NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
ELISABETTA SIRAII.
No. 45.
Woensdag 6 Juni 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentien:
Een openbaar slachtte.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMEBSFOORTSCIE COURANT.
VOOR
Per S maanden ƒ1.Franco per post door het geheels Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en rignetten naar plaatsruimte.
Naar aanleiding van hetgeen
wij in ons vorig nummer mee
deelden uit het rapport over de
vee- en vleeschkeuring, waarin
ook de wenschelijkheid werd uit
gesproken om in een gemeente
als de onze een abattoir op te
richten, heeft men ons de opmer
king gemaakt, dat de oprichting
van een abattoir in Amersfoort
niet alleen onnoodig, maar uit
een financieel oogpunt ons ook
onmogelijk is. Wat de eerste
opmerking aangaat, wij willen
toestemmen, dat de verontreini
ging van den bodem, van het
water en de lucht door het af
vloeien van het vuil in goten,
grachten enz., wel niet direct groot
gevaar oplevert, maar wij meenen,
dat het toch goed is zulk een
voortdurende verontreiniging te
gen te gaan, en dit is alleen
mogelijk als er geslacht wordt
op één plaats buiten de kom der
gemeente. Ten andere stemmen
wij toe, dat de keuring ook wel
goed kon zijn zonder dat wij een
abattoir hebben, maar een abat
toir geeft ons een veel beteren
waarborg voor een goede keuring
geschiedt deze op één plaats dan
is het toezicht zooveel gemakke
lijker en de veearts behoeft dan
niet langer te verklaren, dat hij
in de verste verte niet alles te
zien krijgt. En nu de financieele
zijde. In Amsterdam bedroeg
het oprichtingskapitaal ongeveer
twee millioen en in Rotterdam
achthonderdduizend gulden; de
opbrengsten zijn resp. gestegen
tot 3.84 en 3.70 pet. in 1892. In
Rotterdam kwam het in het vorige
jaar tot 4.80 pet-
Wat nu echter in Amsterdam
en Rotterdam kan, behoeft hier
nog niet te kunnen. Wij dienen
daarom kleinere plaatsen te ver
gelijken, en moesten daarvoor
zien naar het buitenland. In Iser-
lohn met 17 duizend inwoners
is de interest van het oprichtings
kapitaal vijf percent, in Genua
met bijna 13 duizend inwoners
is het meer dan 8 percent, in
Ostende met 17 duizend inwoners
en Iperen met 15'/» duizend in
woners 5 pet. en in Arlon met
7 duizend inwoners eveneens 5
pet. In deze kleine gemeenten
kan een abattoir, na aftrek van
rente en amortisatie nog winst
afwerpen. Een uitvoerige bere
kening maakte de Duitscher Ost-
hoff voor steden van 5 tot 15
duizend inwoners. Hij kwam
daarbij tot het resultaat, dat er
altijd wel ruim vier pet. interest
kan gemaakt worden, terwijl er
bovendien jaarlijks nog een som
voor schulddelging overblijft. Wij
mogen dus aannemen, dat ook in
onze gemeente een slachthuis kan
opgericht worden, zonder dat de
gemeente daarbij schade zal lij
den.
De kosten van oprichting en
exploitatie kunnen behoorlijk wor
den gedekt, wanneer alle dieren
in het slachthuis tegen een matige
prijs moeten geslacht worden.
Deze ontvangsten zullen boven
dien toenemen wanneer een rijks
wet op de keuring is ingevoerd,
want dan zal de invoer van bui
ten de gemeente minder worden
omdat op dat ingevoerde vleesch
dan niet zooveel te verdienen
valt. Maar zullen dan door een
abattoir de vleeschprijzen niet
aanmerkelijk moeten stijgen? Daar
behoeven we ook al niet bang
voor te zijn. De veearts te Roer
mond kwam bij de berekening
van de kosten voor een abattoir
te Roermond, een gemeente met
omstreeks tien duizend zielen, tot
het besluit, dat de vleeschprijzen
niet behoeven te stijgen en
indien dit al het geval mocht zijn
zou dit niet meer dan één halve
cent per K. G. vleesch behoeven
te bedragen. En trouwens waar
een abattoir is heeft men onder
vonden. dat het vleesch niet duur
der wordt. Wel is een bezwaar
dat de slagers in den beginne
eenig nadeel zullen lijden door
het buiten gebruik stellen van de
tegenwoordige slachtplaatsen en
veestallen, doch dit nadeel is maar
tijdelijk en op den duur zullen
ook zij door de verandering ge
baat worden.
Men ziet dus, de bezwaren zijn
niet zoo groot en onoverkomelijk
als ze op het eerste gezicht wel
lijken, en ze kunnen in geen ge
val opwegen tegen hetgeen van
den anderen kant wordt aange
voerd voor het wenschelijke van
één slachthuis in iedere gemeente,
waar de kosten behoorlijk gedekt
kunnen worden. De oprichting
van een openbaar slachthuis blijft
daarom wenschelijk, èn om de
betere controle op den verkoop
van vleesch én uit een hygiënisch
oogpunt.
In 1875 werd door de wet be
paald, dat ook slachterijen, vilde-
rijen, enz. behooren tot die
inrichtingen welke gevaar kunnen
veroorzaken, en daardoor werd
dus op verbetering van de be
staande slachtplaatsen aangedron
gen. Waar nu die verbetering
niet ver genoeg gaat, daar wordt
door dezelfde wet aan de gemeen
teraden de bevoegdheid verleend
die verbetering zelf in meer af
doende mate aan te brengen de
gemeenteraad kan n.l. bepalen dat
er slechts op één plaats in de ge
meente, in een openbaar slacht
huis, mag worden geslacht.
Uit Davos-Platz wordt dd. 2 dezer
aan het «Vaderland" geschreven:
Omstreeks 12 uren arriveerden HH. MM.
de koninginnen met gevolg per extratreiD
in Davos-Platz. In de nabijheid van het
station stonden tal van vreemdelingen
hare komst af te wachtenop het perron
waren de Hollanders aanwezig, pl_m. 60
in getal, zoomede het bestuur van de
aldaar gevestigde «Nederlandsche Veree-
niging" allen getooid met oranjestrikjes.
Namens de vereeniging werd HH. MM.
door mevr. G. Lisman en mej. W. Scheur
leer een eigenaardige hulde gebracht door
het aanbieden van een bloemkussen van
alpenrozen en waterlelies en een bouquet
van rozen en gentianen, versierd met
linten in de Nederlandsche Meuren.
Na haar ingenomenheid met de prach
tige bloemen betuigd te hebben, verlieten
HH. MM. het perron en begaven zich per
rijtuig toen naar het Kurhaus, waar een
lunch werd gebruikt.
Door de Kurkapel werd bij aankomst
het Wien Neèrlandsch Bloed aangeheven.
Davos was in feesttooivan de Holland-
sche pensions en de meeste hotels wap
perden nationale vlaggen.
Ruim kwartier na één verlieten HH.
MM. Davos-Platz, om over den Fluelapas
de reis naar Tarasp voort te zetten.
Het was een ware vreugde voor de
Hollanders om hun Vorstinnen, als was
het dan slechts een uurtje, in hun midden
te mogen hebben, en hun verknochtheid
aan het vorstenhuis bleek uit de herhaalde
juichkreten I «Leve de Koninginnen» die
zoowel bij de aankomst als bij het ver
trek van HH. MM. door allen met
enhousiasme werden aangeheven.
Onze Koninginnen zijn goed en wel
in Tarasp aangekomen. Onderweg hebben
H.H.M.M. eeD bezoek gebracht te Neu wied,
waar Donderdag niet minder dan twee
koningen en vier koninginnen aanwezig
waren. Des ochtends was koning Karei
van Rumenië aangekomen, des Damiddigs
kwam de koning van Zweden uil Ems
en werd door het Rumeensche konings
paar, de vorstin-moeder Van Wied en
H, D. H. prinses Elisabeth van Waldeck-
Pyrmont ontvangen.
HH. MM. onze Koninginnen kwamen
ongeveer half vijf tegelijk met de Konin
gin van Zweden uit Hornef.
Nadat HH. MM. waren uitgestegen, had
een hartelijke begroeting tusschen de hoog
geplaatste personen plaats en volgde een
levendig onderhoud, gedurende hetwelk
eenige ververschingen werden gebruikt.
Te 5 uren 15 m. keerde de Koningin
van Zweden naar Honnef terug, terwyl
H.H. M.M. de Koninginnen Emma en
Wilhelmina te 5 uren 35 ra. met den
Koninklijken trein de reis naar Zwitser
land vervolgden, na een harlelyk af
scheid te hebben genomen van de ach
terblijvende hooge personages. Tot Nie-
derlahnstein werden H.H. M M. vergezeld
door den Koning van Zweden. Toen de
trein het station uitstoomde, hieven de
onder de menigte aanwezige Nederlanders
een «Leve de Koninginaan, waarmede
de menigte krachtig instemde. Koningin
Wilhelmina, die aan het venster stond,
dankte met een vriendelyk hoofdknikken
voor deze hulde.
Nederlandscüe Heidemaat
schappij.
Naar wij vernemen, breiden de werk
zaamheden van de «Nederlandsche Hei
demaatschappij" zich meer en meer uit.
Vooral in Noord-Brabant werden, evenals
in Overijsel, Velsteren en Tubbergen)
ettelijke hectaren heide bewerkt met den
ploeg. Ook dit voorjaar is men weder
begonnen met ploegen van uitgestrekte
heidevelden.
De verleden jaar in Overijsel geploegde
gronden, te zamen plm. 80 H. A. groot,
werden dit jaar onder hare leiding met
dennen en loofhout beplant en gedeelte
lijk voor weidegrond aangelegd, terwyl
onder de Bilt, Oosterbeek, Soesterberg,
Doorn, Bakel, Renkum enz. te zamen
plm. 150 H.A. beplant werden. Daardoor
werd door haar geruimen tijd aan 400
man werk verschaft.
Tevens werd haar door het Rijk op
gedragen de leiding van de bebossching
van een gedeelte der duinen onder Schoorl
(Noord-Holland) volgens de plannen door
Vrij uit het Enqelsch.
2) «Spreek mij niet van madame de
Rossi, als voorbeeld voor mijn kind
Buitendien, Elisabetta wil geen schilderes
worden."
Beschroomd trad Elisabetta naar
haar vader, en legde hem haar als
tot bidden saamgevouwen handen op
den arm.
«Lieve vader, ik wil wel schilde
res worden. Hoe vurig zelfs verlang
ik daarnaar. Ach, leer my schilderen zoo
als gij.
De schilder scheen ijverzuchtig op zyne
kunst, was aangedaan en bewilligde het
verzoek zijner dochter.
Van dien tijd af vergunde hy haar
openlijk haar studiën voort te zetten, of
schoon hij haar slechts weinig onder
steunde en leidde.
Andrea Sirani scheen er ontevreden
over, dat een jong meisje alleen door
eigen aanschouwing datgene leerde, wat
hem zoovele jaren van inspanning had
gekost. Hij zag het onderscheid niet
tusschen aangeboren genie en het
talent, dat slechts het gevolg is van noes
ten vlijt.
Elisabetta Sirani en in haar be
schrijven wij geen idieaal karakter, maar
een meisje, dat werkelijk leefde, welks
naam nog heden in de Bologneezer school
in hooge eere staat, Elisabetta wijdde
zich, na de kinderschoenen ontwassen te
zijn, meer en meer aan hare geliefkoosde
kunst.
Zij bemerkte zeer wel den wrevel,
dien haar vader slechts ten halve wist
te onderdrukken, wanneer hij haar aan
haar schildersezel zag hij was ook zelfs
in de geringste zaken zoozeer aan haar
bijstand gewend, dat hij het denkbeeld
niet verdragen kon, haar met iets anders
bezig te zien, dan om hem te helpen.
Daarom dan ook stond zij met het aan
breken van den dag op en studeerde en
schilderde met onvermoeide volharding
tot aan het uur, waarop Andrea haar in
zijn atelier noodig had.
Dan verliet zij kalm haar werk, dat
zij zoo liefhad, en hield zich bezig met
haar vader, met huiselijken arbeid of met
muziek, vooral dit laatste was na de
schilderkunst haar het liefst.
In de oogen der wereld was zij nog
de eenvoudige Elisabetta, de dochter van
den schilder Sirani, die zich door geen
enkel uitwendig teeken van haar zusters
Barbara en Clara, of van haar vriendin
netjes onder de meisjes van Bologna
onderscheidde.
Niemand kende haar verborgen genie
behalve haar vader, die daarvoor
zooveel mogelijk zijn oogen sloot, als
ook haar trouwe vriend, graaf Malvasia.
Eindelijk, toen Elisabetta baar zestiende
jaar bereikt had vond er eene verande
ring bij haar plaats.
Eene langzame en pijnlijke ziekte tast
te den ongelukkigen Andrea Sirani aan;
eene ziekte, die al zijn ledematen ver
lamde, zoodat de uitoefening zijner kunst
hem van dag tot dag moeielijker viel
en het hem ten laatste geheel onmogelijk
werd het penseel te hanteeren.
Tevergeefs wreef Elisabetta de koude
stijve handen met haar zachte blanke
vingers, zij konden niet meer arbei
den, ja, van de kracht beroofd om zijn
denkkeelden op doek te brengen, scheen
het leven zelfs uit den wanhopigen kun
stenaar te vlieden.
»'s Is alles tevergeefs, Elisabetta,"
zeide Sirani op zekeren dag, toen het
penseel zijne hand out vallen was, die
het niet langer konde vasthouden, >'t
is alles tevergeefs, ik zal nimmer meer
kunnen schilderen."
Hij staarde op zijn krachtelooze,
stijve vingers en tranen biggelden
over de wangen van den sterken rnan.
Geen wonder, dat ook de zachte Elisa
betta weende, en, terwijl zij tevergeefs
trachtte hem te troosten, de armen om
zijn hals sloeg.
«Geef mij geen hoop, mijn kind," ant
woordde hij treurig, lik weet het,
deze ziekte is ongeneeslijk. Ik ben geen
kunstenaar meer. Heilige moeder Gods I
hoe zal ik aan het brood voor mijn kin
deren komen I"
Een blos gleed over Elisabetta's wan
gen, haar oogen vonkelden, woorden
wilden aan haar lippen ontsnappen,
doch zij weerhield ze, er aan den
kende, welk leed zij haar hulpeloozen
vader veroorzaken zouden. Eindelijk sprak
zij aarzelend:
«Vader, ge weet het, ik ben vier jaar
lang uwe leerlinge geweest; in dat
tijdsverloop dunkt mij, heb ik ge
noeg geleerd om iets met mijn schilder
kunst te verdienen. Wilt gij het my laten
beproeven
Andrea schudde het hoofd.
«Onmogelijk I Een meisje van nog
geen negentien jaar. Ik ben twintig
jaar schilder geweest. Maar 't is reeds
lang geleden, dat ik uw werk niet ge
zien heb, mjjn kind," voegde hy er
eeoigzins verlegen bij, «breng het eens
hier."
Elisabetta, onuitsprekelijk verheugd,
dat hare vrouwelijke teergevoeligheid
datgene bereikt had, wat, zooals zy
meende, eene moeielijke en tegelijkertijd
smartelijke ontdekking voor hem zoude
zijn, bracht haar vader spoedig eene
madonna, die zoo volmaakt schoon was,
dat de kunstenaar hierin ODmiddelijk
het genie zyner door hem verwaarloosde
dochter bemerkte. Het was nutteloos
ijverzucht te voeden, want ach, thans kon
er tusschen haar en hem van geene mede
dinging sprake meer zyn.
Hij kuste Elisabetta op het voorhoofd
en bad de heilige innagd, wier liefelijke
trekken zij zoo onberispelijk scboon had
weergegeven, om zijn braai en talentvol
kind te zegenen.
Elisabetta werd schilderes.
Toen haar eerste portret, zy
was nauwelijks negentien jaar oud,
tentoongesteld werd, verwierf zij zich
de bewondering en de liefde harer
geboortestad.
Het was een heiligenbeeld zooals het
zachte en godviuchtige meisje dit zoo
gaarne schilderde De heiligen harer kerk
St. Ignatius en St. Francis.
De kooper was de markies Spada,
terwyl de som, die zy er voor ont-