NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
\o. 99.
Woensdag 13 December ib93.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
De
ÜNNENLAND.
F euilleton.
OP DEN „DOHLENNEST."
G0D1A
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In Augustus deelden wij onzen lezers
mede, dat een onzer stadgenooten nl.
B. G. Bouhuijs beweerde, de vlieg
machine te hebben uitgevonden. Dik
wijls is reeds gevraagd, hoe het nu
daarmee staat; daarom willen wij nu
meedeelen hetgeen wij er tan weten.
Bouhuijs, een kastenmaker van beroep
is al ongeveer achttien jaren lang
bezig met het uitdenken van een
vliegmachine. Van de vliegkunst heeft
hij zijn bijzondere studie gemaakt en
daartoe heeft hij verschillende proe
ven genomen met vogels en insecten,
en toen hij het een paar jaar gele
den meende gevonden te hebben, is
hij begonnen met zijn werktuig in
elkaar te zetten. Maar tot de ge
heele voltooiing daarvan ontbreken
hem de middelen, want hij denkt
daarvoor nog een '250 gulden noodig
te hebben. Om deze benoodigde som
te verkrijgen heeft hij zich al gewend
tot verschillende bladen en ingenieurs,
werktuigkundigen, officieren enz. maar
zonder gevolg. Volgens den een lag
het niet op zijn weg, een ander weer
hechtte er weinig geloof aan enz.
Een bekend ingenieur zou wellicht
kans zien om te helpen, als er in ons
land maar een octrooiwet wasmaar
nu, bij het gemis hieraan, een ieder
de zaak zou kunnen namaken en er
geen zekerheid is, dal men de kosten
goed kan maken, geeft hij den uit
vinder den raad, om zijn geheim goed
te bewaren tot wij een octrooiwet krij
gen. Die wet kan echter nog lang
op zich laten wachten, en daarom
wil Bouhuijs in het buitenland octrooi
aanvragen, als maar eerst zijn ma
chine klaar is en goed bevonden
wordt, hetgeen natuurlijk nog moet
blijken. Want al is de theorie goed,
hetgeen wij echter uit de onvolledige
teekeningen en mededeelingen niet
kunnen beoordeelen, haar deugdelijk
heid moet door de praktijk nog be
wezen worden. Maar de man ver
dient o. i. wel geholpen te worden,
en is iemand daartoe genegen dan
wil hij dien persoon nader inlichten
en als hij slaagt de geleende som
terug betalen.
Nog eens, of wij hier werkelijk
met een uitvinding te doen hebben,
wij weten liet niet, maar het kan
zijn. In ieder geval, die uitvinding
is mogelijk en kan bestaan in een
nieuwe toepassing van lang bekende
regelen en hulpmiddelen.
Zoekt iemand naar het perpetuum
mobile of de quadratuur van den cir
kel, men kan met grond betwijfelen
of het in zijn bovenkamer wel recht
pluis is; want dat b. v. het vinden
van de quadratuur van den cirkel
een onmogelijkheid is, kan een leer
ling van Burgerschool oi Gymnasium
u wel afdoende bewijzen. Maar dat
het vliegen voor een mensch onmo
gelijk is, dat is nog niet bewezen,
liet vliegen met twee vleugels, zooals
de vogels, daartoe is de menschelijke
lichaamsbouw niet geschikt, en op
deze wijze zou de zwaartekracht
moeilijk overwonnen kunnen worden.
Bouhuijs maakt echter van andere
hulpmiddelen gebruik en bij zijn toe
stel, waarbij ook een soort van rij
wiel gebruikt wordt, behoelt de vlie
ger zich niet meer in te spannen dan
een wielrijder.
Zooals men weet, is onze Amers-
foorter niet de eenige, die zich met
deze uitvinding bezig houdt. Onlangs
nog hebben wij in de couranten kun
nen lezen, dat de vereeniging van
Oosteririjksche architecten en inge
nieurs besloten heeft een vliegma
chine te doen vervaardigen volgens
het ontwerp van den uitvinder prof.
Wellner te Brünn. De professoren
Radinger en Hausse spraken de mee
ning uit, dat door Wellner het vraag
stuk der luchtschipvaart is opgelost.
De genoemde vereeniging moet zeker
ook wel deze overtuiging hebben,
want de kosten van vervaardiging
zijn vrij hoog (5000 florijnen) en wor
den geheel door de vereeniging be
streden. Het werktuig van Bouhuijs
zou nog geen 300 gulden kosten,
dus zijne uitvinding zou nog niet
overbodig zijn, gesteld dat Wellner
hem voor is geweest.
Wel altijd hebben de menschen
het als een gemis beschouwd, dat zij
niet vliegen kunnen. Bijna in elk
minnedicht wordt een smartkreet
vernomen over dat gernis, en bij ge
brek aan heusche vleugels heeft de
smachtende minnaar zich tot nog toe
moeten vergenoegen met de «vleu
gelen der liefde", en het overbrengen
van de «grootsche tijding aan zijn
zielsbeminde" heeft hij nog altijd
moeten opdragen »aan wolken en
winden en al wat vleugelen heeft."
Lang vóór de uitvinding der lucht
ballons werden er als voorloopers
van deze uitvinding proeven genomen
in het vliegen. Op het einde der
zeventiende eeuw maakte de Fransch-
man Besnier een vliegwerktuig, be
staande uit twee stangen met vleugels
van taf aan de uiteinden, die hij als
een juk over de schouders droeg.
Hiermede kon hij echter slechts van
een kleine hoogte in een schuine lijn
naar beneden dalen. Nog vele andere
proeven werden genomen, o. a. in
het begin dezer eeuw door Degen te
Weenen, maar de proeven waren
hoogst gebrekkig en mislukten veel
tijds en niet zelden moesten vliegers
het met den dood bekoopen. Met
zijn spierkracht kan de mensch zijn
zwaarte niet overwinnen, dus van
andere krachten zal hij moeten ge
bruik maken, maar hoe dan, dat
raadsel is nog niet opgelost. Ook de
luchtschipvaart heelt sedert de uit
vinding van den luchtballon in 1783
nog weinig vorderingen gemaakt. Het
oplaten van een ballon is niet meer
dan een interressante vertooning, en
deze uitvinding heeft tot heden toe
maar weinig invloed gehad op de
wetenschap en het leven der men
schen, vooral omdat er geen middel
is om den ballon te besturen. Wel
heeft men het beproefd met zeilen
en met een soort riemen, maar het
is nog vruchteloos. Men gaat waar
heen de wind waait en niet waar
heen men wil. Maar wie weet, wat
er nog zal worden uitgevonden im
mers onze tijd leert het genoeg, dat
men bijna niets voor onmogelijk moet
houden. En is onze wensch, om op
eigen wieken te drijven, eenmaal ver
vuld; denk u dan eens in, welk een
omkeer er zal komen in onze maat
schappij. Hel verkeer wordt voor
een groot deel verplaatst naar hooger
sferen. Sporen, trams en stoomboo-
ten kunnen wel opdoeken of hoogstens
r.og voor vrachtgoed dienst doen en
voor lui, die niet met hun tijd mee
gaan. Hel is goed, dat het electrisch
licht meer in gebruik komt, want de
steenkolen voorraad zal spoedig uit
geput zijn als wij dag en nacht kunst-
lucht moeten hebben, want overdag
zal de zon verduisterd worden door
het luchtverkeer, daar het in de wol
ken wemelen zal van allerlei reizigers.
Wie zal het nog verkiezen over
hobbelige en beslikte wegen te gaan
of in hotsende voertuigen te rijden,
als hij gedragon kan worden door de
verfrisschende zéürsEn wat een
heerlijke reisjes kunnen wij dan ma
ken Zoo eens op een achtermiddag
kunnen wij een Engelschen vriend
bezoeken en weer bijtijds thuis zijn,
of wij maken een uitstapje of liever
een uitvlucht naar Zwitserland bv.
als wij niet weten waarheen en thuis
ons vervelen.
Het zal ook goed zijn, om tegen
dien tijd een corps lueht-politie op
te richten, om de gevlogen dieven te
vangen en voortaan den weg met
de noorderzon voor de vertrekkenden
af de sluiten. En welk een omkeer
in de krijgskunde! Vestingen zijn
natuurlijk overbodig eu de ruiterij
kunnen wij best missenen hoe zou
dan zoo'n fata onorganische luchtslag
geleverd worden? Niet waar, welk
een groote omkeer zal er komen in
de maatschappij, als de vliegmachine
is uitgevonden en als maar zoo
ver zijn wij nu nog niet.
De Koningin en de Koningin-Regen
tes hebben aan den commissaris der
kon ngin in Friesland doen toekomen, een
gift van f 1500 tot leniging van den ramp,
die op 1 December jl. het visscherdorp
Wierum heeft getroffen.
De yalsche muntbiljetten die in om
loop zijn, hebben geheel en uiterlijk tan
nagemaakte waarde papieren en zijn zeer
goed »an echte te onderscheiden zij dra
gen in de hoeken de letters H. F. en
het jaartal 1892, zijn groenachtig van
lint en de straf bepaliDg aan den achter
kant is geheel onleesbaar.
De heer Jaap Eden vertrok Zater
dag naar Hamar om zich op schaatsen
te oefenen.
De officier van justitie bij de recht
bank te Arnhem eisclile Zaterdag tegen
T. Viëtor te Wageningen wagens ver
wonding van den burgemeester en den
wethouder Bronsveld, bij de standjes die
te Wageningen bij de loting der militie
plaats hadden, een gevangenis van 4 jaar.
Een winkelier in de Kalverstrant
kieeg dezer dagen van een heer, die een
welbekende naam opgaf, een flinke bestel
ling zilveren lepels en vorken.
Een kiuier, die het gekochte bezorgde,
weid te gelijk de kwitantie meegegeven,
doch, daar het juist St. Nicolaasavond was,
zei mijnheer het te druk te hebben; den
volgenden dag zou bij wel betalen.
Den volgenden dsg echter kreeg loeval-
lig dezelfde kruier een opdracht van een
anderen winkelier om aan hetzelfde adres
een partij zijden dassen van niet minder
ilan negentien gulden te bezorgen. Er werd
thans echter een andere naam opgegeven.
Dit wekte de achterdocht van den kruier,
die zijn vermoeden aan den winkelier mee
deelde, rnel dit gevolg, dat de dassen niet
verzonden werden.
De eerste winkelier werd ook gewaar
schuwd en deze trachtte sedert herhaal
delijk zijn geld te krijgen, maar nooit was
mijnheer thuis. Toen nu de vorige week
een bediende weer niet de kwitantie kwam
zag bij, dat de meubelen uit het huis wer
den gadingen. Dadelijk waarschuwde hij
zijn patroon, die er met een man of vier
UIT HET HOOGDUITSCH
door D. B.
2) Een wormstekerige latafel, met beslag
van gedreven zilver en een zeldzaam gewor
den sluiting, tafel met ingelegde ivoren
bladen, stoelen met verkleurde versleten
kussens, dit zijn ongeveerde voornaamste
voorwerpen van dit wonderlijk saamge-
stelde ameublement. De eenige moderne
meubels zijn eeu mahoniehouten riaaita-
feltje en een dames-schrijfbureaubeiden
behooren aan tante Martha en zyn een
cadeau vau eeDe familie, bij wie zjj als
gouvernante in betrekking i3 geweest, tot
dat da dood harer eenige zuster haar de
zorg over haar hulpeloos, moederloos kind
tot plicht maakte. Tante Martha is een
kleine, sentimenteele dame, met een gelaat,
waarop nevens een trek van innige goed
heid eene zekere onverschilligheid zich
uitdrukt, waardoor zij voor hare vrienden
en bekenden steeds tot niets anders dient
als voor een voetbank, waarop men de
voeten laat rusten. Zoo was haar leven,
dat zij slechts dienstbaar maakte aan haar
eventnenschen, stil en ongemerkt voorbij
gegaan, het had op geen enkele omstan
digheid te wijzen, die getuigde van eenige
opmei kzaamheid, welke men haai bewezen
ha l toor de vele olie s, door haar niet
eigen opoffering gebracht. Zy gevoelde
zich nu eenmaal tol dienen geroepen, en
zoo diende zij nu haar zwager reeds sinds
den dag, waarop hij zijne vrouw verloren
en met zijn eenjarig dochtertje en eene
harde, bittere ervaring, die hem uit eene
geachte positie rukte als een gebroken,
diep teinadergedrukten man op het oude
slot zijne woonplaats gevestigd had. Lang
zaam glijdt de rozenkrans door haar smalle
doorschijnende vingers. Zwate regendrop
pels kletleren tegen het venster. Heldere
bliksemstralen, die elkander bijna onop
houdelijk opvolgen, dompelen alles al» in
eene vlammenzee. Luide, rusteloos elkan
der opvolgende donderslagen maken dit
oproer der natuurelementen nog vreese-
lijker, en zijn oorzaak, dat tante Matha
steeds luider haar gebed prevelt.
Eene bijna doodsche stilte treedt plotse
ling na du angstverwekkend weèr in. De
woeste orkaan wijkt, de bliksemstialeo
worden zeldzamer, uitgepulter rommelt
de donder van berg tot berg, totdat hij
het vale antwoorden moede, wegstervend
in de verre echo zich verliest. De regen
valt thans bij stroomen neer en koelt de
verhitte aarde af.
«Wat is dat? Klopt daar niet iemand
aan de poort?" Als geëfectriseerd springt
Irma op, Vader!" roept zij juichend uit,
daar is vilder!"
Alle vrees is thans geweken. De teedere
meisjeshanden nemen de zware lamp op,
zij luistert niet naar de woorden harer
tante, om haar die ten minste te laten
dragen. Haastig verlaat zij de kamer, door
tante Matha gevolgd, en daalt de breede,
steenen trap af. Wederom wordt er ge
klopt, en eene vreemde stern roept onge
duldig «Laat mij binnen, als het licht
in deze oude muien ten minste geen dwaal
licht is geweest; ik ben verduiveld nat,"
De man, die op zulk een bevelenden
toon verlangt binnengelaten te worden,
verneemt thans het geluid van voetstappen
achter zich en eene stem vraagt wantrou
wend «Wie zijt ge, die bij mij wenscht
binnen te komen?"
«Een rondtrekkende kunstenaar, die
door en door nat is."
Eer Gerhardt von Dollen in staat is
eene verdere vraag te doen, wordt de
grendel teruggeschoven en de deur springt
open. «Treed binnen," zegt de kruiden-
zamelaar op hoffelijk, koelen toon.
Her is een wonderbaarlijk tafereel, dat
zich daar aan den verbaasden vreemdeling
by zijn binnentreden vertoont. Voor hem
staat, helder door het lamplicht bestraalt,
de kleine Irma. Een lichte blos over het
reedere ovaal van het liefelijk gezichtje,
de vlechten met haar gouden weerschijn,
half loshangen I de raadselachtige oogen,
gelijk die eerier .waternimf, met nieuws
gierige bevreemding op hem gericht; ach
ter haar het goedige gezicht van tante
Martha, omgeven door een wit nonnen-
Lapje, met sierlijk geplooid kraagje, in
kloosterlijken eenvoud naar den onbekende
starende en zich eerst ophelderde, toen
zij naast dezen Gerhardt von Dollen ziet
binnentreden. Doch den vreemdeling blijft
geen tijd, om dit beeld in zich op te nemen.
Irma geeft de lamp nu aan hare tante
over, snelt, zonder verder op den vreem
deling te letten naar haar vader toe en
kust hem hartstochtelijk.
«Ik ben zoo bezorgd geweest voor u,"
zegt zij en hangt zich aan zijn arm, nadat
Gerhardt von Dollen de deur weer achter
zich gesloten heeft. «Is u niet erg nat?"
«Neen, de regen verraste my eerst toen
ik hier boven was, en om de eerste bui
te laten voorbijtrekken ben ik in den Noor
dertoren, waar ik dicht bij was, gevlucht."
Zij begaven zicli naar de voorkamer.
Hier noodigt Gerhart von Dollen den
vreemdeling uit, zijn natte jas uit te trek
ken en bij het vuur in den schoorsteen
te drogen, dat spoedig door tante Martha
is opgestookt. De vreemdeling, die zonder
verwondering den blik laat rondgaan in
het zoo rigenaardig gemeubeleerde vertrek
zegt op een. meer beleefden loon, dan
waarmede hij begeerd had binnengelaten
te worden: »'t Zou mij weinig baten, of
ik mijn jas wilde drogen. Een in hel water
gevallen kat beteekenl nog niets, bij mij
vergeleken." voegde hij er schertsend bij,
«zij schudt zich het vel wat af en is weer
droog; ik echter ben tot op mijn huid
toe nat."
«Werscht ge soms ook van kleeien
te verwisselen, dan kan mijne schoon
zuster u den weg wijzen naar mijne ka
mer en u daar de noodige kleedingstuk-
ken geven."
De vreemde nam dit aanbod dankbaar
aan.
Tante Marhta neemt een licht en ver
zoekt hem vriendelijk haar te willen vol
gen. Zonderling gevoelt hij zich te moe
de, als hij de steile, kronkelende trap
opgaat en door donkere, lange gangen
zich naar de kamer van zijn gastheer
begeeft. Zijn voetstappen veroorzaaken
allerwegen een luide, bijna akelig luide
echo en daartusschen weerklinkt bet kla
gend gekras der jonge uilen, die in de
oude rnureu bun zetel hebber, opgesla
gen. Waar, bij wien bevindt hy zich.
De verwelkte pracht, die hel eerste ver-