NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND No. 59. Woensdag 25 Juli 1894. Drie-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Mividnalisme en pmeenscliap. BINNENLAND. Feuilleton. „IIMLII» DE FINLANDSCHE 4MÏRSF00RTSERE COURANT. VOOR abonnementsprijs: per 3 u.«til.den ƒ1.Franco per post door het geheele Eijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .1. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. (Vervolg.) Het individualisme, hetwelk streeft naar de hoogste volmaaktheid, geluk zaligheid en onafhankelijkheid van eiken eenling, dit stelsel dat met zijn eenzijdige opvatting in het anarchisme zijn toppunt bereikt heeft, wordt een monsterkind genoemd van het libera lisme. Dit is gedeeltelijk waarheid; de leerlingen gaan dikwijls verder dan hun meester, de leerstellingen eener partij worden door sommigen harer volgers soms eenzijdig tot de uiterste konsekwentie doorgevoerd. Kan voor zulke gevolgen de partij aansprakelijk gesteld worden Ja, volgens sommigen. In een artikel naar aanleiding der afscheidsrede van prof. Quack zegt bv. de Maasbode«Het liberalisme individualiseerde niet zonder doel het wist wel wat het deed, toen het de geheele bestaande maatschappij uiteensloeg, alle banden verbrak en de menschen vijandig tegenover elkan der plaatste. Het liberalisme paste het individualisme toe, orn het volk machteloos te maken en het in den staat van onmacht zijn vrijheid ge makkelijk te kunnen ontnemen. Ver- eenigd was het volk sterkop zich zelf staande, beteekenden de indivi duen niets. Vraagt men, wie van die onmacht partij moest trekken, het antwoord ligt voor de hand. Door zijn diabolisch genie zag het libera lisme in, dat het door de maatschappij te individualiseeren, den toestand van het oude heidendom in zijn ellendig ste periode kon doen herleven. Men moest het volk zijne rechten ont nemen en die op den staat over brengen. Zoo ging de vrijheid des volks te niet, en de staat werd almachtig." Dat het streven der liberale partij bijna noodzakelijk de genoemde gevolgen moest hebben, dit zou men met meer of minder recht kunnen bewerenmaar te zeg gen, dat het doel en toeleg van het liberalisme waren, om het tot mach teloosheid gedoemde en van zijn rechten berooide volk onder slavernij te brengen en om vervolgens van zijn onmacht ten eigen bate misbruik te maken, dit is, dunkt ons, een vrij stoute bewering. De sociaal-democraat kan het niet mooier maken. Den 14 Juli hield Domela Nieuwenhuis een feestrede bij de herdenking van de parijsche moordpartij, welke de groote revolutie op waardige wijze inleidde. Het Bas- tillefeest, dat in de laatste jaren in Frankrijk zelfs niet veel geestdrift meer kan wekken, wordt hier gevierd, omdat het zoo'n welkome gelegen heid biedt, het volk op te winden, omdat het zoo'n leerrijk voorbeeld geeft ter navolging. En dan, het doet zoo'n prachtige vergelijking aan de hand, het zou zonde zijn als men die liet voorbij gaan. Ook wij hebben op te trekken tegen een Bastille. Die Bastille is het privaat bezit en de twee torens op de vesting zijn onwetendheid en hongersnood. De vesting wordt ver dedigd door de gehate liberalen, die zich achter de beide torens, als ach ter hechte bolwerken, veilig wanen. De strijd concentreert zich om die bastille; de groote staf van het vij andelijk leger, die vallen moet liet koste wat wil, is het liberalisme. Wij hooren hier van twee ver van elkander verwijderde zijden een ge lijksoortige beschuldiging tegen de liberalenhet met een opzettelijk doel individualiseeren, het handelen naar een beginsel, dat veel overeen komst zou hebben met het elders bekende «divide et impera," verdee- len en heerschen. De beschuldiging is zeer ongerijmd en wordt tot een zelfbeschuldiging. Het anarchisme, de sociaaldemocratie bij ons te lande, die de misdaden der anarchis ten zonder voorbehoud goedkeurt, die de moord op Carnot bij monde van Domela-Nieuwenhuis verheerlijkte en denzelfden volksredenaar toestand aan Carnot het hem door alle wei denkenden toegekend praedicaat van eerlijk man te betwisten, die sociaal democratie verschilt van de anarchis ten alleen in naam en wij stellen haar daarom met deze op één lijn, het anarchisme heeft juist bet indi vidualisme tot zijn uiterste konse kwentie heeft doorgedreven. De anarchisten zijn individualisten, ook die van de groep Zelfstandigheid, die een anarchistisch kommunisme willen. Want zij willen kommunisten tevens zijn, omdat zij meenen, dat het ware individualisme onder 't kom munisme het best tot zijn recht kan komen, omdat zij het kommunisme beschouwen als de ekonomische maat schappelijke basis om individueele ontwikkeling mogelijk te maken. Het kommunisme is hun slechts een mid del voor het doel en niet het doel einde van hun streven, hetwelk al leen een absoluut-individualisme is. Het individualistische is juist het hoofdkenmerk van het anarchisme; het eerste brengt het laatste voort, leidt heen tot de ontkenning van ieder gezag buiten het eigen ik. Als men nu nog dezelfde klacht beeft tegen de liberalen, dan zouden wij moeten vragenIs dan soms de li berale partij anarchistisch? En hoe is dat mogelijk, zij, die juist het ge zag hoog wil houdenDus twee leer stellingen bij dezelfde partij, die lijn recht met elkander in strijd zijn, die onmogelijk nevens elkander bestaan kunnen. Men ziet, tot welk een on gerijmdheid men komt, en dat er dus iets moet haperen aan het gegronde van de beschuldiging. Het is duide lijk waar de fout schuilt. Nevens het individualisme wordt nog een ander idee voorgestaan, n.l. dat der g meenschap. Deze beide ideeën moe ten samengaan, elkander verdragen, aanvullen, met behoud van hunne zelfstandige waarde in vrede samen werken tot behartiging van alle be- langen, bijzondere en algemeene. Waar de schaal naar een van beide zijden overslaat, en dit kan licht gebeuren, is de vrede verstoord, en de wereld ondervindt de gevolgen. Het streven moet dus zijn een duurzame verzoening tot stand te brengen. Dat de liberale beginselen steeds dit doel bevorderd hebben, wij zullen het niet beweren. Wel moeten wij wijzen op nog een andere tegenspraak in de redeneering van anti-liberalen; die liberalen, die het volk in onwe tendheid en machteloosheid willen houden, willen verbetering van het belastingstelsel, organiseering van armenzorg, leerplicht, schoolbaden, voeding van schoolkinderen enz. Als zij zoo het volk dom willen houden zijn zij zelf vreeselijk dom. Wij ge- looven dat de staat, maar niet zij alleen, het gemeenschapsleven kan bevorderen, terwijl zij tevens de vrij heid en zelfstandigheid der individuen kan waarborgen. Zoo'n staat maakt de maatschappij volstrekt niet tot een mechanisme, zij laat haar blijven een organisme. Wil men dit nu noemen staats-socialisme, welnu dan noemen wij staats-socialisme het mid del, dat de verzoening tusschen indi vidualisme en gemeenschap kan te weeggebracht worden. Omtront het bezoek onzer Konin- innen aan Walcheren deelt de M. Ct. mee: De aankomst van HH. MM. te Middel burg is bepaald op Dinsdag 21 Aug. a.s. ten ongeveer half twaalf uur des voor middags. HH. MM. komen per extra trein Ten half twee uur van dien dag heeft voor het paleis in de abdij een huldebe toon plaats aan de Koninginnen door een aantal schoolkinderen, waarbij eenige koren uit de kindercantate Michiel Adri aanszoon de Ruyter, van de beeren Hasselbach en Lysen, zullen worden ge zongen. Daarna, var. half drie tot vier uren, verleent H. M. de Koningin-Regentes audiëntie terwijl des avonds ten half zeven de Koninginnen zullen deelne men aan een diner, HH. MM. door de Provinciale Staten van Zeeland aan te bieden. Dien avond zol eene algemeene illu minatie plaats hebben. Woensdags zal vermoedelijk een rij toer gemaakt worden door Walcheren. Donderdags bezoeken HH. MM. Vlissin- gen. Behalve de weder-onthulling van het standbeeld van De Ruyter en een bezoek aan de De Ruyter-tentoonstelling komt op het voorloopig pogramma nog voor een watertochtje op de reede van Vjissingen met een der dagbooten van de maatschappij Nederland, en een bezoek aan het Badhuis. Het afloopen van het aan de werf van de Schelde in aanbouw zijnde oorlogsschip zal niet bij gelegenheid van het vorstelijk bezoek kunnen plaats hebben. Vrijdags zullen door HH. MM. verschil lende instellingen te Middelburg worden bezocht. Het vertrek der vorstinnen is bepaald op Zaterdag d. a. v., des voor middags. Het plan bestaat om HH. MM. de Koninginnen bij haar bezoek aan Middel burg kennis te doen maken met de ver schillende kleederdrachten der vrouwelijke bevolking van het platteland van Zeeland. Uit elk deel van Zeeland zullen op een nader te bepalen dag te Middelburg worden bijeengebracht een of twee meis jes van veertien- lot zeventienjarigen leeftyd, in haar fraaiste kleederdracht, ten einde die aan HH. MM. voor te stel len, en daaraan te verbinden de aanbie ding van een blijvend souvenir aan H. M. de Koningin, als geschenk van de plattelands-bevolking van Zeeland. De volgende vijftien kleederdrachlen wil men doen vertegenwoordigenMid- delburg's ambacht, Walcheren, Westka- pelle, Arnemuiden, Nieuw- en St. Joost- land, Zuid-Bevelnnd, Schouwen, Duiveland, Tholen, het voormalig vierde district, het land van Axel (twee types) en het land van Hulst. De Koninginnen ontvingen jl. Maan dag prins Karei van Denemarken. De Prins werd aan het station met een hof- rijtuig afgehaald, er. vertrok eenige uren na het diner weder naar Rotterdam. De Deensche prins is uit Rotterdam vertrokken. Met een enkel woord willen we nog even terugkomen op zijn bezoek aan de Koninginnen. VAN FEUX DAHN, DOOR Ph. WIJSMAN. I. 1) Van de geheele wereld verlaten, bijna iedere dag van het jaar achter nevelen verscholen, lag een klein land in de bocht waar de Oostzee in noordelijke richting verloopt. Het eiland had geen naam. Als de storm een enkelen keer visschers in die buurt wierp hadden zij niets haas tiger te doen, dan te pogen zoo ver mo- gelyk er van af te gerakenzoo gevreesd waren de klippen in het rond. Met alle winden raasde hier de branding, het witte schuim tegen de donkere hoeken en scherpe punten van graniet opspat tend. r Gansch onbewoond scheen het eiland toch niet te zyn. Van zee kon men daar somtijds rook zien opgaan. Menschen, zoo zeide men, woonden er echter niet op, alleen booze geesten. En Daluurlijk mochten die daar ginds niet ontbrekendeze woestenij, die aan al wat leeft een doodelijken haat scheen te hebben gezworen, was juist iets voor hun immers de lange, smalle duinstrook van het Noorden naar het Zuiden, lag een zaam, ver-af van de Finlanders, in de richting van zonsopgang en nog verder van de oevers van Svea-rike, naar zons ondergang. En toch woonden er menschen achter gindsche donkere klippen. Want op den avond van een sombe ren herfstdag kon men op het witte duinzand van het westelijk strand een jong, menschelijk wezen zien liggen. Het was eene vrouw dit was zichtbaar aan het lange haar, dat steil en recht over haar rug afhing; zwart haar, maar leelijk zwart, met een tint van groen achtig grijs erover, die aan donker zee gras herinnerde. Anders was er geen kenmerk van haar geslacht: de borst was plat als die van een man; geen vrouwelijke bekoorlijk heden zetelden op het breede, donkerge kleurde, hoekige gelaat met den stompen, platten neus, met de vooruitstekende kaakbeenderen der magere wangen en de kleine, langwerpig gevormde oogen. Toch waren de kleur en de uitdrukking dezer oogen zacht en innemend; maar de hals verhief zich niet voldoende op uit de ietwat hoog opgetrokken schouders en de schrale heupen waren, voor eene zoo jeugdige aan jaren, veel te smal. De kleeding die zij droeg was beperkt tot een hemd van zeehoodevellendrie dezer huiden waren met vischgraten aan elkander gehechtde gordel werd ver vangen door een inelkander gevlochten tak van de taaie strandwilg, waarmede het middelste, afgeschraapte vel om hare leden bevestigd was. De harige kant van de zeehoDdevellen werd naar binnen gekeerd door haar gedragen. Dit jonge wezen lag voorover, aan den buitensten strook van het strand, uitge strekt. De kin rustte in de geopende handen en de ellebogen waren tamelijk diep in het mulle duinzand gezakt. Zij zag naar het westen, waar de zon tusschen gloeiend roode windwolken, ter ruste ging. Want dien geheelen dag had er een geweldige storm uit het westen gewoed eerst tegen het vallen van den avond was het razen en fluiten in de lucht een wei nig tot bedaren gekomen. Maar de zee 1 Nog urenlang bleef zij haar verbolgen heid toonen. Kleine visschen die, opgezweept door de kracht der golven, met geweld tus schen het strand en den rotsengordel geslingerd waren, konden onder de onop houdelijke kionkelingen van den golfslag niet vooruitzwemmen en ook niet weer terug. Tengevolge hiervan streek een forsche zeemeeuw met haar lichtgrijze vleugels, schel krijschend, vlak over het onbewe gelijk liggende meisje henen en pikte, tusschen het witte schuim van de bran ding, naar buit; van tijd tot tijd werd een donzige vlok van de kuif der breede, statig aanrollende golven, tot op den rug en op het haar der hier rustende ge worpen. En van allerhande dingen spoelde de vloed aanlosgeraakte pruiken zeewier, kwakken, schelpen; vaak sloeg er eene die gebroken was haar met den scherpen kant in het aangezicht, zoodat het bloed uit de bruioe wang te voorschijn sijpelde zij sloeg er geen acht op; zij bewoog zich niet. Daar kwam opeens tusschen zeegras en klein levend gespuis een blinkend voorwerp het op die plek vochtig duin zand oprollentegen een steen aanbot send gaf het een helderen klank. Behen dig en snel als een roofdier sloeg het meisje ernaar met de magere rechter hand als met een klauw en snapte het blinkend stuk even zeker als de meeuw straks het vischje gesnapt had zij hield het in de hoogte, zoodat de zon erop scheen. Het glinsterde. Het was een kleine pantserring van erts; eene figuur, een merkteeken dat zij nog nooit gezien had was er in ge slagen. Vergenoegd monsterde het meisje het stuk van alle kanten. Telkens hield zij het nog eens weer in de stralen der on dergaande zon en verheugde zich erover, dat het zoo glinsterde. «Van de Goden!" fluisterde zij, op eerbiedigen toon. «Ja, daar ginds in het verre westen, vanwaar de wind en de golven heden gekomen zijn en waar de schoone God van den dag, de zonnegod, nu ter ruste gaat: daar wonen zij, de goden. En hunne zonen. Eli al wat heer lijk is woont daar. Moeder heeft het vaak verteld. O, hoe schoon moet hetddar wezen! Alles! Edel gesteenten, kleedeien en wapenrusting 1 Vrouwen en meisjes leven daarginds, met haar, zoo licht als de zonmet oogen, zoo blauw als de hemelmet eene huid, zoo wil als het schuim op de

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 1