NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
No. 10.
Zaterdag 3 Februari 1894.
Drie-en-Wintigste jaargang.
VOOR
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Flesschentrekkers
BINNENLAND.
F euilleton.
OP DEN „DOHLENNEST."
AMEBSFOOBTSCHE COURANT.
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Onze Nederlandsche taal is in den
laatsten lijd met een woord verrijkt, dat
met de zaak die hel uitdrukt maai liever
tot de niet in werkelijkheid overgaande
mogelijkheid had moeten blijven behooren.
Maar «lievertjeskoekjes" worden nu een
maal in honderde gevallen niet gebakken
en wij zitten met een bedi ijf opgescheept
waarvan niemand behalve de uitoefenaars
gediend wenscht te zijn. Van allerlei
kanten en onophoudelijk lezen wij van
slachtoffers van dit bedrijf en hoevelen
zijn er bovendien niet die er maar liever
in 't geheel niet van reppen dat zij beet
genomen zyn. Een juiste bepaling van
het woord «flesschentrekkerij" te geven
is niet makkelijk, daar hel zich in ver
schillende vormen ea onder allerlei om
standigheden openbaart. Meestal is het
een bestellen van koopwaren duor lieden
die niets hebben om bet bestelde te be
talen en die ook volstrekt niet van plan
zijD om te betalen. Hun eenig doel is
om den handelaar of winkelier waarmede
zij in betrekking treden zooveel mogelijk
te plukken om op zijn kusten een ge
makkelijk leventje te kunnen leiden. Wat
hiertoe dienen kan, direkt of indirekl, is
van hun gading en vele zijn de middelen
die daartoe door hen worden aangewend.
De eenvoudigste zijn wel dat zij vao de
duizende en nog eens duizende aanbie-
bingen in couranten en tijdschriften ge
bruik maken om hunne bestellingen te
doen. Zij hebben daarbij de ruimste
keuze in levensmiddelen, kleedingslukken,
luxeartikelen vooral de laatste staan
hun aan daar ifrVdeze gemakkelyker weer
van de hand kunnen doen en er meer
klinkende munt voor ontvangen enz.,
enz. Een kort briefje op hoogen toon
geschreven en voorzien van een wijds-
klinkende onderteekerung mei opgave van
het adtes in een van de voornaamste
straten, meer nog in het een of andere
groote hotel van ds stad, waar de ge
waande hooge heeren hun verblijf houden,
bezorgt hun weldra de verlangde bezen
ding. En wat is ooger.schijnlijk natuur
lijker dan dat? Iedere leverancier is
blijde als hij zijne annonces met goeden
uitslag ziet bekroond en dubbel doet hij
zyn best waar het iemand geldt die voor
het eerst bij hem zyne bestellingen doet.
Dat hij bedrogen kan worden komt niet
bij hem op. De geheele handel berust
op vertrouwen en waar zou hij terecht
komen als hij beginnen moest iederen
nieuwen klant te wantrouwen. De eer-
lyken onder hen zouden vuak in toorn
ontstek.m. «Wat denkt zoo'n winkelier
wel van mij; hij moet zich niet verbeel
den dat hij ooit voor een ceot meer aan
mij sljjt. Voor hem kun ik tien anderen
vinden die mij met da grootste bereid
willigheid veel meer zouden sturen dan
ik verlang." Wij moeten bekennen, dat
het niet prsttig is voor iemand die aai
bedrog zelf niet zou durven of willen
denken, gewantrouwd te worden, maar
toch moeten wij de opmerking maken
dat hun teergevoeligheid in dergelijke
gevallen overdreven is.
Is het eer, handelaar die reeds meer
dan eens misschien met de kwade prac-
tijken der flesschentrekkers heeft kennis
gemaakt, kwalijk te nemen dat hy wan
trouwend of beter gezegd dat hij voor
zichtig wordt? Niet u dien hij niet kent
wil hij beleedigen, zichzelf wil hij slechts
voor schade vrijwuren en hoe kan hy dat
anders doen dan voor een oogenblik te
veronderstellen dal ook gij mogelijk een
van dat gild zijt, w iarmede hij liever
niet in aanraking komt? Juist om het
vele bedrog dat er gepleegd wordt zijn
w ij van oordeel dat de winkeliers nog veel
te lichigeloovig zijn. Wie zich aan anderen
spiegelt spiegelt zich zacht en waar het
nu herhaaldelijk gebleken is, dat builen-
laudsche bestellingen of zelfs die van
andere plaatsen in het eigen vaderland
zooveel gevaar opleveren is het onver
antwoordelijk zich niet van te voren te
overtuigen of de kansen van betaling van
dien aard zijn dat het sturen van het
gevraagde goed kan worden gewaagd.
Met opzet drukken wij ons hier voor
zichtig uit, want wij kunnen niet ont-
kennen dat het vaak onmogelijk is vol
doende waarborgen te verkrijgen en dat
het niet zelden gebeurt dat men na de
zorvuldigste voorzorgsmaatregelen geno
men te hebben toch nog bedrogen wordt.
Hier dient dus de vraag te worden be
antwoord of de winkelier zich nog op
andere wijzen dan door grootere voor
zichtigheid aan het gevaar van benadeeld
te worden zal kunnen onttrekken, dan
wel of hij die flesschentrekkeiij als een
noodzakelijk kwaad moet blijven betrach
ten, tot iets wat wel heel onaangenaa
is, maar waaraan nu eenmaal niets te
doen valt.
Voor zoover winkelier en klanten in
dezelfde stad wonen zou verkoop slechts
tegen contante betaling een afdoend
middel zijn. Dit middel is een omverwer
ping vau de bestaande toestanden. Wij
zijn voor een groot gedeelte gewoon onze
inkoopen op maaodelijkschp of jaatlijk-
sche rekening te doen en niet weinigen
zou het lastig vallen als wij alles terstond
moesten voldoen. Waar komt echter
bij velen die last vandaan Zij hebhen
het noodige geld niet om het gekochte
terstond te betalen en is dat in den grond
genomen eerlijk? Heeft hij die zijn waar
levert niet van het oogenblik af aan dat
hij die waar uit zijn handen geeft het
recht om iets daarvoor in ruil te ont
vangen waarmede hij dan terstond weer
opnieuw kan gaan handelen? En bestaat
voor ben die koopen voor hetgeen zij nog
niet hebben, niet de mogelijkheid dat zij
door ziekte of sterfgeval, of wat dan ook,
het noodige nooit zullen krijgen zoodat
zij builen nun wil tot de oenadeelers der
handelaars gaan behooren Met een kleine
opoffering in het begin d. w. z. met het
uitstellen van eeniga inkoopen kan men
maken dat men het noodige geld in
voorraad krijgt in plaats van waar in
voorraad te hebben voor geld dat eerst
later komt.
Voor hen die op het geld niet behoeven
te wachten beslaat er in 't geheel geen
reden om niet terstond te betalen, inte
gendeel het is veel beter dat zij het wel
terstond doen, want da trdoor stellen zij
den handelaar buiten gevaar van bedro
gen te worden of te kort te komen. Als
allen contant betalen, als deze handel-
wijz# regel wordt behoeft de leverancier
gean waar te leveren aan hen die nooit
zullen kunnen betalen. Hij heeft zich
dan eenvoudig op de overal geldende
gewoonte te beroepen. Minder makkelijk
valt het, het kwaad dat van buiten de
stad komt te weren. Men kan evenmin
van den klant eischen, dat hij vooruit
betalen zal, als van den winkelier dat hij
waar levert zonder geld. Hier moet dus
de winkelier op vertrouwen handelen,
zoudra bij ook naar buiten handel wil
drijven en zal hij daarbij aan het gevaar
moeten blijven blootstaan van bedrogen
te worden, zoolang hij niet door de wet
in bescherming genomen wordt. Het is
moeielijk een wet te maken die alle
soorten van flesschentrekkers tiaftendie
niet voor allerlei ontduiking vatbaar is.
Wat moeielijk is, is echter niet onmoge
lijk en weoschelijk is het zeker dat dat
gild eindelijk eens den kop wordt inge
drukt. Zoolang er nog geen wet tegen
hen bestaat, zouden de welgezinden den
winkelter eenigszins kunnen te hulp komen.
Zoodra zy vernemen dat iemand op on
eerlijke wijze aan zyn goed gekomen is
en zij er van overtuigd zijn dat het geen
valsch gerucht is, kunnen zij hem myden
en liever bij andsren al is het dan wat
duurder, hun inkoopen doen. Vinden de
flesschentrekkers geen afnemers dan
moeten zij op zijn minst hun bedt ijf of
misdrijf op bescheidener voet voortzetten
•n al is daarhij niet alles gewonnen, dan
is er toch veel gewonnen. Dwaas zou
het zijn, dat wat men krijger, kan, te
versmaden omdat men niet alles kryger.
kan wat men hebben wil.
Gonveuenr vau Snriuaiue.
Aan den minister van Koloniën is de
zer dagen door de firma Van Tubergen
Daatn en andere handelsbuizen, be
langhebbenden bij de kolonie Suriname,
het volgende adres verzonden:
Geven met verschuldigde hoogachting
te kennen;
«de ondergeteekenden, allen belang
hebbenden bij de kolonie Suriname en
gevestigd te Amsterdam;
dat bij hen het bericht is ingekomen,
dat de gouverneur van Suriname, jhr.
mr. T. A. van Asch van Wijck gemeend
heeft als zoodanig zijn ontslag aan Hare
Majesteit de Koningin-Waduwe Regentes
te moeten vragen.
dat zij mocht dit bericht op waar
heid gegrond zijn, gelijk zij reden hebben
te vermoeden de inwilliging van dit
verzoek zouden achten een ramp te zijn
voor de kolonie Suriname;
dat het hun toch bekend is, dat die
hooge ambtenaar alles doet, wat in zijn
vermogen is om Suriname op te heffen
uit den staat van verval, waarin het ver
keert, en de vruchten van zyn onver-
poosden arbeid reeds zichtbaar worden
redenen waarom de ondergeteekenden
Uwe Excelenlia eerbiedig verzoeken Hare
Majesteit de Koningin-Weduwe Regentes
te adviseeren zoodanig ontslag niet te
verleenen."
Legerplaats by Zeist.
De kolonel Van Kesteren van het 6e
regt. inf. te Breda is aangewezen tot
leider der schietoefeningen in de leger
plaats bij Zeist, waaraan door bataljons
van verschillende infanterie-regimenten zal
worden deelgenomen.
IiUndont ginning.
De heer mr. C. J. Sickesz, afgetreden
voorzitter van het Landbouw-Comité,
heeft in de gisteren gehouden vergadering
van dat Comité medegedeeld, dat hij
bereid is op twee plaatsen in Gelderland
stukken gronds, met de noodige werk
krachten en het noodige geld, beschikbaar
te stellen voor de Commissie uit het Co
mité, welke belast is geworden met bet
nemen van practische proeven van land-
ontginning tot wering en voorkoming van
werkloosheid.
Valsche bankbiljetten.
Door de bekende rechercheurs Paohorst
en Verbeek is gister te Haarlem aange
houden, de sigarenfabrikant F. v. Liemt,
verdacht van het uitgeven van valsche
bankb Ijetten van 300,
Ook is nog in hechtenis genomen een
zincograaf, zekere Krans, die zijn werk
plaats heeft op de Heerenmarkt te Am
sterdam waar vermoedelijk de valsche
biljetten werden gemaakt.
Door de ijverige bemoeiingen van den
hoofdinspecteur der Amsterdamsche re
cherche, de heer C. Bateld, is het ook
nog gelukt, den eigenlijken vervaardiger
der biljetten, een bekwaam teekenaar,
vroeger chef bij de firma Roelofsen
Hubner, in handen te krijgen. De arresta
tie van dezen persoon werd rnet zooveel
takt ten uitvoer gebracht, dat de vrouw
van den verdachte, die in hoogst zwange-
ren toestand verkeert, er niets van be
merkte.
Rempt, de eerste die gesnapt werd, is
gister naar den Haag overgebracht en
ter beschikking der justitie gesteld. Het
onderzoek in zijn woning heeft niets ver
dachts aan het licht gebracht, terwijl
tevens is gebleken dat het vermoeden,
als zou zijn jonge vrouw met zijn han
delingen bekend zijn, onwaar is. In den
UIT HET HOOODUITSCH
door D. B.
(Slot).
«Walter, mijn Walter I" weergalmt
door den stillen, heiligen vrede verkon
digende kerstnacht naar omhoog tot den
somber bltkkenden man, de angstig luis
terende oude dame.
Zij houden elkaar omslingerd, de lang
geschetdenen, als wilden zy nimmer
meer van elkaar gaan, mond aan mond,
hart aan hart, zoo staan zij daar en ver
geten alles, alles, ja, alleen niet dat zij
zoo in eikaars nabijheid zijn.
Boven, tot waar Walters naam, door
Irma's lippen jubelend utlgetoepen, is
doorgedrongen en de oude tante bijna
van schrik heeft duen verstijven en haar
onbekwaam gemaakt om de te verwach
ten uitbarsting van woede haars zwagers
op baar gewone bezonnen wijze te beje
genen boven, daar straalt een somber
vuur uit de oogen van Gerhardt von Dol
len. Hij tast naar zyn voorhoofd, hij
bijt, als om een hevige pjjn te verdooven
op de blaeke lippen, vervolgens keert de
ongelukkige man zich met een zwaar
pijnlijk gesteun tot tante Martha, die
hem bedeesd met kloppend hart is ge
naderd en op dit oogenblik naast hem
slaat en met haar doffe oogen angstig
vorschend naar hem opziet. Doch geen
gelaat, verwrongen door waanzinnige
woede ovar den vermetelen indringer,
den zoon zijns vijands, zag op haar neer
en toch, zy had zulks verwacht. De
laatste opflikkerende vonk van zijn oude,
verschrikkelijke kwaal is door zyn eigen
reuzenwtl, alsook door de liefde tot zijn
kind uitgetrapt, en de genezing, door tante
Martha met zachte hand begonnen, is
thans voltooid. Hij ziet wel doodsbleek,
diep etnslig en vele jaien verouderd op
haar neer, maar zonder toorn, zonder
gevaardieigenden, waanzinnigen blik.
«Mijn God mijn God 1" stamelt de
oude dame, volkomen verward over deze
verandering. «Ge zijt niet boos op Irma,
omdat zij hem zoo lief heeft!"
Moede schudt hij het hoofd. «Ik zelf
riep hein terug. Gods wil is sterker dan
de myne." En als hadde hij met deze
bekentenis zijn krachten volkomen uitge
put, zoo keerde hij zich van tante Martha
af en leunde met het koude voorhoofd
tegen het kozijn van het raam. Zij greep
zyne krachteloos afhangende rechterhand
en bracht ze vol eerbied aan haar ver
dorde lippen.
De hemel zal u dubbel in het geiuk
van uw kind zegenen, mijn goede Ger
hardt," zeide zij. Zwijgend beantwoordd
hij den druk harer hand, zonder het hoofd
van het harde vensterkozijn op te hellen.
Thans werd de deur geopend, Irma en
Walter von Kamer traden binnen. Met
een schuwen, gelukstralenden blik op
tante Martha, die de beide aarzelend bin-
nentredenden bemoedigend toewonk, na
derden zij Gerhardt von Dollen. Hij scheen
hun zachte voetstappen niet gehoord te
hebben, ten tninste hij veranderde niet
van houding. Terwijl Irma beide haar
armen om zijn hals sloeg, dwong zij hem
zijne mijmerende houding te verlaten.
«Vader, lieve vader!" zeide zij op zach-
ten, innigen toon, zonder door eene te
ontstuimig betoonde vreugde eD dankbaar-
beid, zijn prikkelbare zenuwen aan te
tasten. «Welk een kerstgeschenk hebt u
mij, hebt u Walter gemaakt lieve va
der Liefkozend raakte zij mot haar
lippen zijn koude waugen aan. «Wilt u
Walter ook niet welkom beeten, hij zou
u zoo gaarne de hand reiken en u zoo
gaarne van harte danken."
Gerhaidi von Dollen wendde zich om
en reikte langzaam Walter von Karuer
de hand toe.
Was het de smeekende, om vergiffenis
voor den vader biddende blik of de groote
verandering, die de laatste jaren en zijne
ziekte teweeggebracht hadden en die uit
den lichttinnigen man der wereld, uit den
doorkneeden sophist, een ernstigen, gerijp-
ten man hadden gemaakt, de blik, die
een beroep deed op zijne deelneming
hoe 't ook zij, de druk der toegereikte
hand werd steeds krachtiger, steeds war
mer en lerwyl hij de kleine hand der
dochter vatte, legde hij beiden ineen, met
de woorden: «Draag in liefde voor mijn
kind de schuld van uw vader aan mij af en
moge er van nu af die vrede tusschen ons
wonen, die de kerstnacht éénmaal, lot
zegen der menschheid verkondigd heeft."
Wij twijfelen er niet aan, of Walter
is nimmer in verzoeking gekomen om
tegen dien vrede te zondigen en het hart
zijner goede, kleine bergfae door gebrek
aan liefde te bedroeven.
Het huwelijk werd in het voorjaar, op
wenscli van Gerhardt von Dollen, die
daarbij zooveel mogelijk nieuwsgierigen
wilde weren, door 's priesters hand vol
bracht in eene oude zijkapel van den
«Uohlennest," wier verval tante Martha
door versehen klimop had trachten te
verbergen. Na het trouwen vertrok het
jonge paar naar het zuiden van Italië,
deels om de nog steeds lijdend* borst vao
Walter deels omdat deze daar zijn kun
stenaarsstudiën wenschte voort te zettan.
Tante Martha bleef, wat zij steeds voor
Gerhardt von Dollen geweest: zijn goede
engel, zijn beschermgeest. Zij had op ver-—
zoek van baron von Karnei en nadat zy
ook Irma's vad*r voor dit plan gewonnen
had, zich bereid verklaard om de restau
ratie en verbouwing van den «Dohlenest,"
die hij aan een kundigen architect had
toevertrouwd, te controleeren en de aan
zienlijke sommen, welke hij daardoor be
stemde, in zijne afwezigheid te beheeren.
Hierdoor verdween de souvereine heer
schappij der kraaien, en zoowel de bittere
alsem als de doornachtige bi aambei waren
niet bij machte om de liefelijke prairieroos
hai* plaats, die zij alleen met den trou-
wen klimop mocht behouden, te betwisten.
Jaren zijn sinds verloopen.
Het jonge paar is reeds lang uit het
zonnige Italië teruggekeerd en heeft zijn
zomerverblijf op het oude slot in zijn
nieuw gewaad gevestigd. Kleine kinder
voetjes, door tante Martha bewaakt, zoe
ken den weg naar grootvaders studeerka
mer, waar wij Gerhardt von Dollen terug
vinden, een oude, maar in zijn kinderen
gezegende, gelukkige man, van wien zoo
wel het dreigende spook d*s waanzins,
als de zwaarmoedige droefgeestigheid
wegens een mislukt leven, voor immer
geweken zyn.