NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
No. 27.
Woensdag 4 April 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Antwoord aan
„EEN BEZADICD KIEZER".
BINNFiNLAND.
F euilleton.
Een egoïst bij voorkeur.
AMEBSFOORTSCHE COIRANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 iiiAHiidcn 1.—Franco per post door het geheele Bijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Iedereen zal natuurlijk met mij be
grepen hebben, dat het ingezonden
stukje in de courant van 1.1. Zaterdag
ironisch was. Dit antwoord is daarom
niet aan het adres van dien inzen
der, maar aan dat van den door hem
zoo aardig en juist voorgestelden be-
zadigden kiezer. Deze voorafgaande
bemerking is niet onnoodig voor
sommigen, ik hoop echter voor en
kelen. Maar nu ter zake.
Uw redeneering, mijnheer de ren
tenier, bevat veel waarheid zooals ik
u straks zal toegeven, maar in haar
geheel genomen pastte zij beter in
den mond van uw grootvader of diens
vader. Een troon, omgeven door een
barricade van geldzakken, de pluto
cratie, heeft al lang een plaatsje ge
kregen onder de staathuishoudkundige
oudheden. Gelukkig zijn wij nu op
weg, om onze achting voor een per
soon niet meer af te meten naar de
meerdere of mindere grootte van zijn
kapitaal, maar naar de mate van
zijn deugd en verstand. De weegschaal
van ons oordeel is nu in zooverre
verbeterd, dat zelfs de zwaarste geld
buidel niet meer kan opwegen tegen
een matige hoeveelheid deugd en ver
stand. Dus, als gij niets meer bezit
dan uw «moppen", dan zou het kun
nen gebeuren, dat wij den knecht
van uw »schoenenflik" boven uw
persoon stellen.
En wat nu het kiesrecht aanbelangt,
ook daarbij kunt gij uw conservatisme
wel voor altijd onder uw lieve dub
beltjes begraven, want bij de rege
ling van het kiesrecht heeft de geld
kwestie eens voor altijd afgedaan.
Vóór 1887 was nog de census een
vereischte voor het kiesrecht en tot
nu toe hebben wij een fraaie regeling,
die het kiesrecht altijd nog afhanke
lijk maakt van belastingen. Van de
laatste zal echter voortaan bij de
kieswet geen sprake meer zijn. De
maatstaf, eerst nog onvolkomen, mis
schien eenmaal volkomen, zal nu
worden deugdelijke en verstandelijke
ontwikkeling. Ja, mijnheer de ren
tenier, het wordt een hachelijke tijd
voor je; hebben de krenten en ro
zijnen je een beteekenis gegeven in
de wereld, er is niet eens een kren-
tencrisis toe noodig om je aanzien te
doen tanen. Geld kan een land niet
regeeren, en de bezitters er van zijn
niet de ware steunpilaren van kerk
en staat; wel hebt ge in zooverre
gelijk, dat voor dat alles het geld
onmisbaar is. Verwar vooral de za
ken niet: niet gij zijt onmisbaar,
maar uw geld alleen is het. Dit zal
wel altijd waar blijven. Maar het is,
of liever het moet zijn middel en
geen doel. Zelfs voor de zedelijke
en verstandelijke verbetering van de
maatschappij hebben wij geld noodig
bij zoo'n doel kunt gij in waarheid
zijn een steunpilaar van den staat,
maar ik vrees, dat gij dan «niet thuis"
geeft, als men bij u aanklopt.
Gij hebt het, dunkt mij, zeer juist
gezien, dat het nu nog niet de ge
schikte tijd is, om Jan en alleman
aandeel te geven in de regeering.
Niet, omdat het hen niet raakt hoe
er geregeerd wordt, of omdat zij er
geen belang bij hebben; maar, om
dat het meerendeel van het regeeren
geen lor verstand heeft. Daarom kon
inkorten van de kiezers voorloopig
nog wel zoo goed zijn als uitbreiden.
Er heerscht nog zooveel gebrek aan
belangstelling in de werkzaamheden
van den staat, en toch is een ieder
die belangstelling aan zichzelven en
zijn medeburgers verplicht. Wel
schijnt die belangstelling zeer groot
te zijn, maar in werkelijkheid hooren
wij enkelen, die beweren te spreken
uit naam van het volk, het volk, dat
ten slotte een klein getal partijge-
nooten blijkt te zijn. In een kunst
matige opwinding is geen uiting van
den volkswil te herkennen.
Of is dit soms een bewijs van de
algemeene belangstelling, als op tal-
looze meetings fouten worden opge
somd van de regeering, bekwaamheid
aan het staatsbestuur wordt ontzegd,
als men alles beter meent te weten
zonder èèn middel ter verbetering
aan te wijzenals men de welbe-
spraaksten en meest belovenden op
het kussen wil brengen? Dat bewijst
nog niet heel veelneen over het
geheel toonen wij Nederlanders nog
veel te weinig of heel geen belang
stelling in het openbare leven, al
zijn wij aanstonds klaar, om te prut
telen als de zaken niet behoorlijk
rondloopen en al zijn wij altijd ge
reed, om verbetering van onzen toe
stand en vermeerdering van onze
rechten te eischen. De groote vraag
stukken, die in onzen tijd de aan
dacht vragen, zij laten de meesten
koud. Is het niet een bewijs van ge
brek aan belangstelling, dat zoovelen
van het kleine aantal kiezers niet
eens van hun recht gebruik maken?
Vanwaar dat gemis aan belangstel
ling? Zeker wel een voorname oor
zaak in de geringe kennis van onze
staatsregeling, van de wijze waarop
ons staatsbestuur is ingericht. Ieder
burger behoorde te weten hoe hij
geregeerd wordt: die kennis moest
verkregen worden op de scholenin
ieder geval meest die kennis een ver
eischte zijn voor het kiesrecht. Het
wordt hoog tijd, dat daaraan meer
aandacht gewijd wordt, want van de
ontwikkeling van het volk hangt, zoo
veel af, omdat het volk zoo'n mach
tigen invloed heeft op de regeering
de regeering is in handen van konin
gin en ministersde laatsten worden
gekozen in den geest van de meer
derheid der volksvertegenwoordiging,
d. i. van de meerderheid van het
geheele volk.
Men kan zeggenhet volk zelf is
verantwoordelijk voor de daden der
regeeringwordt het slecht geregeerd,
het heeft het zichzelven te wijten.
Maar, zult gij zeggen, als iedereen
aan de politiek gaat doen, dan krij
gen wij ook van iedereen de vruch
ten van zijn politieke overpeinzingen,
dan zal ieder op zijn beurt meenen
staatsman te zijn. Dat hebben wij te
wachten; maar nu meent ook ieder
een over staatszaken te kunnen oor-
deelen, terwijl hij er niets van weet
van de twee kwaden is dan toch het
laatste wel het grootste. Wij hebben
echter niet langer te redeneeren over
de vraag, of het nu al de tijd is voor
kiesrechtuitbreiding, want zij komt
nu stellig en spoedig ook. Maar aan
wie de schuld, dat het meerendeel
van het volk nog niet rijp is voor
het kiesrecht? Voor een groot deel
ook aan u, die iets beteekent om
uw geld. Het volk moest opgevoed,
beschaafd en ontwikkeld worden,
maar daar was geld voor noodig.
Hebt gij u losgewikkeld uit uw zelf
genoegzaamheid, en zijt gij opgere
zen van uw schatkist? Zooniet, dan
hebt gij het aan u zeiven te wijten
als uw wantrouwen in de toekom
stige regeering gegrond zal blijken,
als uwe belangen worden voorbijge
zien. Nog is het tijd: doe wat gij
doen moet en doen kunt, en laten
wij dan eens verder zien. Wees zelf
een steunpilaar van den staat, anders
kon u steunpilaar uw wel eens ont
nomen worden.
Er waren in een land veel woel-
muizen, mollen en dergelijk gedierte
Onder den vruchtbaren bodem woelde
langzaam het verderf voort. Schijn
baar stond de oogst mooi. Maar hier
en daar lieten de planten het hoofd
hangen, de wortels waren onderwroet
en afgeknaagd. De schade werd groo-
ter en zichtbaarder. De plantengroei,
het beste behoud der dijken, begon
te kwijnen Loopgraven doorkruisten
de rivier- en zeedijken. Het gevaar
voor een overstrooming werd dreigen
der, maar nog sluimerden de niets
kwaads vermoedende dijkwachters.
Die dijkwachters droegen de namen
vaderlandsliefde, offervaardigheid, ver
trouwen, belangstellino
handhaving
van het gezag, onbaatzuchtigheid,
vlijt en trouw. Hunne helpers had
den ook goedklinkende namen. Wat
er op liet eind van dat land gewor
den is, meldt de geschiedenis nog
niet. Welke leering uit die geschie
denis te trekken is, moogt gij zelf
De Koningin en de Koningin-Regen
tes poseerden voor den Hof-photograaf
H. VV. Wollralie voor portretten en deden
tevens een pholographie van zich ver
vaardigen in een met 4 paarden bespan
nen gala-i ijtuig. De Koningin staande
met een vaandel in de hand. de Koningin-
Regentes er naast zittend Zij waren
omiingd door de officieren van het Kon.
Huis en deze photographie zal dienen bij
de vervaardiging van het schilderij van
Honyck van Papendiecht, ter heidenking
aan de plechtige vaandeluitreiking, die
het vorig jaar in de Maliebaan plaats had.
Mr. E. J. J. B. Cremets,lid van de
Eerste Kamer, die onlangs in eene lijvige
brochure met nadruk de thans ingetrok
ken wetsontwerpen bestreed, heeft eene
nieuwe brochure uitgegeven, om aan de
kiezers zijne inzichten bloot te leggen.
A.an het slot geeft hij zijnen geestver
wanten raad omtrent hetgeen zij thans
hebben te doen. Hij schrijft:
«Het ware ie wenschen dal zij, die
grondwettige bezwaren hebben of die
meenen dat de kiesonlwerpen, uit het
oogpunt van het Staatsbelang beschouwt,
te ver gingen, dezelfde gedragslijn volg
den. Op eendrachtige samenwerking komt
het nil vooral op aan. Maar het schijnt
helaas! dat zoodanige samenwerking niet
zal worden verkregen. Daardoor en ook
door den korten tijd, dien de regeering
hun tussclien de ontbinding en de ver
kiezing gelalen heeft, wordt de positie
van de liberalen die grondwettige bezwa
ren lie' ben, zeer verzwakt. Bijna overal
zijn toen de liberale kiesvereenigingen in
handen vuri hen, die met Tak door dik
en dun gaan. Hoogstwaarschijnlijk zullen
zij, die gtondweltige bezwaren hebben,
daardoor in de nieuwe Kamer minder
EEM VERHAAL UIT DE TOONEELWERELD VAN
S—M.
1) In de avondschemering van een be
trokken, regenachtigen, winterdag ont
moetten elkander op de groote trap van
den Goldoni-Schouwburg te Milaan, eene
geheel in fluweel en bont gekleede jonge
dame, en een knap interesant jongmensch.
Hij had een eenigtzins bleek gelaat, zwart
haar en zwarten knevel, wat juist niet
bij het, wel een weinig veronachtzaamde
toilet paste. Hij had zulk een haast, dat
hij de dame voorbij liep, zonder baar
zelfs aan te zien; zy daarentegen bleef
stilstaan, en riep, met eene zeldzaam
schoone stem, vol betooverende melodie,
Bettoli! en twee donkere glinsterende
oogen, zagen den jongen man, die nu
ook twee treden hooger staan bleef, door
eene witte voile, verbaasd en teeder
aan.
«Bettoli, kent gij mij niet?" sprak de
schoone jonge dame, «wat heb ik u ge
daan, dat gij mij, zonder een woord te
zeggen, voorbjj wilt loopen?"
«Vergeef mij, Virginia," antwoordde
de jonge man, terwijl hij naar haar toe
ging, haar beide handen hartstochtelijk
drukte en met kussen bedekte. «Ik ben
zoo opgewonden, zóo overspannen, dat ik
u waarlijk niet gezien heb."
"O) gij gaat t>aar den direkteur,"
riep Virginia glimlachend, die, ofschoon
nog jong, reeds eens gevierde tooneelspeel-
ster was. «Ja, ik wil den heer Beloti-Bon
vragen, of hij mijn nieuw stuk wil laten
opvoeren."
«Hij is in zijne kamer," zeide de too-
neelspeelster.
«In die kamer," hernam Bettoli, «waar
de Italiaansche poezie, voor de heden-
daagsche dichters, de woorden van Dante
boven de deur moest schryvenGii,
die hier binnengaat, laat alle hoop
varen I"
„Nu, spreek er in elk geval met hem
over," zeide Virginia met een lichten
zucht, «ik heb hem uw stuk met alle
mogelijke warmte aanbevolen."
«En wat zeide hij?"
Virginia sloeg schielijk hare voile op.
«Hij zeide dat ik op u verliefd was, en
dat is ook eigenlijk zoo, over u kan ik
geen oordeel vellen."
«Gij twijfelt dus nog altijd aan mijn
talent!"
«Volstrekt niet, ik ben zoo vast over
tuigd, dat alles, wat den naam van Bet
toli draagt uitmuntend is, dat ik aan mijn
eigen oordeel geen geloof sla."
Bettoli dreigde haar met den vinger,
kuste nog eens hare hand, en liep toen
de trap weer op.
«Vergeet niet, dat ik van avond niet
speel riep Virginia hem na. Zij liep vlug
de trap af en eenige oogenblikken later
reed haar rijtuig weg.
De dichter Bettoli stond nu voor de
kamer van den gevierden direkteur Be-
loti-Bon. Deze was, zooals iedere direk
teur van een Italiaansch tooneelgezelschap
te gelijker tijd een beroemd tooneelspe-
ler, en terwyl Toniuso Salvini en Ernesto
Rossi in het treurpnl elkander den voor
rang betwisten, heerschte hij alleen en
onbetwist op het gebied der hoogere too-
neelkunst.
Toen Bettoli binnentrad zat de be
roemde man aan zijne schrijftafelmet
zijn schrander gladgeschoren gelaat: en
met zijn witte das, en langen rok ge
leek hij meer op een staatsman dan op
een tooneelspeler. Hij rees deftig van
zjjne zitplaats op, en terwijl hij
hem de hand reikte, verzocht hem te
gaan zitten.
Nadat Bettoli in de grootste opge
wondenheid op den grijs fluweelen leu
ningstoel plaats had genomen, begon de
directeur: «Beste Bettoli, het spijt mij
het u te moeten zeggen, maar ik kan
uw nieuw stuk Het huwelijk uit wraak,
evenmin geven als de stukken, die ik de
eer had van u te lezen."
«En waarom niet?" vroeg Bettoli ter
wijl zijn lippen onmerkbaar trilden.
«Met u, heeren dichters, is het zoo
moeielijk spreken," hernam dediiekteur.
«Wanneer niet ieder van u reeds voor
uit meende, dat de weg, dien hij betreedt
de juiste is, zoodra deze er slechts nieuw
en oorspronkelijk uitziet wanneer gij
aan de woorden van een ervaren too-
neelUenner geloof wildet slaan, dan eerst
zou het niet onmogelijk wezen, dat ook
nieuwe dichters iets bruikbaars voor de
komedie konden schrijven. Maar dat is
het juist, het nieuwe, het oorspronkelijke
heeft in uwe oogen alleen waarde, en
wat doen wij met het nieuwe, als het
niet goed is, en de actie ontbreekt, en
als het oorspronkelijke voornamelijk daar
in bestaat, dat het zoover mogelijk van
waar en werkelijkheid afwijkt."
Bettoli sprong op, en liep woedend de
kamer op en neer. «Directeur, hel is
mijn vierde stuk dat gij mij weigert,"
riep hij, «kan een jong talent, door zulk
eene handeling aangemoedigd worden?
Telkens hooren wy van diiekleuis en
acteurs de klacht, dat er geen nieuwe
stukken geschieven worden en in de
couranten lezen wij, dat het publiek ge
noeg heeft van die zelfde stukken uit
onze repertoire. Schrijft een dichter uit
den nieuweren tijd een stuk, dan stelt
men de onmogelijkste eischen."
«Ik heb u al zoo dikwijls gezegd, dat
jonge talenten zich naar erkend goede
voorbeelden vormen moeten," sprak de
direkteur zonder een oogenblik zijne
diplomatische kalmte te verliezen, «ik
heb u gezegd, dat gij goed zoudt doen,
eenigen tijd bij onzen grooten eenigen
Goldoni in de leer te gaan."
«Zwijg toch eindeljjk van uwen Gol
doni 1" schreeuwde Bettoli. «Stel aan
dezeo Goldoni, in wiens schaduw, vol
gens u, niemand slaan kan, dezelfde
voorwaarden, die gij aan nieuwere stuk
ken stelt, en gij zult weldra zien, dat
Goldeni even weinig daaraan voldoet als
ik of een ander blijspeldichter van den
tegenwoordigen tijd."
«Laster niet I" viel de direkteur in,
die nu ook warm begon te worden,
«Goldoni is eigenlijk onbereikbaar, hij is
een wond-r."
«En ik zeg u," viel de jonge dichter
in de rede, «dal als Goldoni nog leefde
en op dit oogenblik voor u stond, gij zijn
stukken even zoo ongeschikt zou vinden,
en even zoo goed zoudt weigeren ais de