NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
WIENS flOEDISDAT?
No. 55.
Woensdag 11 Juli 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Een arbeidsbeurs voor letter
kunde. Critiek.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFOORTSCIE CODRI
VOOR
abonnementsprijs:
Eer 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
fngezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst wordenslechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Door het Handelsblad vernamen
wij onlangs, dat in Duitschland
een arbeidsbeurs voor letterkunde
bestaat onder den naam Littera-
risches Vermittlungs-Bureau. Deze
inrichting zorgt voor de uitgave
of opvoering van allerlei werken,
voor zoover die litteraire of jour
nalistieke waarde hebbenzij
maakt een schifting tusschen wer
kelijke kunstproducten en voort
brengselen van het dilettantisme;
zij geeft van ieder ingezonden
werk tegen kleine vergoeding een
beoordeeling, waarna tot het al
of niet uitgeven kan besloten wor
den zij maakt bedingen voor een
behoorlijk honorarium bij den uit
gever; zij tracht de taak van re
dacties en uitgevers te verlichten
door alleen die werken aan te
bieden, die volgens het oordeel
der commissie genoeg waarde be
zitten zij maakt der schrijvers
wereld bekend wat door uitgevers
en redacties wordt gewenscht, zij
regelt naar de vraag het aanbod.
Hiermede zijn' het doel en de taak
van het bureau aangegeven.
Deze onderneming is voor on
bemiddelde auteurs van veel be
lang, en ook voor de letterkun
dige wereld in 't algemeen, ten
minste als de beoordeelaars be
voegd zijn, onpartijdig zijn, als zij
al die eigenschappen bezitten, die
in een degelijk en bevoegd criti
cus vereischt worden. Het kan een
goed middel zijn om »aan het
opkomend talent een vasten gids
te verschaffen en het publiek, dat
nu nog maar al te vaak margarine
voor natuurboter te slikken krijgt,
ten minste te doen weten, wat al
of niet tot het sverfluchtes Futter"
behoort. Wie dan nog liever mar
garine heeft, kan er om vragen."
Nuttig zou zoo'n arbeidsbeurs
voor letterkunde zijn, maar. afge
zien nog van de bezwaren, zij is
bij ons wel onmogelijk omdat er
te weinig geproduceerd wordt,
voor ons kleine landje niet te
weinig, en om de kosten. En
buitendien, de auteurs kunnen
een anderen weg volgen, zooals
zij nu ook moeten doen, om hun
werk beoordeeld te zien.
Enkele tijdschriften geven een
beoordeeling, en andere geven
blijk van goed- of afkeuring door
een stuk aan te nemen of te
weigeren. De redactie dier tijd
schriften en de meewerkers van
enkele groote bladen zal men
meestal wel tot kritiek bevoegd
kunnen houden.
Alleen voor tooneel-letterkunde
bestaat hier een dergelijke inrich
ting als in Duitschland, n.l. het
leescomité van het Ned. Tooneel-
verbond, bestaande uit de heeren
Mendes da Costa en Marcellus
Emants. Dit werkt in vereeniging
met andere bevoegden op dezelfde
wijze als het Duitsche bureau het
in 't groot doet. Overigens wordt
er nog critiek genoeg uitgeoefend,
maar of die altijd waar is, dit is
nog met reden te betwijfelen.
Het voornaamste verschilpunt
tusschen het publiek en b.v. de
tooneel-critici is wel eens, dat
de eerste betalen en de laatste
betaald worden om te zien.
Volgens Cicero bezitten wel alle
menschen kunstgevoel en volgens
Pope worden de critici geboren,
maar wel te verstaan, zij hebben
de natuurlijke gesteldheid, om het,
door oefening en studie, meer en
meer te worden. Gewoonlijk blijft
het bij den aanleg, of deze wordt
nog in verkeerde richting ont
wikkeld. Voor een goede critiek
zijn allereerst noodig gezond ver
stand en fijne smaak. Wat onder
een fijnen smaak te verstaan is?
Rousseau zeionderzoek niet wat
smaak isindien gij hemzelf bezit,
zal uw gevoel u zeggen wat het
is, en bezit gij hem niet, dan zult
gij er nooit achter komen. Den
criticus past bescheidenheid. Toen
Socrates naar zijn gevoelen ge
vraagd werd over de geschriften
van Heraclitus gaf hij het vol
gende antwoord, dat hem tot eer
strektnwat ik er van versta,
vind ik uitmuntenden hierom
geloof ik, dat hetgeen ik niet
versta niet minder voortreffelijk
zal wezen."
De ware critiek moet zich niet
enkel vergenoegen met af te bre
ken, zij moet ook helpen opbou
wen; zij moet niet alleen de lamp
snuiten, maar er ook olie in
weten te gieten. Critiek moet
niet te meesterachtig, niet te
streng zijn. Zij is toch reeds voor
velen een pijnbank, en zij wordt
het nog meer als de beul ruw is
en de hoogste regelen zijner kunst
te baat neemt. Een pas ontlui
kend talent kan door verkeerde
en onbevoegde critiek vermoord
worden. Het werk van een be
ginner kan men niet gaan ver
gelijken met een voortbrengsel
der hoogste kunst. Er moet gelet
worden op de bedoeling waar
mede een onderwerp of stuk be
handeld worden, »In den groep
van een confiturier kan men niet
de volmaaktheid van een Laocoön
veriangen." Dergelijke critiek,
welke alleen afbreekt en nogwel
als aangenomen werk, maakt ge
melijk, moedeloos, mat. Nog
andere vereischten heeft een goe
de en ware critiek, als wij echter
daaraan beginnen, zijn wij voor
eerst nog niet uitgepraat, en wat
zou dan de critiek wel zeggen?
Maar nog één bemerking moet er
bij. Critiek, bij gemis aan dat
gene wat haaf bevoegdheid ver
leent, ontaardt in bedilzucht, beu
zelarij, vallen over kleinigheden.
Dergelijke critiek verraadt den
beuzelaar, die de kleinigheden aan
zijn oordeel onderwerpt, omdat
hij voor de grootheid en verhe
venheid en schoonheid van het
geheel geen gevoel heeft; het doet
denken aan dien geleerde, die
beweerde, dat hij door oefening
en fijnheid van gehoor het zoover
gebracht had, dat hij een vloo
kon hooren hoesten. Dergelijke
critici heeft men vergeleken bij
kapelletjesvangers, die in hun
jacht al het schoone en verruk
kelijke van het landschap dat hen
omringt over het hoofd zien. Het
zijn criticf, zegt Klopstock, die
wel het gras hooren groeien, maar
nooit de lauweren in den hof van
Appollo hooren ruischen.
By den commissaris der Koningin
in de provincie Zeeland, jhr. mr, N. M.
De Brauw, is Zaterdag het officieel be
richt onvangen, dat HH. MM. de Koning
innen definitief op het laatst van Augus
tus een vierdaagsch bezoek aan het
eiland Walcheren zullen brengen.
De Middelb. Ct. geeft nu reeds in
overweging, aan de Koningin eene ovatie
te doen brengen vóór of in de Abdij te
Middelburg door meisjes van den leeftijd
van H. M., ten einde gelegenheid te ge
ven tot een overzicht van de verschil
lende kleederdrachten in Zeeland.
DOOR
W. L.
(Slot).
8) Nog denzelfden voormiddag was Ver
meulen bij den vinder van den fatalen
hoed. Hy werd in een zijkamertje ge
laten en Dennekamp verscheen, terwyl
hij eene zeer trotsche houding aannam
tegenover zijn bezoeker. Hij scheen er
zich op toe te leggen zoo weinig mogelijk
te spreken, Vermeulen van uit de hoogte
te behandelen, deed, als had hy hem
vroeger nooit gekend en verklaarde zon
der omwegen:
«Wanneer u plechtig belooft onder
een of ander voorwendsel het voorzit
terschap van de sociëteit neer te leggen,
zonder dat mijn naam daarbij genoemd
wordt of er eenig vermoeden kan bestaan,
dat ik in de zaak betrokken ben, zal
ik u het verlorene teruggeven."
Daarna stond hy op en haalde den
hoed te voorschijn, die er nog juist zoo
uitzag als den morgen, toen hij gevonden
werd.
Vermeulen's verwondering over de
houding van Dennekamp was misschien
nog grooter dan zijne verontwaardiging
over de onbeschaamdheid van hetgeen
hij eischte. Hij voelde den lust in zich
opkomen zich met betzelfde wapen tegen
den officier te meten, maar hij bedwong
zich, overtuigd dat in dezen toestand
toegeven althans voor het oogen-
blik te verkiezen was boven weerstand
bieden. Hij nam zich echter voor zijn
vijand te eeniger tijd voor het gebeurde
betaald te zetten en hem zoo spoedig
mogelijk eens duchtig de waarheid te
zeggen.
Vermeulen bewilligde dus in het
voorstel; hij verpandde zijn eerewoord,
dat hij zijne belofte zou nakomen, en
verliet zoo gauw als hij kon het huis van
Dennekamp. Hij was ontevreden over
zich zeiven, omdat hij zich zoo voor dien
veteraan had moeten buigen, ofschoon
de omstandigheden het noodzakelijk
maakten. Van den anderen kant moest
hij echter zichzelven bekennen, dat hij
er nog goed was afgekomen. En nu
was dat ding ook uit de wereld.
Het voorwendsel, dat hem moest
dienen, om zijn aftreden als president te
billijken, was spoedig gevonden. Reeds
laDg had het leven in Hezenvelde zijne
vrouw tegengestaan en daarin vond hij
aanleiding om zijne woonplaats te
verlaten. Hij besloot dus toe te geveu
aan het verlangen zijner echtgenoote,
die maar niet kon begrijpen, hoe hij
zoo lang op een «boerendorp" bleef
wonen en gedurig pogingen aanwendde
om hem naar de stad te krijgen.
De eerstvolgende vergadering maakte
hij zich ten nutte om zijn voornemen
aan de societeitsleden bekend te maken
en het duurde daarna niet lang of hij
vertrok uit zijne geboorteplaats. Wel
speet het hem Dennekamp niet met ge
lijke munt te kunnen betalen, maar hij
troostte zich met de gedachte, dat de
gelegenheid daartoe zich waarschijnlijk
toch niet zou hebben opgedaan, al was
hij in het dorp gebleven.
Ofschoon hij er zelf geen middelen
voor aanwendde, werd hy toch gewroken,
zooals uit het volgende blijken zal.
Na den val van Vermeulen wan
neer men mij deze wat te sterke uit
drukking ten goede houden wil ver
scheen Dennekamp weer in de sociëteit,
alsof er niets gebeurd was. Niemand had
den moed zich openlijk daarover uit te
laten of de aaomatiging van den officier
te keer te gaan. Hij bleef ongemoeid
en verschoonde zijne afwezigheid door
een gezocht voorwendsel, dat alle kracht
miste. Hy sloeg weldra weder den
hoogsten toon aan, zooals vroeger, plaatste
zich zeiven zoo veel mogelijk vooraan,
doch wat hij ook deed, hij bracht het
niet lot president. En dit toch was het
eenige doel, waartoe hij weer in de
sociëteit was teruggekeerd. Na het ver
trek van Vermeulen werd namelijk de
Burgemeester op de eerstvolgende verga
dering tot president gekozen, en bleef
dit, trots alle kuiperijen van Dennekamp.
Toen deze zag, dat zijne pogingen
mislukten, bleef hij ten tweeder. male
weg en heeft sinds dien tijd de sociëteit
niet meer bezocht. Had iedereen spijt
over het vertrek van Vermeulen, bijna
niemand betreurde het verdwijnen van
Dennekamp en de sociëteit werd er nu
niet te minder om. Zij bleef een aan
gename, beschaafde en gezellige vrien
denkring, die elk jaar vooruit ging en
thans een groot aantal leden telt.
Zoo verlcor de sociëteit Concordia
te Hezenvelde, reeds korten tijd na haar
ontstaan, de twee mannen, door wier
zorg die vereeniging tot stand gekomen
was. Voor zoover mij bekend is, hebben
zy elkaar sinds bovenbedoelde Zondag
niet weergezien en heeft Vermeulen zijn
voornemen niet uitvoer kunnen brengen,
Waarschijnlijk zal hem dit thans onmo
gelijk zijn, want Dennekamp had tijdens
de geschiedenis van den hoed reeds een
Naar gemeld wordt, zal de derde
zoon van den kioonprins van Zweden,
de 17-jarige prins Harold, in het laatst
dezer maand een bezoek aan ons land
brengen met den oorlogsbodem Helgoland,
die wegens zijne groote afmetingen
Nieuwediep niet kan binnenloopen, en
daarom langs den Nieuwen Waterweg
naar Rotterdam zal opstoomen.
De prins zal verschillende plaatsen van
ons land bezoeken en waarschijnlijk ook
aan de Koninginnen op Soestdijk een be
zoek brengen.
Van de Prins Hendrik-stichting te
Egmond aan Zee wapperde eergisteren
de vlaggen ter eere van een weldadig
ingezetene van Amsterdam, die aan de
stichting de vorstelijke gift heeft ge
schonken van f70.000, waardoor de bouw
eener nieuwe stichting is verzekerd.
Wenken voor zwem- en
badgasten.
In de Ned. Sport geeft dr. P. J. Mink
te Amsterdam de volgende wenken voor
zwemmers en badenden, die zeker in
dezen tijd van het jaar aan velen gioole
diensten kunnen bewijzen. Er gaat geen
zomer voorbij, waarin ik niet eenige ge
vallen van heftige oorontsteking met al
hare dreigende verschijnselen en afhan
kelijk van baden of zwemmen, te zien
krijg. Men kan gerust zeggen, dat bij deze
soort van sport het voor het meest be
dreigde orgaan is. Door het nemen van
eenige eenvoudige maatregelen zijn deze
nadeelen bijna steeds te voorkomen. Als
liefhebber en ijverig beoefenaar van ge
noemde watersport was ik herhaaldelijk
in de gelegenheid waar te nemen, hoe
noodig het is, mijne medezwemmers
hierop attent te maken.
Vroeger sprak ik reeds van het nut
van vettige oorwatjes bij het te water
gaan, vooral voor hen, die aan loopende
ooren lijden of geleden hebben.
Ook nog langs een anderen kant wordt
het oor bedreigd, ril. van uen neus uit.
Zooals men weet, loopt er aan dien ach
terkant van de neusholte een kanaal naar
het oor, de Eustachiaansche buis. Als er
nu water in de neusholte binnendringt,
wat vooral hij duiken en springen voor
komt, kan het langs deze buis in het oor
geraken, waar het bijna altijd een ont
steking verwekt. Meestal wordt het vocht
door onoordeelkundig snuiten in hel oor
geperst.
Dikwijls zag ik hoe zwemmers het wa
ter, dat in de neusholte achtergebleven
was, tracht'en te verwijderen door beide
neusgaten gedeeltelijk dicht te drukkeD,
en dan te spuiten. Dit is verkeerd, daar
dan de lucht in de neusholte onder hoo-
geren druk komt, in de ooren tracht te
dringen en het vocht, dat aan den in
gang der Eustachiaansche buis is blijven
hangen, licht rnedevoert. Men moet af
wisselend een der neusgaten sluiten en
door hel andere uitblazen (snuiten a la
paysan). Is een der neusgaten door zwel
ling van het slijmvlies als anderzins bijna
verstopt, dan mag men hierdoor niet
blazen, tenminste niet geforceerd. Be
merkt een badgast een onaangenaam dof
gevoel in het oor, gepaard met vermin
derde gehoorschei pte, nadat water in zijn
neus gekomen was, dan is dit meestal
een bewijs dat eenig vocht reeds een
hoogen leeftijd bereikt, en zal nu wel
den weg van alle vleesch zijn gegaan.
Wij mogen echter niet anders veron
derstellen of Vermeulen indien hij
nog leeft is het accident reeds lang
vergeten en vindt geene aanleiding om
het zich weder te herinneren of hij
moest deze bladzijden in handen krijgeD,
hetwelk ik niet hoop.