwrijken eik was eene zooden bank gemaakt. «Willen wij hier uw vader wachten juffrouw Elizabeth I" vroeg Schaumberg, terwijl hij naar de bank ging. Gewillig cam het joDge meisje aaD zijne zeide plaats. Zij zette den hoed af en leunde met het hoofd tegen den stam van den eik. Het was zeer stil in het rond; bei den zaten zwijgend daar, overgegeven aan het genot van den vrede van hel woud. De frissche lente en de zoele avond lucht zweefden vereenigd over het heer lijke plekje. Het leven van den helderen voorjaarsdag had nog niet uitgebloeid nog geurden het dichte mos en de wilde, eigenaardig riekende woudbloemen in de donkere schaduw, nog klonk hier en daar de slag eener meerle op zachten toon, die het menschenhart aandoet als «ene stem van den hemel; ging een zwak ruischen van boom tot boom, het gesta dig murmelen der bron, die weinige schre den terzeide uit het gesteente te voor schijn drong, weerklonk onophoudelijk en toch brak dit alles de diepe stilte niet af, het was als het ware slechts hel ademhalen des wouds. Het dichte gebla derte der hooge eiken en beuken, ver mengd met de jonge twijgjes der buek en die der glinsterende en ruischende bladen van den witbladpopuiier, welfden zich tot een bekoorlijken koepel. Niets levends vertoonde zich hier of daar. Otto's hort begon sneller te klop pen. Het was hem te moede, alsof eene zachte verliefdheid door het bosch ging, e«n zonderlinge droom voor de toekomst maakte zich van hem meester. Hij zag Elizabeth aan. Nog leunde haar schoon hoofd tegen den boomstamhaar oog, door de lange oogharen half bedekt, zag droomerig in de spleet: evenwel moest zij zijn blik wel gevoelen, eene vurige blos verspreidde zich steeds meer over haar bekoorlijk gelaat. «Uwe sage heefteendiepen zin I" zeide Otto eindelijk, en zyne stem klonk week. «Ja," hernam het jonge meisje, zonder op te zien, «het hoogste goed gewordt eerst hem die getoond heeft, dat hij het verdient.-' Schaumberg schudde liet hoofd. «Toch niet maar slechts de liefde gelukt het echte schatten te vinden! Dat gold reeds vroe ger, dat geld nog heden. Gij hebt mij van een gelukkige verteld, Elizabeth, wilt gij een gelukkige maken? Mag ik, kan ik hopen ,dat gij aanneemt, wat ik u bied mijn hart, mijn leven." Elizabeth wendde zich af en zag hem met een onbeschrijfelijken blik aan, ver borg toen het gloeiende gelaat in de handen en brak in tranen los. Getroffen sprong Schaumberg op en stond voor haar, geen wooid machtig. «Gij zijt niet meer vrij I" riep hij einde lijk op hartstochtelijken toon uit, Elizabeth liet de handen zakken en zag met de vochtige oogen naar hem op «Ik ben te gelukkig I" fluisterde zij nauwelijks hoorbaar en rustte In het zelfde ohgenblik aan Otto's borst, die haar tot zich tiok als wilde hij haar eeu wig behouden. III. Den 4. Juli was Elizabeth's negentien de verjaardaghij zou haar bruiloftsdag worden. Andlau had het aandringen van den welkomen schoonzoon niet tegenge gaan; op Eliztbeth was het oude spreek woord van toepassing: Wie zwijgt, stemt toe. Slecht éene stem had zich tegen liet besluit verzet, dat de bruiloft de verlooving zoo spoedig mogelijk zou volgen. Het was Elizabath's verzorgster en tante, die verzocht had voor het uit zet van haar lieveling te mogen zorgen en die er alleen tegen opkwam, omdat niet de helft van het «noodzakelijkste" in zulk een korten tijd klaar gemaakt kon worden. Toen zij echter een paar dagen voor den vastgestelden termijn in Berneck aankwam, volgden haar een wagen met meubels, talloozen kisten en korven. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1