NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
ARMINIUS.
No. 16.
Zaterdag 24 Februari 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
F euilleton.
AMERSFOORT
HE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per S ui/wilden 1Franco per post door het geheele Bijk.
Afzonderlijke Nummers 8 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend,
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het rapport omtrent Neerboscli.
Het verslag van de commissie, die op
verzoek van den heer Van 't Lindenhout
een onderzoek instelde naar de beschul
digingen, door den heer Van DethVan
Houten cs., is verschenen.
De commissie en sub-commissies wer
den door de aanvankelijke gevraaode
commissie-leden, waai van enkelen bedank
ten, aldus samengesteld:
Mr. W. H. de Beaufort te Leusden,
voorzitter; J. den Boer, te Almkerk, te
secretaris; mr. J. G. H. Prikken te Amers
foort, 2e secretaris; E. L. Graaf v. Lim
burg Stirum, te 's Giavenhage, penning
meester.
Fir.ancieele sub-commissie: mr II. Ph.
de Kanter, te Haarlem, voorzitter mr.
J. H. C. Cazius, te 's-Hertogenbosch mr.
D. Engelberts te Zutphen; jhr mr. G. M.
Mollerus te Apeldoorn; prof. mr. J. de
Louter te Utrecht; W. Hovy te Amster
dam J. A. van der Lee te Aarlanderv .en.
Paedagogische sub-commissie: Di Lau-
rillard te Amsterdam, voorzitter! F. W.
J. van Aylva Baron van Pallandt tc Put-
teDDr. van der Ven le Haarlem; C.
van der Linden te RijnsaterswoudeJ. J.
Verbrugh Wz. te Velp; G. 11. Hintzen te
Rotterdam, secretaris.
Hygiënische sub-commissie: prof. dr.
Van Overbeek de Meyer te Utrecht, voor
zitter; prof. jhr. mr. A. F. de Savornin
Lohman te Amsterdamdr. Bruinsma te
Steenbergen; dr. Berends te Nijmegen;
C de Zwaan Jr. te Heivoort; graaf van
Limburg Stirum te 's-Gravenhagedr.
Hermanides te Geldermalsen, secretaris.
Na het verschijnen van het requisitoir
van Mr. van Nahuys le Arnhem is de
groote belangstelling voor het rapport
zeer vetminderd. Wij meenen dan ook
te kunnen volstaan met de conclusies
mede te deelen.
De linancieele commissie komt na de
mededeeling van verschillende feiten van
slechts en onvoldoende administratie tot
de volgende conclussie:
I. vdat haar onderzoek geen sporen
van kwade trouw of onttrekking der
fondsen aan hunne bestemming heeft aan
liet licht gebracht, maar wel eene zoo
primitieve administratie heeft ontdekt,
dat daarin geen waarborgen voor een
deugdelyk beheer zijn gelegen, en eene
ruime aanleiding wordt gevonden tot be
schuldigingen en verdachtmakingen, waar
van de ongegrondheid niet kan worden
bewezen
II. dal de ftnariciëele administratie
eene algeheele hervorming behoort te
ondergaan. In de eerste plaats moet de
vermenging van de particuliere inkomsten
van den directeur met die der vereeni-
ging ophouden. Alle inkomsteo moeten
worden geboekt onder hare ware bena
mingen, en evenals de uitgaven onder
verschillenden hoofden gebracht, opdat
afdoende contróle mogelijk worde en de
financieële uitkomsten van eiken tak van
dienst kunneD worden nagegaan.
Door het bestuur of eene commissie
uit het bestuur worde voortdurend toe
gezien op de geldelijke administratie naar
vast te stellen regels."
Het onderzoek der paedagogische com
missie is uit den aard der zaak hel be-
langiykst. Haar lapport is zeer uitvoerig,
te uitvoerig zelfs om er een deel uit over
te nemen.
De conclusiën dezer commissie, eenpa
rig genomen, zijn als volgt:
lo. dal uitbreiding der weesiniichting
moet worden gestaakt, en in verhand met
de vetdere overwegingen, van opneming
van nieuwe verpleegden vootloopig moet
worden afgezien
2o. dat men behoud van den eenvoud,
aan de stichting eigen, achtereenvolgens
vei betering moet worden gebracht:
a. in de badinrichting;
b. in de waschgelegenheid in het be
lang der dagelijksche reiniging;
e. In de ruimte tusschen de kribben
in de slaapzalen
cf. door vermeerdering en doelmatiger
inrichting der privaten en waterplaatsen.
3o. dat het personeel uitbreiding eischt
4o. dat de weezen, behoorlijk inge
deeld, moeten komen te staan onder
rechtstreeks toezicht van aan den direc
teur verantwoordelijke personen
5o. dat de vtouwelijlie weezen vooral
de leiding behoeven van voor hare taak
berekende weesmoeders of helpsters onder
toezicht van den directeur zeiven;
6o. dat de straffen moetea worden ver
zacht en geregeld;
7o. dat geen zware straf mag worden
uitgedeeld zonder voorkennis van den
directeur
Bo. dat de directeur op gezette tijden
met de beambten moet samenkomen om
de belangen der weezen te bespteken;
9o. dat de directeur zijne aandacht
meer uilsluitend tot de weesinricliling
moet bepalen
lOo. dat een bestuur of commissie van
toezicht op de hoogte moet blijven van
de toestanden in Neerbosch en moet zor
gen voor de naleviDg der door haar be
krachtigde reglementaire toorschriften
ten behoeve van de opleiding en vet pleging
der weezen.
Sommigen leden dezer sub-commissie
wenschten hieraan toevoegen dat nog on
der verbeteringen aanbeveling verdienen,
o.a. de stichting van een gymnastieklokaal,
het versieren der wanden met toepasse
lijke spreuken, de opheffing van het
winkeltje, het aanbrengen vari brand
trappen en andere middelen tot verzeke
ring van de veiligheid in geval van brand,
uitbreiding der waterleiding tot de boven
verdiepingen. Voorts zijn zij van mee
ning, dat voortaan aan helpsters de rei
niging van jongens moet worden toever
trouwd, en dat de directie gedurende een
zeker aantal jaren op., de hoogte moet
blijven van het doen en laten van ieder
kind, dat de weesinrichting verlaten heeft.
Door één lid wordt de wetisch uilgespro
ken om het huis in de Brouwerstraat te
Nijmegen voor ambachtsjongens in te
richten, en de weezen die voor een of
ander vak moeten worden opgeleid na
hun 14de javr te Nijmegen bij bazen in
de werkplaats te laten leeren. Alleen de
drukkerij, de binderij, de klompenmakerij
en de meubelmakerij wenscht hij te
Neerbosch te behouden.
De weesinrichting te Neerbosch heeft
gedurende de dertig jaren van haar be
staan naar onze overtuiging vee! goeds
tot stand gebracht. In alle groote en
vele kleine plaatsen van ons land zijn
hare verpleegden in betrekkingen van
allerlei aard werkzaam, en de tevreden
heid van werkgevers en werkgeefsters
over werkzaamheid en gedrag van zoo
vele in Neerbosch opgeleide kinderen is
het beste bewijs, dat de weesiniichting
voor de maatschappij zeer nuttig heeft
gewerkt. Indien de directeur, hetgeen
wij niet betwijfelen, bereid is, om de
leemten in zijn gesticht te erkennen, en
zich den arbeid onzer commissie ten nutte
wil maken, als prikkel om de zoo noo-
dige hervormingen spoedig door te zetten,
dan zullen wij ons moeilijk optreden
in deze zaak niet betreuren en zal de
waarde van zijn arbeid worden verhoogd
Wat de hygiënische commissie betreft,
deze kwam tot de volgende conclusiën:
1. »De hygiënische sub-comissie kan
in gemoede verklaren na een ampel
•n nauwkeurig onderzoek door hare le
den op verschillende tijden gedaan, door
de meesten meerdere malen, by dag, des
inoigens vroeg en des avonds laat ge
hoord verschillende directeuren, hoogere
en lagere beam1 len en weezen gezien
de geheele inrichting van voren tot ach
ter en van boven tot beneden - dat de
toestand der weezen-inrichting te Neer
bosch uit hygiënisch oogpunt over hel
algemeen gunstig is te noemen:
Orde en nelheid laten weinig te wen-
schen over
Tegen de werkplaatsen, scholen e»
magazijnen beslaai geen bepaalde hygiëni
sche bedenking.
Voeding, kleeding en dekking zijn goed,
zoodat den directeur daarvoor een woord
var. wsardeering toekomt.
Er dient evenwel in het oog te worden
gehouden, dat de stichting niet is ge
bouwd naar een vooraf beraamd plan,
maar dat zij allengs is gegroeid en thans
zulk een omvang heeft gekregen, dat, in
verband met de verorderingen der hygiëne
gedurende de laatste jareD, er enkele
gebreken zijn ontstaan, die echter met
eenige geldelijke opoffering zijn weg te
nemen.
Vandaar dat de hygiënische Subcom
missie zich verplicht acht, de volgende
conclusiën aan het bestuur der weezen-
inrichting over te leggen, opdat het met
het gedane onderzoek winst kunnen doen.
II 1 De ventilatie dei slaapzalen is
onvoldoende, kan gemakkelijk verbeterd
worden, desnoods met behoud der tegen
woordige ruimte.
Aan iedere slaapzaal worden verbonden
twee privaten. Deze behooren doelmatig
piivaattrechters te bezitten.
2. De algemeene toestand van hel
beddegoed is goed, netjes, terwijl naar
de ineening van enkelen eenige bedden
reiner konden zijn.
3. De geneesheer erlange eene instruc
tie, volgens welke hij:
a. alle nieuw-ingekomen weezen bij
hunne opneming onderzoeke;
b. eenmaal per maand algemeene in
spectie houden, zoowel over gezonden
als kranken
c. zijn bijzondere aandacht wijde aan
tuberculose, (die menigvuldig te Neer
bosch voorkomt);
d. en volgens welke beter dan tot dus
ver gezotgd worde voor isoleering van
besmettelijke huiszieken.
4. In verband met de geadviseerde
reorganisatie der zieken-verpleging en met
den bouw van het nieuwe ziekenhuis,
dat uitmuntend wordt en weldra gereed
zal zijn, kan de hygiënische subcommis
sie geruststellende berichten geven betref
fende de verpleging van de zieken, temeer
als straks eene hoofverpleegster de ver
antwoordelijke petsoon in de zieken-in-
richting is.
5. Het is der subcommissie niet ge
bleken, voor z' over haar onderzoek heeft
kunnen gaan, dat de lijfstraffen te Neer
bosch ooit lichamelijk letsel hebben ten
gevolge gehad. Zij acht het evenwel nood
zakelijk dat deze niets anders dan door,
of in tegenwoordigheid van den directeur
worden toegepast.
6. De tegenwoordige inrichting der
badkamer eischt verbetering.
Bij de slaapzalen worde een eenvoudige
waschgelegenheid gemaakt.
7. Het wekken der énuristen worde
zooveel mogelijk toevertrouwd aan joDgens
boven de 15 jaar.
De voorzitter dezer Commissie, prof.
dr. G. van Overbeek de Meyer, kan zich
met het bovenstaande vwaardeerend
woord" niet vereenigen en heeft verlangd,
zijne meening aangaande den sanitaiien
toestand te Neerbosch zelfstandig uit te
spreken.
Hij stelt op den voorgrond, dat hij den
heer J. vari 't Lindenhout, directeur der
weesinrichting, houdt vooreen ernstig en
gemoedelijk man, die het goede wil en met
grooten ijver gedurende eene zeer lange
reeks van jaren heeft getracht, zijne
stchting te Neerbosch tot groote volma
king te brengen. Voor die toewijding
verdient die heer voorzeker warmen dank
en grooten lof.
Maar het valt naar meening niet te
ontkennen, dat de heer J. van 't Linden
hout bij zijn lofwaardig streven al te zeer
op eigen krachten heeft gesteund en zeer
groote gebreken zijner stichting niet heeft
gezien, of van mindere beteekenis heeft
I geacht. Wanneer hy bekwame deskundi-
gen geraadpleegd had, o. a. ook den met
WRAAK.
1) 't Was nacht. De maan zweefde
in vollen glans aan den onbewolkten
hemel en omhulde de slapende natuur
met eene zee van licht. Een oerwoud
dat zich mijlen ver over den Bacenischen
bergketen (Hartzgebergle) kronkelt, wierp
een schrikwekkende schaduw over een
gedeelte van den Visurgis (Weser) die
ongeduldig morrend, zijn kronkelend pad
naar zee bewandelde. De avondwind
deed de booge kruinen der boomen schud
den, langs welke de droeve stralen der
maan bevend gleden. Nu en dan ver-
eenigde een of ander roofdier, dat zijne
buide bracht aan de koningin van den
nacht en aan de zandige oevers van den
Visurgis zijnen dorst kwam lesschen, zijn
gebrul met het tuimelen de' golven. En
daar meer opwaarts, v j Visurgis
door geen schaduw werd verduisterd en
de witte toppen zyner golven glinsterden
door het zilver, dat in volle teugen op
haar werd neergegoten, voerde de stroo
ming een tuw groot vlot vooiwaarts,
waarop zich eene menigte menschen be
vond. De meeslen zijn mannen in de kracht
van hun leven, voorts vrouwen, enkele
gtijsaaids en vele kinderen.
Telkens zagen zij om naar den weg,
dien zij hadden afgelegd en in de blikken
der vrouwen en kinderen was angst te
lezen. Spoedig had de Visurgis ook hen
in de schaduw gebracht en zou hen nog
uren ver, tot in Oceanus Germanicus,
met zich gevoerd hebben, indien zij in
hunne poging, om naar de zijde van
het woud te landen niet geslaagd
waren.
Ten getale van ongeveer twee honderd
en vijftig betraden zij den oever, doch
wat men verwachten zou, men ondekte
geen aanvoerder. Alle krijgers hadden
dezelfde eenvoudige kleeding en dezelfde
wapenrusting. Maar nauwelijks hadden
zij den oever betreden, of allen schaar
den zich om één; zou deze hun hoofd
zijn? Hij wil spreken en het is stilde
grijsaards zagen met liefde op hem neder
en het oog van den knaap glinsterde van
bewondering. Ja, die man was hun aan
voerder, hun hoofd. Al was hij door
geen uiterlijk teeken onderscheiden, en
al kon hy op geen hooge afkomst aan-
spruak maken, veel meer dan een Ro-
metnsch patriciër, wiens leden met pur
per waren bedekt, was Arminius waardig
een aanvoerder te zijn
Arminius was een man van omstreeks
-)5 jaar. Gei n Germaan had breeder
schouders dan hij, en zijn schoon blauw
oog zag over allen heen. Van onder een
ruwen mantel kwamen zijne forsch ge
spierde armen te voorschijn. Eene wijde
btoek reikte tol zijne knieën, prachtige
blonde haren vielen op zijne schouders
neder en een zwaren baard omlijstte zijn
mannelijk schoon gelaat. Vast op elkan
der gedrukte lippen getuigen van een
onbuigzamen wil en een hoog voorhoofd
van een groot verstand.
Deze man, die, vertoornd over de
onderdrukkingen, die zijre landgenooten
van de Romeinen te lijden hadden, van
herder roover en van roover veldheer
werd, achtte het licht met een handvol
Cherusken het machtige Rome te bekam
pen en was door ontembaren moed en
wijs overleg, den Romeinen vele jaren
lang de meest gevreesde vijand.
Zijn oog was onafgebroken op den
Visurgis gericht, zijne wenkbrauwen trok
ken zich te zamen en zijn voorhoofd rim
pelde zich Eindelijk werden zijn be
haarde lippen bewogen en met de hand
de richting zijner oogen volgende, zeide
hij:
»Cherusken I wien behoort het land,
dat wij lafhartig moesten ontvluchten?
Ons! Wien den bruischenden Visurgis,
dien wij des nachts moeten bevaren?
Onsl Wien dezen oever, dat uitgestrekte
woud, deze bergen? Ons! alles ons!
>En toch zijn wij verplicht ons eigen
land verder in te vluchtenziet, de gol
ven sloegen legen ons aan, omdat wij
hen niet verdedigdende boomen rui-
schen ons toe, dat wy lafaards zijn en
de geesten onzer veimoorde broeders
roepen: wreekt onsl wreekt onsl Ziet
er was vrede tusschen ons en Rome;
tevreden hoedden wij onze kudden en
brachten schatting aan den Romein. Daar
lokt de ellendige zoor. van Rome, de
nietswaardige Vaius, meer dan zeven
duizend vreedzame Cheruskiers uil hunne
bergen, orider voorwendsel hun drie ste
den tot woonplaatsen te zullen geven.
Ook wij gaven aan zijne belofte gehoor.
Maar hoe handelde de laaghartige? Hoe
hield hij zijn woord? Duizenden zijn ter
neder geveld en duizenden zijn als slaven
weggevoerd. Zij hebben hunne vrijheid
gelaten in den Rhenus (Rijri), dien zij
overgingen en moeten hunne hoofden
buigen en hunne ruggen krommen, op
dat de zweep des Romein» hen treffe!
»Moeten wij dat dulden? Neen: laat
ons den strijd beginnen tegen Rome. Al
zyn zij machtig, die Romeinen, het on
recht, waarvoor wij strijden, zal de pun
ten hunner zwaarden stompen en het
recht zal onzen arm sterken en ons getal
vertienvoudigen I"
»Ja den krijg!" riepen allen.
«Strijd legen Rome! Overwinnen of
sterven
ïZoo betaamt het ware Germanen!"
hernam Aiminius. »Wraak, wraak voor
onze broeders!" En die kreet door twee
honderd vijftig keelen herhaald deed het
bruischen van den Visurgis verstommen.
Ver langs den oever schrikten de wilde
dieren en vluchtten in kromme sprongen
terug naar hunne schuilplaatsen en de
nachtwind nam dien kreet op zijne vleu
gelen en voerde hem ver over deo Visur
gis tot Varus, die glimlachend over hun
maclitelooze woede, aan zijri feestgenoo-
ten de list vei haalde, dien hij den Che
ruskiers gespeeld had.
DE HINDERLAAG.
De twee honderd vijftig, onder het
opperbevel van Arminus, waren de wei
nigen die van dien ontzaglijken mooid
waren overgebleven, behalve zij die weg
gevoerd waren en den Romeinen als
slaven moesten dienen. Nauwelyks waren