nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND WITKAMP. ARMINIUS. Buitengewone Premie. De Saplp der oede volken Eén gulden. Hnisvaders en hnismoiiders. No. 21. Woensdag 14 Maart 1894. Drie-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG DE UITGEVER. INN FN LA ND. Feuilleton. AMERSFOORT COURANT. VOOR abonnementsprijs: Fer 3 Uianiidcn JFranco per post door het geheele Bijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .1. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend firoote letters en vignetten naar plaatsruimte. Zoolang de voorraad strekt, leveren wij onze abonné's als premie bij de cou rant een exemplaar met ruim 250 platen voor slechts De gewone prijs in den handel is vijf gulden. Men bestelle spoedig op achter staand bestelbiljet, daar de voorraad zeer beperkt is. (Haast U met het inzenden der Bon daar nog slechts enkele exemplaren voorhanden zijn.) Is er nog geen nieuw nummer verschenen van Warendorfs Novel- len-Biblioth'- k? Ne'ett mijnheer, antwoordde de boekverkooper, maar spoedig verschij nen twee nummers te gelijk met iets van Justus van Maurik. Na deze mededeeling verbeidde ik met ongeduld de komst van het hoekske, waarvan de lezing mij on getwijfeld een paar prettige uurtjes zou verschaffen. Het is n. 1. mijn ge woonte en die kan ik eenieder aanbevelen om in de winteravon den aan mijne huisgenooten iets voor te lezen als de gelegenheid zich aan biedt. De ervaring leert, dat op deze wijze de gezelligheid en huiselijkheid bevorderd worden, en dat op deze wijze meer nut gesticht wordt dan wanneer de lange avonden bronnen van verveling worden. Men kan niet iederen avond uitgaan of ontvangen als men in een provincie-stadje woont, en gelukkig ook, want tot bevorde ring van een gelukkig huwelijksleven is niets beters dan gezelligheid te zoeken aan eigen haard. En al is er nog zooveel te hespre ken, er komen oogenblikken dat de praat-stof uitgeput raakten bij nog zoo velerlei afleiding, er komen tijden van verveling. Zoover moet men het niet laten komen. Zoutelooze ge sprekken over afgezaagde onderwer pen werken afmattend en geestdoo- dend. maar vooral die verveling, de groote vijandin van alle geluk, moet met alle middelen geweerd worden. Een voortreffelijk middel is de lec tuur. Daarin is genoeg van onze gading en vooral schetsen en novellen als die van van Maurik leenen zich bijzonder goed voor dit doel. Het nieuwste bundeltje van dezen schrij ver heeft alleszins aan de verwachting beantwoord. De vijftien kleine schetsen, die dit bundeltje ons geeft, zijn, zooals het meestal bij dezen schrijver het geval is, het best te vergelijken met kleine schilderijtjes die ons een wereld van werkelijkheid tot in kleine bijzonder heden voor den geest brengen. En achter die werkelijkheid de humor of weemoed van het leven. Dikwijls weten zij een snaar van ons leven te treilen; er blijft iets naspreken. Men moet niet naar een museum van schilderijen gaan om in korten tijd alles te willen zien; het zien is dan vluchtig, afmattend, ontzenuwend. Men komt terug en heeft alles en toch eigenlijk niets gezien, n.l. niet gezien zooals het behoort—Zoo is het ook hier. Men moet hoogstens twee of drie stukjes tegelijk nemendan geniet men er alles van. Wie een geheel boekdeel van van Maurik even als een roman aan een stuk door leest, hij eindigt veelal met het boek saai te vinden, al is het nog zoo rijk aan humor. Het meeste nut trekken wij van ons voedsel, als wij weinig tegelijk gebruiken en langzaam laten verteren. De heer van Maurik heeft een bij zondere opmerkingsgave; eenvoudig maar zeer juist geeft hij het geziene en gehoorde weer, zoodat de lezer het tooneeltje geheel meeleeft. Tot nadere karakteristiek van den schrij ver kunnen wij behoudens een kleine wijziging zijn eigen woorden gebrui ken uit de inleiding van het voor ons liggend boekje. Een oud-Hol- landsch gezegde luidt: «Geef oogen en ooren den kost." Hij heeft trouw dat woord in eere gehouden en er zijn voordeel mede gedaan, 't Veld van zijn opmerking is dat gedeelte der maatschappij, dat men gemeenlijk den middelstand noemt. Gelegenheid en omstandigheden hebben zijn op merkingsvermogen ontwikkeld en item den einst des levens leeren kennen, terwijl de natuur hem een blik schonk voor het komische in eiken levens toestand. Dit heeft hij telkens weer gegeven. In hem woont een zucht naar het komische en tegelijk gevoel voor den weemoed van 't leven. Hu mor is een traan in een lach, een lach in een traan en menigmaal is het hem gelukt de humor van het leven te zien; zeer dik-vijls ze weer te geven. Zijn reizen en trekken in den lande, voor zaken of om lezingen te houden, brachten hem met allerlei huisgezin nen in aanraking. De vrucht van opmerkingen, bij die gelegenheden gemaakt, geeft hij ons in zijn «Huis vaders en Huismoeders." Hij zegt «Portretten zijn het niet, typen, mis schien!" Nu, typen zijn het zeker, maar toch ook portretten. De schrij ver bedoelt met «Portretten zijn het niet" wel hetzelfde als Beets van zijn «Camera Obscura" zegt«Men moet er geen portretten in zoeken, want niet alleen staat er honderdmaal een neus van Herinnering op een gezicht van Verbeelding, maar ook is de uitdrukking des gelaats zoo weinig bepaald, dat eenzelfde tronie dikwijls op wel vijftig onderscheiden menschen gelijkt." Het zijn goed afgewerkte portret ten, niet slechts van vijftien personen, maar van vijftien geheele klassen van personenhet zijn typische portret ten. De voorgestelde personen zijn alle kennissen van u. De Jan-Hen, de Iluishen, de Pantoffelheld, de ze nuwachtige Vrouw, de onhuiselijke Man, de verschillende goede en min der goede huisvaders en huismoeders gij hebt ze ontmoet en weet ze aan te wijzen in uw naaste omgeving, onder uwe kennissen. Ja, tien tegen één, dat gij in een dier portretten uw eigen persoon ziet afgebeeld, ten minste zoo gij huisvader oi huismoe der zijt. Met een klein beetje zelf kennis zult ge gemakkelijk uw por tret herkennen, en behoort dat niet tot de fraaiste, dan kunt ge op den koop toe uit dit boekske nog iets leeren ook. Als gij dan later nog eens moet poseeren, wellicht kan de photograaf u dan een beter, meer bevredigend portret leveren. Het zeldzaam behandelde onderwerp «een schoonvader" en «de ooievaar komt" geven wel de best geslaagde portretten, maar ook die van de an dere typen zijn goed en juist ge- teekend. Het boekje van 96 blad zijden kost 20 cents. ICxamcus. De minisler van biunenlandsche zaken brengt voorloopig ter kennis van belang hebbende, dat in 1894 de examens ter krijging van akten van bekwaamheid voor «lager onderwijs" in de Fransche laai zullen worden gehouden in de maand Augustus, zoo noodig ook in het laatst van Juli en die voor „middelbaar onder wijs" in de maand December, zoo noodig aanvangende in het laatst van November; die voor de Engelsche en Hoogduitsche talen, zoowel voor het «lager" als voor bet «middelbaar onderwijs" in de maand Augustus, zoo noodig aanvangend* in het laatst van Juli, die voor de gymnastiek, zoowel voor de akte lager ondei wijs (vak S), bedoeld in art 65 der wet op het lager onder wijs, als voor het middelbaar onderwijs en die voor de landbouwkunde, den tuin bouw en den houtteel!, zoowel voor het lager als voor het middelbaar onderwijs, in de maand Augustus, zoo noodig in September die voor middelbaar onderwijs in hand en rechtlijnig teekenen en de perspectief, voor lager onderwijs in het handteekenen en voor het boetseeren, in de maanden Augustus eu September en zoo noodig in October; die voor middelbaar ODderwys in de wis-en natuurkundige wetenschappen, boekhouden, Nederlandsche taal- en let terkunde, geschiedenis, aardrijkskunde, staathuishoudkunde, statistiek, staatsin- richtig en schoonschrijven, zoomede die voor lager onderwijs in de wiskunde, bedoeld in art. 65 der wet op het lager onderwijs, in de maanden No.ember en December. Het tijdstip, waarop zij, die zich aan deze examens wenschen te onderwerpen, zich daartoe zuilen behooren aan te melden, zal nader worden bekend ge maakt. De droogmaking der Zuiderzee. Omtrent de vorderingen van de staats commissie voor de droogmaking der Zui derzee doen allerlei onjuiste berichten in de pers de ronde. Wij hebben getracht eenige inlichtingen omtrent den waren stand der zaak te bekomen en hebben vernomen, dat al de vier afdeelingen met haar verslag gereed zijn en dat alleen het samenvoegen tot één eindver slag te doen overblijft. Bij dezen stand der zaak kan men zich vleien dat het eindverslag, waarnaar door duizenden in deu lande met zooveel belangstelling wordt uitgezien, binnen enkele maanden aan H. M. de koningin-regentes zal kun nen worden aangeboden. Verzeker ingsbode. In de Verzekeringsbode komen eenige mededeelingen voor aangaande de ver zekering tegen ongelukken van den ar beider. Volgens het Duitsche Reichsver- sicherungsambt is sedert de invoering van de rijksongelukkenverzekering in Duitscliland, en sinds 1 October 1881, het aantal ongelukken op de duizend verzekerde arbeiders steeds toegenomen. Het aantal verwondingen 6.2 in 1886 steeg gelijkmatig tol 25.2 in 1890. Dit is inderdaad een ongunstig verschijnsel, wanneer men tevens let op de strenge voorschriften voor de vooi koming van ongelukken. In het laatste doel der «Jahrbiicher fur National ókonomie und 6). «HaGualbusl goede tijding waren de eerste woorden van Berthold. «Ik weet tenminste waar de edele Thu- snelde zich bevindt." »En waar?" «In een kerkerhol te MogUDtiacum." «Is het mogelyk! en weet ge ook hoe zg verdwenen is?" «Eenige Romeinen hebben haar ont voerd." «De consul heeft Gualbus gezonden om mij eene ruiling voor te stel- leD 1" sprak Arminis. «Al de ge vangene Romeinen tegen mijne on gelukkige vrouw. Maar bij de godeo, ik zal hem zijn overmoed betaald zetten." «En wat denkt ge nu te doen vraagde Adgil. «Ik zal mij e*DS beraden, weet gij mis schien raad «Misschien." »En?" „Sta Berthold eo mij toe gedurende eenigen tijd te doen, wat wij willen en ik geloof dal wij de edele Thusnelda zullen medebrengen." «Gij zijt moedig en welwillend mijne vriendeD. Hoe zoudt ge het evenwel aanleggen Thusnelda te bevrijden? My dunkt dat zulks bijna onmogelijk is." «Bij de goden is alles mogelijk welnu geeft ge ons verlof?" «Ik ben wel verplicht u toe te staan, wat gij begeert, ofschoon wij in u moe dige en krachtige strijders zullen verlie zen. Maar, wilt ge het beproeven haar te bevrijden, welnu dan, dat de goden uwe poging doen gelukken!" IN UOGUNTIACUM. In een afgelegen straat der stad Mo- guntiacuin, stond een gebouw, dat zoo wel door zijn somber voorkomen als door zijne grootte en zonderlinge bouworde, de opmerkzaamheid tiok. Voor de hoofd poort liep eeu schildwacht gestadig op en neder. Het gebouw stond geheel op zich zelf en de achterkant kwam uit op een woest plein in welks omtrek zich geen menscbelijke woning bevond. Hier en daar stonden enkele wilde amandel boomeu en alle soorten van onkruid groei den er welig. Aan het einde van deze plaats stroomde de Rheous, die door het midden der stad liep. Dit gebouw was nu de beruchte gevangenis wier vertrek ken echte ker'.ers waren. Tusschen hare muren had menig misdadiger zijn mis daad geboet en menig onschuldige was er onder wreede folteringen, ter dood gebracht. Velen die zich den haat van Varus op den hals hadden gehaald, zucht ten in de onderaardsche holen en slechts wanneer deze gevuld waren werden de kerkers boven de aarde gebruikt. Me verhaalde dat de geesten der vermoorden des nachts om dat sombere gebouw ronddwaalden, omdat de meesten die door den dood van hunne ellende ver lost waren, onbegraven bleven. Van hier kwam het ook, dat zich niemand in het nachtelijk unr op die woeste plaats waag de en de schildwacht voor het gebouw, niet dan met huivering zijn plicht waar namDe hemel werd door wolken bedekt en slechts bij tusschen- poozen zond de maan haar licht op de aarde. Aan de achterzijde van het ge vangenisgebouw stonden twee mannen; naar bunne kleeding te oordeelen waien het Cheruskiers, zij droegen geeu wape nen indien die te minste niet onder hunne kleederen verborgen waren. Een ontzaglijk grooten steen, achter welke zij 6tonden, verborg hen voor iedereen, die moed genoeg bezat in het nachtelijk uur voorbij de gevangenis te gaan. En toch stapte een Romeinsch krijgsman, telkens omziende of hij ook bespied werd, regel recht op dien steen aan en voegde zich bij de twee mannen die over zijn komst verheugd schenen te zijn. «Gij hebt woord gehouden, Gualbus!" dus werd hij door een van beiden aan gasproken. «Dat ben ik gewoon Berthold, ofschoon ik mij ongaarne op dezen tijd hier ver toon." «En waarom niet?" «Men zegt dat de geesten der ver moorden hier des nachts rondzwerven." «Welnu, wat zou dat?" «Wat dat zou? Adgil tegen vlcesch en bloed kan men strijden, maar tegen een geest, hu!" «Indien het waar is, wat gij zegt dan zullen wij hun verzoeken ons behulp zaam te zijn. Maar de tijd is te kost- baai om over zulke beuzelingen te spre ken gij hebt korten tijd na ons Arminius verlaten, er is dus zeker weinig byzonders. Toon ons dan de plaats waar zij zich bevind." «Volg mij dan," en de steen omloo- pende, wees Gualbus met zijne hand naar den muur van welke zy een vier tal schreden verwijderd waren, «Ziet ge dien ring daar?" ra waartoe die dienen zou?" «Ilfe, weet het niet, doch dat is het zelfde. Op de hoogte van dien ring is het middeo van haar kerker, namelijk in de lengt*: de hoogte van den kerker is ongeveer vier voet, terwijl het boven- gewelf bijna twee voeten onder den grond ii. Weet ge genoeg?" «Meer hebben wij niet noodig." »En dan 1" «Wij zullen onder dien steen beginnen te graven en op die wijze in haren ker ker trachten te komen; waaram ziet ge mij zoo verwonderd aan?" «Wilt ge onder dien steen gaan graven «Dat zullen wij." «Gy zult het onmogelijke beproeven; eenigen tijd geleden wilde een aanzien lijk Romein dit rotsblok in een zijner lusthoven plaatsen, doch de vele onkos ten van het vervoer schrikten hem af, tengevolge van de ontzettende zwaarte. Hoe wilt ge onder dien steen beginnen te graven?" Berthold glimlachte even en zeide: «Plaats gij u op dien hoek daar en zie goed toe of wij ook bespied kun nen worden; kom Adgil, laat ons een

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 1