NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
ARMINIUS.
Buitengewone Premie.
*Eén gulden.
Mo. 20.
Zaterdag 10 Maart 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
WITKAMP.
De Saientp der oude vollen
DE UITGEVER.
Iels naar aanleiding van het valsche
bankpapier.
BINNENLAND.
Feuilleton.
4MIBSF00
HE COD
VOOR
abonnementsprijs:
For 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Eijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdac.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Zoolang de voorraad strekt leveren wij
onze abonné's als premie bij de cou
rant een exemplaar
met ruim 250 platen voor slechts
De gewone prijs in den handel is vijf
gulden. Men bestelle spoedig op achter
staand bestel biljet, daar de voorraad
zeer beperkt is.
Een oogenblik, want er gebeurt te
veel om ons lang met hetzelfde on
derwerp bezig te kunnen houden,
hebben de vervaardigers van valsch
bankpapier de gemoederen in beroe
ring gebracht Nu zijn ze weer ver
geten. Slechts als hun zaak in be
handeling zal worden gebracht roept
men hen nog even in het geheugen
terug om ze weer even spoedig aan
hun lot dat wel niet al te rooskleurig
..j^zijn zal over te laten. Misdadigers
zoowel als beroemdheden van de
tweede en derde grootte gelijken op
steenen die, het water scherend, in
den vloed geworpen worden. Twee
of driemaal veitoonen zij zich aan
de oppervlakte: daarna verdwijnen
zij voor goed in de diepte. Of die
steenen in hun val schade aangericht
hebben of niet komt voor de genoemde
vergelijking verder niet in aanmer
king, tenzij men de beroemdheden
wil laten rusten en bij de misdadigers
aan die bepaalde soort denkt waar
over wij begonnen te spreken, aan
valsche «munters" dus. Het is waar
schijnlijk dat door den in het water
geworpen steen eenige van de vele
diertjes die dat water bevolken zul
len worden getrolïen. Zijn de getrof
fen waterburgers groot dan merken
zij, daar de val van den steen door
het water aanmerkelijk gebroken is,
ternauwernood dat er iets onregel
matigs met hen gebeurt, zeker heb
ben zij er verder geen binder van.
Kleinere diertjes daarentegen worden,
zelfs al komt de steen niet met zijn
volle kracht en niet in zijn geheel
met hen in aanraking, door den schok
gedood of doodelijk gekwetst. Gaat
bet niet evenzoo met de valsche
munters en hun slachtoflers Vrees
van ontdekt te worden belet don be
driegers alle troeven ineens uit te
spelen. Daardoor wordt ook hun val
gebroken waardoor zij zoo gaarne op
veler schatkist zouden nederplolfen.
Groote winkeliers of handelshuizen
die zich een stuk of wat van hun
papiertjes in de handen hebben laten
stoppen vinden liet erg naar, dat zij
ni?t beter uit de oogen hebben ge
keken, nemen zich voor voortaan
dat wil natuurlijk zeggen een dag of
wat, slechts onmiddellijk gevaar
maakt voorzichtig beter acht te
zullen geven, en daarmede is voor
hen de geschiedenis uit. Zij houden
er immers een extra post voor «kwaad
geld" op na. Maar niet alleen groote
winkeliers zijn de uitverkorenen der
valsche munters, en vooral niet der
handlangers. Vele kleintjes maken
ook grooten.
Een briefje van 100 bij den kleer
maker, eentje van 40 bij den slager,
een paar keer van 10 bij den her
bergier en bij wien gij maar wilt
of liever bij wien zij maar kunnen
ingewisseld en... na ons de zondvloed,
denken zij, het echte geld verdient
toch maar de voorkeur. Voor deze
slachtoffers is de zaak met het voor
nemen van in het vervolg beter op
te passen niet uit. Gewoonlijk heb
ben zij al bun geld bij elkaar ge
zocht om het bankje te kunnen wis
selen of hadden zij allerlei rekeningen
liggen die met het ontvangen val
sche geld hadden betaald moeten
worden.
Iloe dikwijls zijn niet 100, zelfs 40
gulden een rijkdom waarvan het wel
en het wee van den bezitter afhangt.
Blij ijlt hij met zijn schat naar
zijn schuldeischers, die hem nu op
nieuw crediet zullen schenken. Met
eenigen trots werpt hij het geld op
tafel en «maar man dat geld is
valsch" dreunt het hem in de ooren.
Hij heeft het niet goed verstaan. Het
moet hem nog eens en nog eens
gezegd worden. Van alle kanten be
kijkt hij het papier. Hij weet niet
goed meer wat hij doet Half we
zenloos keert hij naar huis terug. Ein
delijk begint hij te begrijpen. Ge
ruïneerd I Het woord blijft hem in de
keel steken maar de gedachte daaraan
blijft hem als een spook vervolgen.
«Overdreven voorstelling I" Zoudt
gij het werkelijk denken Vraagt het
uw schoenmaker, uw werkster, uw
loopjongen, aan hoeveel geld hun be
staan hangt. Misschien zullen zij u
bovendien weten mee te deelen dat
in uw eigen stad een geval als het
beschrevene is voorgekomen. In allen
geval hebben wij slechts werkelijkheid
meegedeeld. Toegegeven echter dat
dergelijke gevallen tot de uitzondering
behooren, er blijven er nog genoeg
over wien het ontvangen van een
valsch stuk munt of bankpapier een
gevoeligen slag heeft toegebracht.
Het blijft dus een zaak van het hoog
ste belang op middelen bedacht te
zijn die het namaken van geld in
iederen vorm, maar vooral van pa
pieren geld, omdat daarmede grootere
sommen kunnen gemoeid zijn, voor
goed onmogelijk maken. Er zijn er
wel die zouden willen dat de Ne-
derlandsche bank vergoeding schonk
voor het onder haar vlag uitgegeven
papier. Dat gaat natuurlijk niet aan.
Evenmin als men van ieder bijzonder
persoon kan eischen dat hij voldoet
aan een schuldbekentenis die een
ander valschelijk onder zijn naam
heeft uitgegeven, kan men dit voor
de een of andere vereeniging, in dit
geval van den staat verlangen. Boven
dien zou dit zeker de zorgeloosheid
in de hand werken. Als men zelf
aansprakelijk blijft voor het ontvan
gen geld zal men beter op mogelijk
bedrog letten dan wanneer men ver
zekerd is zijn geld van een ander te
kunnen opeischen. Van den anderen
kant ligt er in dit aansprakelijk blij
ven een groot gevaar voor de eer
lijkheid. Hoe ligt kan men er toe
komen willens en wetens valsch geld
dat men zelf ontvangen heeft verder
in omloop te brpngen, daar het be
kend maken gelijk staat met het
verlies van de aangegeven waarde.
Het was dus geen kwaad idee dat
door enkele bladen aan de hand
gegeven werd, n. 1. dat de staat
eens een prijsvraag uitschreef over
het vervaardigen van papieren geld
dat alle mngelykheiri van vervalscht
te worden buitensluit, ttetielmeu uie
slechts aan enkele personen aan de
bank zelf hekend zijn, en die in een
enkel haaltje of krulletje bestaan zijn
niet voldoende Iedereen moet ter
stond kunnen zien of een papier
valsch of echt is, hetzij dat liet echte
een kleur heeft die niet kan nage
maakt worden of een bizonderen vorm
of wat dan ook. Alleen de bekroonde
oplosser van de prijsvraag zal natuur
lijk in staat zijn juist aan te geven
waarin dat «of wat dan ook" bestaan
moet. Maar ook zonder prijsvraag
blijve het ieder aanbevolen naar het
gewenschte mi del te zoeken. Reeds
het wegnemen van veel kwaad is
een benijdenswaardige prijs.
Uit de papieren van Generaal
Knoop.
Onder de nagelaten papieren van gene
raal W. J. Knoop bevindt zich een manu
script ten titel voerende: Krijgs- en ge
schiedkundige beschouwingen over Willem
III, in drie deelen het eerste deel behan
delt het lydvak 107273, het tweede
dat van 167488 en het derde de jaren
168897. Het voornemen bestaat die
zeker hoogst belangrijke studie uit te
neven ten voordeele van het fonds tot
ondersteuning van weduwen en weezen
an vrijwillig dienende militairen beneden
den rang van officier.
Valsclre Bankbiljetten.
Naar het Il.blad verneemt, zal de
instructie in de zaak der valsche bank
biljetten weldra gesloten worden. Alleen
is het onderzoek der deskundigen nog
niet geheel afgeloopen.
De voornaamste verdachten, zooals
Krausse, Frey en Van Liemt, moeten eene
volledige bekentenis hebben afgelecd.
Juffr. Toubaerts blijft echter ontkennen
dat zij wist dat de /4000, die zij aar,
Krausse ter hand stelde, bestemd was
voor de vervaardiging van valsche bil
jetten.
Atjeh.
De N. R. Ct. ontvangt per telegraaf
ongunstige berichten uit Atjeh- Te Nlela-
Uoeu neen een ireuen plaats gehad,
waarbij wij 7 dooden en 17 gewonden
hadden onder welke '2 officieren, die zwaar
gewond werden.
Melaboeh, op de Westkust van Sumatra
in het goevernement Atjeh en Onderhoo-
igheden, is sinds geruimen tijd een ge
vaarlijke post. In den loop van het vorige
jaar kregen wij telkens berichten, dat
onze verstel king, de schepen in de baai
en sloepen, die langs de kust voeren,
beschoten werden. E"n waar rooversnesl
mag het heeten. In het verslag omtrent
de voornaamste gebeurtenissen in het
gouvernemet Atjeh en Onderhoorigheden,
loopende van 3 tot en met 15 Jan.,
het laatste verslag, dat de mail ons
gebracht heeft, lezen wij „Zoowel te
Melaboeh als te Poela Raja zijn de toe
standen zeer bevredigend. Elders ter
Westkust valt op politiek gebied meer
en meer toenadering van de zijde der
hoofden op te merken».
Dal het verslag wel deed van geene
toenadering der hoofden te Maleboeh te
gewagen, bewijst het telegram dat wij
heden ontvangen hebben.
Kiiiguia
heeft Hagen op diens uildaging geant
woord, dat hij dit jaar niet meer tegen
Hagen kan rijden, wijl hij buiten training
5) De vloer bestond uit prachtig mozaïk-
werkde witte muren waren met een soort
van lymverf phantastisch beschilderd en
de balken van het plafond vormden,
ruitigewijze gelegd, eene soort van net
werk, dat met goud en zilver was ver
sierd.
Voor eene eschdoornhouten tafel,
waarvan het blad beschilderd was als de
huid eens tijgers, zat Varus op een
schommelstoel, vóór hem lag een kaart
vaD Germaoia, over een stoel in den
hoek hing zijn purpereD mantel (palu-
damentum) en op deze de helm. Hij was
in gesprek met een paar krijgslieden,
maar zweeg, toen de drie Romeinen met
Thusnelda binnen kwamen. «Gij hebt
verlangd mij te spreken, welnu wat be
geert ge?"
«Wij komen van Muttium, edele con
sul. Drie nachten geleden werd die
stad by verrassing ingenomen door de
benden van Arminius, ons is het gelukt
te ontvluchten."
Het voorhoofd van den consul rimpel
de zich, doch slechts voor een oogen
blik.
„En de Romeinsche bezetting?"
«Heeft zich overgegeven,"
«En gij zijt gevlucht?"
«Ja, maar niet uit vrees, consul. Hon
derden Romeinen waren reeds gesneuveld
en eenigen riepen reeds dat zij zij zich
over wildeD geven, toen het ons gelukte
eer.e woning binnen te sluipen en alzoo
aan het gevecht te ontsnappen. Toeval
lig was ons ter oore gekomen, dat de
vrouw van Arminius zich in Muttium
bevond, ook kenden wij hare woning en
ontvoerden haar."
Varus sloeg zijn oog op de schoone
Cheruskische en Legis vervolgde: «mis
schien zal de hoogmoedige Cheruskier
die noch door geweld, noch door list
overwonnen kan wordeD, alleen om zijne
beminde vrouw te redden, geneigd zijn
de voorwaarden aan te nemen die de
edele consul hem zal voorschrijven. Uw
dienstknecht geeft gesproken en wacht
op uwe bevelen."
«Gij hebt goed gehandeld, maDnen,ik
zal u beloooeD en gij," vervolgde bg tot
Thusnelda, «zyt dus de gemalin van
Arminius?"
»Ja," was het korte antwoord terwyl
zij hem fier aanzag.
«Het spijt mij dat ik gedwongen
zal zijn, u eenigen tijd gevangen te
houden."
«O, ik maak mij niet ongerust; Armi
nius zal mij spoedig komen verlossen.
Hal waarom siddert gij zoo, nu ik zijn
naam noem? Is het uit vrees voor den
Germaanschen krijgsman?"
«Ik sidderen I" riep Varus.
«Ja want gij zijt een Romein en daar
enboven een ellendige bedrieger en
Arminius is een edelman en een lafaard
siddert voor een edele."
«Zwijg 1"
«Ik zwijgen? voor niemand, zelfs niet
voor hem, die in staat is eene vrouw te
vermoorden. Sidder, zoon van Rome, gij
zult uwe straf ondervinden."
Varus beet zich op de lippen van
woede. «Covinius breng haar naar het
diepste kerkerhol, dat is erger dan de
dood. Niemand baleedigt Vaius onge
straft.
BERTHOLD EN ADGIL.
«Trek uw zwaard, Berthold, wij moe
ten te zamen strijden, want gij hebt mg
beleedigd.
«Indien ik u heb beleedigd, Adgil, dan
verzeker ik u, dat zulks mjjn bedoeling
niet was."
«Vreest gij de kracht van mijnen arm
Cheruskier?"
Ik vreezen voor niemand, o zoon der
Sigambren wie der stervelijken gelijkt
mij in kracht, dan Arminius en Hildar
alleen. Eenmaal streed ik met Hildar
in de Thuringsche vlakten De helden
sidderden van verre, onze zwaarden bra
ken en vielen rammelend ter aarde, wij
wieipen onze schilden weg en beproef
den de kracht onzer armen, wij omarm
den elkander met sterkte en wentelden
voort over de aarde. Maar onze krach
ten bezweken niet en wij hielden vol.
Doch aan den avond van dien dag lieten
wij elkander los en wij werdeD vrienden.
Zou Berthold dan vreezen voor Adgil
«Ook ik kampte menigen roemvollen
strijd. Berthold, óók ik bleef onoverwon
nen. Beroemder dan mijn kracht is
mijne vlugheid. Eenmaal had ik eeD
wedstrijd met Seno den krachligsten
zoon der Siaambren, wij zouden de
woedende wateren van den Rlienus be
kampen. Met forsche armen verbrak
Seno de baren en over de witte toppen
gleed ik heen en bleef hem bij. Onze
vrienden verloren ons uit het oog, doch
behouden bereikten wij den oever. En
onze strijd stond gelijk, Seno was sterke-
dan ik, maar groote vlugheid paarde ik
aan mijne kracht. Maar de blik vtD uw
oog verraadt geen vrees, welaan Ber
thold, hier is mijne hand, begeert ge
mijne vriendschap?"
«Uwe vriendschap, Adgil, stel ik op
hoogen prijs, ik begeer haar voor mij
zeiven en ik heb ze noodig voor Armir
nius."
«Voor Arminius?"
«Jal gij weet dat de edele Thusnelda
in de macht der Romeinen is?"
«Welnu 1"
«Haar moeten wij bevrijden."
«Weet ge waar zij zich bevindt?"
«Ik denk dat wij het spoedig zullen
weten."
«Er zal echter kracht noodig zijn en
list."
«Gij zyt sterk Berthold, uwe kracht
overtreft verre de sterkte van den koning
der Cheruskische wouden."
«Gij zijt vlug Adgil, gij evenaart het
hert dat de wouden doorsnelt."
«Dan zal de edele Thusnelda door
kracht en vlugheid bevrijd worden."
«En Arminius zal zich verheugen.
Kom, laat ons tot hem gaan; gisteren
reeds verwachtte hij Gualbus, misschien
is hij er thans met goede tijding."
Zy stapten de poort van Muttium bin-