NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
WIENS flOEDISDAT?
No. 53.
Woensdag 4 Juli 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
ZEDELIJKE VORMING VAN DEN
SOLDAAT.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFOORTSOIE COOHi
VOOR
abonnementsprijs:
Per S Uie&nden ƒ1.Franco per po9t door het geheele Bijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
CToote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De waarde van een leger hangt
niet weinig af van zijn zedelijke
gehaltedit laatste moet goed zijn,
wil men een goed gedisciplineerd
leger hebbenen een goede disci
pline is èn in vrede èn in oorlog
zeer veel waard, ja zelfs onmis
baar.
Terecht wordt daarom de aan
dacht gewijd aan de zedelijke vor
ming van den soldaat. In 1892
werd bij de militaire autoriteiten
er op aangedrongen, dat zij zoo
veel mogelijk de militaire tehuizen
en dergelijke inrichtingen in hun
streven zouden steunen. Nu weer
heeft de minister van oorlog de
aandacht gevestigd op eenige mid
delen, die kunnen strekken tot be
vordering van de zedelijke vor
ming van den soldaat. Hij wer.scht,
dat de officier zich niet blijve be
perken tot de zuiver militaire
dienstverrichtingen, maar dat hij
zich evenzeer wijdt aan de mo-
reele opvoeding en leiding van
zijn ondergeschikten. De ernstige
plichten van den meerdere tegen
over den mindere moeten worden
toegelicht en de toekomstige offi
cieren moet worden aangespoord,
belang te stellen in alles wat de
zedelijke en stoffelijke belangen
van den soldaat betreft. De minis
ter wijst op verschillende midde
len die tot het hier voorgestelde
doel kunnen dienenen daarvan
is, het met kracht bestrijden van
het vloeken en spreken van onze
delijke taal. Wij hebben hier eens
een officier gehad, die den solda
ten een belooning schonk voor
iederen nieuwen vloek, dien zij
uitdachten. Dergelijke aardigheden
hebben nu niet meer plaats; zel
den meer zal men hooren, dat
een officier door een vloek kracht
aan zijn woorden wil bijzetten.
Onder soldaten schijnt echter nog
de meening te heerschen, dat zoo
af en toe een flinke vloek wel
kranig staat, militairement. Deze
gewoonte, al is ze meestal zonder
een bepaald oogmerk, is een leelijk
aanwendsel. Het is een blijk van
onbeschaafdheid, het is onredelijk,
belachelijk.
De minister wenscht, dat men
o. a. door het tegengaan van deze
gewoonte, zal trachten, niet alleen
om van den milicien een degelijk
soldaat te maken, maar tevens
om hem zedelijk verder te ont
wikkelen en als een meer degelijk
man in de burgermaatschappij te
doen terugkeeren. Zoo kan het
leger ook in vrede een nuttige
leerschool zijnhet is dit reeds
voor velen, die als ongeschaafde
en onbeschaafde recruten in de
gelederen komen en als flinke,
gemanierde jongens thuis terug
keeren. Voor de meesten kan
het geen kwaad, als zij eenigen
tijd onder strenge discipline staan,
als zij het gezag en de meerderen
leeren eerbiedigen. Het leger is
een uitstekende opvoedingsschool
voor den jongeling, bij al de
weeën van den oorlog en de daar
toe vereischte uitrustingen is dit
tenminste nog een voordeel. Men
trachte daarom het onderwijs en
de leeraars in die school zoo
voortreffelijk mogelijk te maken.
De minister heeft één middel
vergeten te noemen, een dat wel
licht het best zijn doel zou kun
nen bevorderen, de persoonlijke
dienstplicht. Door de invoering
hiervan zal de zedelijke kracht
van het leger verhoogd worden.
Het stelsel van plaatsvervanging
is bij ons in beginsel al lang
veroordeeld; daartegenover is het
billijker en rechtvaardiger begin
sel aangenomen, dat het ieders
plicht is persoonlijk zich beschik
baar te stellen voor den dienst
van het vaderland. Vele jongelui
zouden gaarne overeenkomstig dat
beginsel handelen, maar zoolang
niet allen het doen, en dit gebeurt
niet zoolang niet de wet verplicht,
kunnen ook zij niet, daar zij in
vele opzichten bij hunne minder va
derlandslievende kameraden zou
den achterstaan. Een middelweg
is het reserve-kader. Dit kan een
overgang, een voorbereiding zijn
voor een invoering van den per
soonlijken dienstplicht. Zij nu, die
willen maar niet kunnen, hebben
hier een gelegenheid om te too-
nen, dat zij willen.
Laten zij het voorbeeld volgen
van de Utrechtsche gymnasias
ten en hoogereburgerscholieren.
Een aantal dezer heeft aan hunne
medeleerlingen bij verschillende
inrichtingen van onderwijs de
uitnoodiging gericht, zich aan te
sluiten bij het reservekader. Aan
het slot hunner circulaire zeggen
zij »Het zal voor ons niet kwaad
zijn te verkeeren [onder menschen
van allerlei slag; de klove, tus-
schen rijken en armen zal mis
schien een weinig minder wijd
worden, wanneer zij elkander van
nabij leeren kennen in kazerne
of veldtent. Het zal voor ons
niet kwaad zijn te staan onder
de krijgstucht; het zal ons niet
hinderen eens een harder leven
te leidenneen, wanneer wij
weer grijpen naar boek en pen
zal het ons eene voldoening zijn,
dien plicht volbracht te hebben
ons lichaam zal versterkt, onze
geestkracht gestaald zijn en wij
brengen met een menigte aange
name herinneringen, een voorraad
levenservaringen, eene meerdere
mate van zelfstandigheid uit on
zen diensttijd mee. Welnu, een
roepstem is uitgegaanwie wil
gehoor geven? Gewichtig is het
het oogenblikwant nu zal blij
ken, hoeveel pit er nog is in ons,
jongeren. In het buitenland is
het niet onopgemerkt gebleven,
dat Nederland zwak is; daar zal
het ook niet onopgemerkt voor
bijgaan, nu de uitnoodiging ge
daan is, het jonge Nederland als
één man opstaat. Laten wij het
ons tot eene eer rekenen, de
eerstelingen van deze nieuwe in
stelling te zijn.
Nu geen laffe uitvluchten meer
maar ons hart, onze vaderlands
liefde aan het woord. Indien later
van het reservekader kracht zal
uitgaan, indien er misschien de
persoonlijke dienstplicht uit zal
voortkomen, mogen wij dan met
trots kunnen zeggen, dat wij daar
in de voorste gelederen gestaan
hebben.
Vooruit dan voor het vaderland
en voor onze koningin!"
Dit is flink gesproken, dit ge
tuigt van vaderlandsliefde. Een
blij verschijnsel in onzen tijd,
nu die liefde over 't algemeen
niet zoo groot is. Doch al zijn
er treurige verschijnselen, die
den welgezinde met bezorgdheid
de toekomst tegemoet doet gaan;
als onze jongelingschap de oude
maar niet verouderde vaderland-
sche deugden in eere houdt,
kunnen wij met hoop en vertrou
wen de toekomst afwachten.
Het derde internationaal congres
der oud-katholieken zal gehouden worden
te Rotterdam op 28, 29 en 30 Augustus
a. s.
Het programma voor dat congres luidt
aldus
Maandag 27 Augustus.
8 uur namiddag: Verwelkoming der
aangekomen leden en gasten. Gezellig
samenzijn.
Dinsdag 28 Augustus.
8 vm. Godsdienstoefening met preek
in de Laurentiuskerk (Lange Torenstraat
20) Celebrans: pr. J. A. van Beek, Rot
terdam diaken pr. T. van Santen, Dord
recht; subdiaken: pr. J. M. van Beek,
Leiden spreker pr. T. van Santen, Dord
recht.
9'/, —I. Eerste vergadering van leden.
Verkiezing van het bureau. Behande
ling der stellingen.
2 nm. Algemeene vergadering der
«Vereeniging Oud-Katholiek ondersteu
ningsfonds."
79. Eerste openbare vergadering.
Toespraken van hoofden der verschillende
kerken of van hunne vertegenwoordigers.
Na 9 uur. Gezellig samenzjjn.
Woensdag 29 Augustus. 8 vm. Gods
dienstoefening zonder preek in de Petrus-
en Pauluskerk (Lange Torenstraat 47),
ter nagedachtenis van de afgestorven
leden en vrienden der oud-katholieke
kerken. Celebranspr. C. Deelder, Utrecht
diaken: pr. N. Prins, Aalsmeer; subdia
ken: prof. F. Kenninck, Amersfoort.
9—1. Tweede vergadering van leden.
Voortzetting der beraadslaging.
2 nm. Algemeene vergadering van den
»Alt-katholischer Press- und Schriften-
Verein."
4. Feestmaaltijd.
7'/, Muziekuitvoering met zang.
Donderdag 30 Augustus. 8 vm. Hoog
mis met preek in de Laurentiuskerk (Lange
Torenstraat 20). Celebrans: mgr. G. Gul,
aartsbisschop van Utrecht.
9'/a 1. Derde vergadering van leden."
Slot der beraadslaging. Mededeeling der
ingekomen stukken. Gelegenheid tot
vrije toespraken. Aanwijzing van het
land, waar het volgend congres zal ge
houden worden en verkiezing van het
comité tot voorbereiding daarvan.
DOOR
G. W. L.
6) Ofschoon het Dennekamp goedgedacht
had, de tweede vergadering niet bij te
wonen en dat zonder eenige kennisgeving,
had hij toch nog de hoop gekoesterd tot
president gekozen te worden. Maar het
woordje secretaris achter zijn nasm te
zetten dat noemde hij eene beleedi-
ging, die de vergadering, en Vermeulen,
in het bijzonder, hem hadden aangedaan.
Hoe was het mogelijk, zulke spotternij!
Vermeulen het voorzitterschap op te dra
gen in plaats van hem, dat was toch al
genoeg. Maar hij doorzag zijn tegenstan
der, meende bijdeze had eerst alle
moeite aangewend om een genoegzaam
aantal stemmen op zich te vereenigen, en
toen hy gekozen was, heel lief en aardig
voorgesteld om mijnheer Dennekamp, die
zooveel gedaan had voor de goede zaak,
tot secretaris te kiezenja, zoo moest
het zich toegedragen hebben. O, die hui
chelaar 1
De officier was van nu af nog meer
gepiqueerd op den president van de socië
teit dan vroeger. Die verwenschte Vermeu
len, die intrigant! Ja, dal was eerst
intrigeeren, redeneerde hij, iemand zoo
van de baan schuiven. Maar hij zou het
den indringer op den eerien of anderen
tijd betaald zetten en hem toonen, dat
men hem niet straffeloos beleedigen kon.
Hij moest eene schitterende revanche
hebben, dat stond vast.
Het behoeft niet gezegd te worden,
dat onze twee personages op den dag,
toen wij hen in De Zon vonden, voor
de laatste maal zamen een glas bier
dronken. Toen zij elkaar voor den eer
sten keer op straat ontmoetten, ging de
officier met hooge borst en trotschen
blik voorbij. Vermeulen had zoo iets
niet verwacht, maar begreep hem dade
lijk en scheen in het vervolg niet de
minste notitie van hem te nemen. Den
nekamp had al zijne vooruitzichten in
rook zien vervliegen en weet dit aan
niemand anders dan aan den rentenier.
De gelegenheid om zich te wreken deed
zich niet spoedig op. Toch werd hij niet
moedeloos, maar wachtte een gunstig
oogenblik af om zijn voornemen ten uit
voer te brengen. Zijne satisfactie zou
natuurljjk het grootst zijn, wanneer hij
de tegenparty kon treffen in zyne hoe
danigheid van president der sociëteit.
Maanden lang zon hij te vergeefs op
middelen om met zijn tegenstander in
aanraking te komen. Zoo vergat hij ten
laatste de antipathie, die hij tegen Ver
meulen gevoelde en alleen, wanneer hunne
wegen elkander kruisten, ontwaakte weer
de nijd, die hij tegen den rentenier voedde.
Vergunt gij mij nu, waarde lezer, een
sprong te doen, altijd in figuurlijken
zin dan vinden wij een jaar later
onze twee mannen terug. Ik ben misschien
reeds te uitvoerig geweest met de oor
zaak mede te deelen van de slechte
verstandhouding tusschen hen en kom
nu eerst tot het eigenlijke verhaal. Het is
wel tijd, want wellicht hebt ge reeds de
opmerking gemaakt, wat de zonderlinge
titel, die van een hoed spreekt, met
al het voorgaande heeft uit te staan.
Nog een weinig geduld, en ge zult het
hooren.
De dag was daar, waarop het jaai feest
gevierd werd van de stichting der heeren
sociëteit te Hezenvelde. Reeds lang voor
uit waren de festiviteiten aangekondigd,
welke dien avond zouden plaats hebben.
De vereeniging Concordia had opgang
gemaakt; de belangstelling van vroeger
was nies verminderd. De sociëteit mocht
zich in betrekkelijk grooten bloei ver
heugen, zjj was in ledental toegenomen
en door geldelijke bijdragen, gevoegt
bij de maandelijksche contributiën had
men veel kunnen doen om het verkeer
in de sociëteit aangenamer en aantrek
kelijker te makon. Nu waren de «boeten"
in den loop van het jaar betaald door
de verschillende leden, die zich aan kleine
overtredingen hadden schuldig gemaakt,
vermeerderd met eenige milde bijdragen
toereikend om den leden eeu feestelijken
avond te verschaffen. De Harmonie met
medewerking van eene andere vereeni
ging uit een nabu rig dorp gaf een
concert, er werd eene comedie opge
voerd, die aller lachspieren nu be
weging bracht, en vroolijkheid ver
spreidde zich in den vriendenkring; waar
toe de wijn ook het zijne deed. Er wer
den voordrachten gehouden en toasten
ingesteld, er werd geklonken en gedron
ken, in één woord er heerschte vroolijk
heid en ongedwongenheid tot luidruchtig
wordens toe, en iedereen bracht den avond
genoeglijk door. Van Loon had alles
aangewend om het feest luister bij te
zetten. Ieder lid had zich beijverd om
het zijne te doen tot veraangenaming
van den avond en de president bleef
hierbij, zooals men denken kan, niet ach
ter. «Hij heeft zijn beste beentje voorge
zet," zeiden de leden, en menigeen, die
een toast instelde op den bloei der socië
teit, vergat daarbij ook den president
niet. Vermeulen was goed gestemd en
deed het feest, maar vooral den wijn
eer aan. Misschien voegt het minder na
deze korte beschrijving, doch het zij
dan maar tusschen twee haakjes gezegd,
dat onze waardige president nog al
een liefhebber was van een krachtig
glaasje, al ging hij zich nooit te buiten
in het gebruik van sterken drank. Hij
deed dan de wijn eer aan, zei ik, en
toen het oogenblik van scheiden daar
was, gevoelde hij meer dan anders den
machtigen invloed van hel geestrijke
vocht, hoewel niet allen dat bemerkten;
want hij trachtte zich goed te houden,
wanneer men mij deze uitdrukking
wil vergeven tot het eind.
Het was reeds laat in den nacht, toen
de vrienden De Zon verlieten om hunne
woning weer op te zoeken. In hel dorp
heerschte de grootste stilte. Er waaide
een flinke herfstwind er, de lucht was
koel. Toen mijnbeer Vermeulen buiten
kwam, werd hij gewaar hoe de koude
hem beving, zoodat bij spoedig in slaat
van dronkenschap verkeerde. Eenigen
zijner vrienden deden hem uitgeleide. Zij
waren echter ook door den wijn over
meesterd, zoodat zij niet bemerkten, hoe
noodig het was den president lot zijne
woning te vergezellen. Niet ver van liet