NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND hUSNUI** DE FINLANDSCHE Officieele Publicatie. No. 65. Woensdag 15 Augustus 1894. Drie-en-twintigste jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentien: BINNENLAND. Feuilleton. AMERSFOORTSCHE COURANT. VOOR Per 3 lu«enden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, Gelet op art. 6 der wet van den 2. Juni 1875 (Staatsblad No. 95). Brengen ter kennis van het publiek, een door H. Meursing C°; eigenaren van de Phoenix-brouwerij, ingediend ver zoek, met bijlagen, om vergunning tot het plaatsen van eenen Cornwall- stoomketel in het perceel alhier gelegen aan het stationsplein wijk G, No. 275, bij het kadaster bekend onder Sectie D, No. 1164, op de Secretarie der gemeente ter visie ligt, en dat op Zaterdag den 25. Augustus aanstaande, des voormiddags te 11 uren, gelegenheid ten raadliuize wordt gegeven om, ten overstaan van het'fcemeentebestuur of van een of meer zijner leden, bezwaren tegen het plaatsen van dien ketel intebrengen. Amersfoort den 11 Augustus 1894. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Secretaris, W. L. SCHELTUS. H.H. M.M. de Koninginnen zullen op eon nader te bepalen dag in de eer ste helft der maand September een be zoek aan den Helder brengen en daar o.a. een manoeuvre van zee- en land macht bijwonen. Het officieel bericht van het voorge nomen bezoek is reeds te Den Helder ontvangen. Spoorlijn Utrecht Baarn. Omtrent den spoorweg van Utrecht naar Baarn waarvoor door den ingenieur Krieget te Amersfoort concessie is aan gevraagd, deelt men mede dat deze tot op eenigen afstand van het station De Bilt den Centraalspoorweg zou volgen. Vandaar zou een aansluitingslijn worden gelegd langs het paleis te Soestdjjk naar Baarn, welke lijn niet langer dan 7 kilometer zou zijn. Op den weg, die als locaalspoorweg door de staatsspoor zou worden geëxploiteerd, zouden in het geheel geene kunstwerken voorkomen dus in betrekkelijk zeer korten tijd kun nen worden gelegd. De geheele afstand van Utrecht naar Baarn zou ODgeveer 18 kilometer bedragen. In De Drie Provinciën treft men de volgende opmerkingen aan. «In eiken stand der maatschappij vindt men, vooral tegenwoordig, een streven cm hooger op te komen. Stands-tevredenheid is een deugd, die maar zelden in be oefening wordt gebracht. Door den nood gedwongen legt men zich vaak neer bij een toestand, die men niet veranderen kan, maar ware tevredenheid zal niemand zulk een doffe berusting noemen. Voor wie gewoon is, met aandacht de maatschappij rondom zich te beschouwen en tevens niet nalaat het eigen hart aan een strenge controle te onderwerpen, zal 't niet moeielijk vallen, sprekende bewij zen voor 't geen we beweerden bij te brengen. Zie b. v. de dochters van onzen hand wei ksstand in de steden. Vroeger zoch ten ze, als ze thuis niet noodig waren, een «dienst"; «dienden" zóó- of zóóveel jaren, leerden de huishouding door en door, om daarna de gelukkige echtge- noote van een of anderen flinken borst uit den stand des vaders te worden. Thans zijn ze bij die of die mevrouw in „betrekking", worden ze in winkels enz. liefst als „juffrouw" aangesproken, be steden vaak nog meer aan opschik, dan de meiden vroeger aan «spaarduitjes" tegen den dag van het huwelijk bewaar den en meenen een lot uit de loterij getrokken te hebben, als ze een vrijerij met een of anderen «heer" kunnen aan- knoopen. Wie maar even boven den vierden stand uitsteekt, laat zijn dochter voor ondei wijzeres, telegrafiste, apothekeres of modiste leeren, met het gevolg, dat ze later, als ze tot een huwelijk geraken, vaak niet weten, hoe een pannekoek omgekeerd moet worden. Heeft een werkman een jongen met een tamelijk goed verstand, dan is't jam mer, om zoo'n jongen een „vak,, te laten leeren hij wordt, dank zij de goedkoope opleiding, onderwijzer. Een onderwijzerszoon moet al weer hooger. Eerst naar 't gymnasium en stiaks naar de academie, opdat hij eens den vaderlijken naam den glans van den doctorstitel moge bijzetten. Vijftig jaar geleden begon de zoon van den gegoeden winkelier, die. naar men hoopte later de zaak zou overnemen, zijn loopbaan met pakjes wegen en kladjes op de lei maken. Thans moet hij eerst een jaar of zes naar de hoogere burger school, om dan in zaak te komen met machtig veel kennis, maar met een mini mum van ondervinding. Tot zelf bij den boerenstand ziet men 't zelfde verschijnsel. Vooral in die streken, zooals Groningen en Noord-Hol land, waarvoor 10 of 20 jaren, in den «goeden tijd," ontzaglijke winsten werden behaald. Daar gaat de boer vaak als «heer" gekleed, met hoed, boord en manchetten en toonen zijn gladde handen duidelijk, dat mestvork en stalbezem ze vreemd geworden zijn. Hij houdt er een plei- zierpaard met een fraai rijtuigje nn n« en is een getrouw bezoeker van hard draverijen en alle andere, leerzame! feestelijkheden. Zijn zoons gaan naar een kostschool en weien bij hun terug komst amper te zeggen, of er rogge of tarwe op den akker staat. De meisjes (we willen zeggen de jonge dames) weteD van geen melken of kaas maken meer, maar trippelen een paar keer 's weeks naar de stad, met de portefeuille onder den urm, om les te nemen. Op de Appelmarkt te Amsterdam had een oploopje plaats; dat gebeurt aldaar meer, maar ditmaal was er iets eigenaardigs aan. Verbeeld u, dat eeu jongen door zijn moeder was uitgezonden om een paar boodschappen te doen, en het geld daar voor stevig in de hand hield, dat een andere jongen dit zag, en hem even een hieltje lichtte, waarna hij zich van de centen meester maakte en aan den haal ging. Een koetsier, die tevergeefs op een vrachtje zal ie wachten, had het heele gevalletje met belangstelling gadegesla gen en toen hij zag dat de groote jongen het op een loopen zette, trachtte hij be weging in zijn knol te krjjcen en reed den jongen achterna. Het gelukte hem den knaap te pakken te krijgen, waarop de koetsier hem naast zich op de bok zette en hem triomfantelijk naar het po litiebureau bracht onder gejuich der saam- gestroomde menigte. «Wel jae, mins, as mein jong zoon'n laagheid begaen had, solde ik 'm ók op 't polisbero ebracht hebben," zeide hij tegen een goed moedertje, dat hem naar de oorzaak van den oploop vroeg. Aan de Zandvoortsche Badcourant ontleenen wij het volgende: Mejuffrouw X uit Rotterdam, die se dert een tiental jaren niet in staat was zich veel te bewegen of uit te gaan, werd in 1892 door het Bestuur der Reisbelas- ting in staat gesteld gedurende het bad seizoen in bover.gemoemde inrichting (geneesheer-directeur Dr. Gerke) te ver toeven en geneeskundig behandeld te worden. Het verblijf had het schoone ge volg, dat de patiënte het gebruik van hare ledematen terugkreeg en genezen vertrekken kon. uu nerstel duurde tot net voorjaar van 1894, toen allengs de vroegere toestand terugkeerde. De pogingen, door de lijde- res aangewend, om de gelden voor een nieuw verblijf in gemelde inrichting bij een te krijgen, waren vruchteloos. In haar wanhoop besloot zij een adres te zenden aan H. M. de Koningin, en ziet, enkele dagen later ontving zij eenKabi- nets-schrijven, waarin haar verzoek werd toegestaan. Men kan zich het geluk en de dankbaarheid voorstellen, waarmede zij dit Koninklijke geschenk aanvaardde. De patiënte heeft gelukkig weer veel baat gevonden bij de zeebaden, zoodat, zij, die geheel niet loopen kon en in zee moest gedragen worden, thans reeds een flinken afstand te voet kan gaan. De Khedive van Egypte neeint tij dens zijn verblijf te 's Hage den streog- sten eenvoud in acht. Zijne meest geliefde ontspanning is een wandeling te maken door de stad, en wanneer, gelijk in de laatste dagen dikwijls is voorgekomen, de regen belet, dat Z. H. te voet uitgaat, laat hij zich rondrijden niet in eeue weelderige karos, met koetsiers in gega- loneerden rok, maar in een eenvoudig rijtuig, dat hij van de standplaats laat ontbieden, met Manus den Snorder op den bok. Een fraaie winkel, een sierlijk gebouw, een schilderachtig panorama trekt dezen Oosterschen vorst meer aan dan de muzi kale genietingen en vermaken van anderen aard die de zorner daar ter stede, vooral te Scbeveningen, aanbiedt. Het Kurhaus-concert heeft hjj nog niet bijgewoond, en terwijl men hem op de wedrennen te Clingendaal dacht te ont moeten, waar eenige der pasja's en beis, die hem op zijn reis volgen, met bijzon dere levendigheid den wedijver van de jockey's gadesloegen, zat Z. H. rustig in een der lieten tuinstoelen aan den in gang van hel «Hotd des Indes" zich te vermeien in het aanstaren van de breede door hooge beuken overwelfde lanen van het Voorhout. Abbas II is een jonge man, niet groot, eenigszins corpulent en met den blos der gezondheid op het gevulde gelaat. Het kort geknipte hoofdhaar, donker van kleur, loopt uit in favoris op de wangen, en boven den fijn besneden mond begint ?)olt in zijn kleeding is de prins zeer sober, zoadat men op het gezicht af niet licht in hem den gebieder van het rijk der pyramiden zat herkennen. Van het eiland Marken is een vaD de oudheden, welke aldaar steeds de aandacht van menigen bezoeker trokken, naar elders overgebracht. Het is een bijzonder fraaie kast, welke naar men aan het N. v. d. D. van daar vei zekert, voor f 6000 is gekocht door den heer A. T. van Spanje, te Utrecht. Indertijd had Koningin Sophia die kast ook willen koopen- De eigenaar, de heer J. Kes, wilde er toen echter niet van hooren. De berichtgever meldt nog, dat nog zulk eene kast bewaard wordt op het Paleis Het Loo. Is de commissaris van politie Tui- nenburg voor eenige maaDden met de gelden van het politiefonds verdwenen, thans meldt de Fiscus, dat een deurwaar der, T. v. L. te Zaandam, met het geld van den deurwaardersbond zich verwij derd heeft. Uit 's-Hertogenbosch schrijf men: «Zwaarder weer dan dat van Zaterdag nacht herinnert men zich niet hier ooit te hebben bijgewoond. Te ongeveer 2 VAN FEUX DAHN, DOOR Ph. WIJSMAN. 7) Hoezeer verbaasde het hem en hoe was hjj geërgerd Harald te zien, die groot en sterk, met fier opgeheven hoofd, hem reeds op het strand tegemoet trad. Hand-in-hand met hem, hare oogen van geluk stralend, liep het meisje. Zij zag opgewonden om zich been. De rooskleurige tint van haar zoet geheim lang over het magere gezichtje. Het zalig bewustzijn dat zjj in zjch omdroeg was Diet in staat haar schoon te doen worden toch maakte het haar minder lecljjk. Eene aangename zachtheid was over haar wezen gekomen. Zij scheen niet langer zoo stroef en hoekig. «Niet gestorven?" vroeg Mo'in. Dit was zijn groet; zonder iets meer. »Z oals gij ziet," lachte Harald. «Welk eene menigte visschen spartelen er in die schuit Hij trad naar den oever en bukte zich om in de boot te kunnen zien. De oude mao wierp een enkelen, on derzoekenden blik op Ughlu. Zij werd yuurrood. Vervolgens toog hij aan het werk, de vangst uit te pakken en op het strand te stapelen. Daar werden de visschen uitgelezen om op verschillende wijze te worden gedroogd en gerookt. De twee anderen hielpen hem. Hij sprak geen woord. Toen het donker geworden was, keerde hij zich naar het duin om naar boven te gaan en de hut op te zoeken, voor den nacht. Ughlu had met zekeren angst tegen dit oogenblik opgezien: hij zou baar misschien roepen, nu weder als vroeger de oude slaapplaats met hem te deelen. Maar die verlegenheid werd haar be spaard. Toen haar oom de laatste bezending visch in de biezenmand door haar van zjjn schouder had laten afnemen, had hij kort-af, zonder haar aan te zien en zonder een antwoord af te wachten, ge zegd: Gij slaapt bij hem? Goeden nacht!" En toen had hij haar zijn rug toege keerd en was naar de hut gegaan. XII. Midden in den nacht schrikte Harald plotseling op uit den slaap. Hij tastte rond om zich henenhare plaats aan zijne zijde was ledig. «UghluI" riep hij. «Waar zijt gij? Een kreet! Een gill Hebt gjj niets gehoord? Wat is er? Waar is mijn dolk?" Maar reeds voelde hjj weder in de diepe duisternis de liefkozende hand der jonge vrouw, die zijne wang streelde. «Stil maar, lieveling. Het is niets. Ik heb het ook vernomen. Ik ben naar bui ten gesneld. Waarschijnlijk was het een vogel, die in den nacht de zee overstak. Uw dolk? Hier is hij. Daar. Voel maar het handgevest. Zoo. Ga nu weer slapen." «Maar hoe geweldig bonst uw hart! Nog nooit sloeg het zoo snel I" «Ik ben geschrikt, evenals gij. Slaap nu. De slaap brengt u weer tot uw volle krachten." En hij keerde zich om. Weldra hoorde zij de geregelde adem haling van den slapende. Zij schreide; maar zeer zacht en zooveel mogeljjk haar snikken onderdrukkend. Zij weende met de handen tegen haar gelaat ge drukt. Den volgenden morgen ging Harald langs het strand, de steile rotsblokken overklimmend die zijn zandkuil van de golf scheidde, naar de hut; Ughlu was reeds vooruit gesneld, om den ochtend- maaltijd te bereiden. Hij wilde den ouden man opzoeken, hem zeggen dat op-eens bleef hij verwonderd stilstaan. Hij zag, vlak voor zijne voeten, in zee, door de golven naar het strand gedreven, een lang, donker voorwerp. Was het een boomstam? Een stuk wrakhout? Neen! Twee raven vlogen in steeds kleiner kringen daar boven om henen nu pikten zij erop. Hel was een lijk. Haastig klauterde Harald de rots naar beneden en liep, door het mulle zand, erop af. Het was de oude men. Afgrijselijk was die aanblik. Het vaalbleek gelaat scheen in eene uitdrukking van doodelijken haat te zijn verstijfdde wijd opengetrokken oogen staarden den jongeling nog als in razen- den toorn aan. In de saamgeknepen rechterhand hield hij zijn scherp mes van Vuursteenmaar om de vingers der tot een vuist gebalde linker, waren vlokken lang, zwart vrou wenhaar gestrengeld. Harald vatte het lijk bij de voeten aan en sleepte het op het strand, dat met stukken ijs bezaaid lag. Toen, nu hij zich over den doode he- nenboog, ontdekte hjj boven het hart een bloedvlek in het grijzen lederen buis hij sloeg het rendiervel terzijde: een diepe wond met een scherp, puntig werktuig toegebracht. Onwillekeurig, door een somber ver moeden gedreven, rukte Harald zijn dolk uit de schede: juist paste de kling in de wonde. Hij slaakte een akeligen kreet. «Moordenaresl O hoe afschuwelijk Haar eigen oom 1 Maar stil toch voor mjj heeft zjj het gedaan I Dit zoo als alles! Maar ik kan er niet van hooren 1 Niet erover spreken I Nooit I" En nederknieleDde verwijderde hij zoo snel mogelijk al de vrouwenharen uit de verstijfde vingers en wierp ze in zee; vervolgens wiesch hjj de bloedvlek uit het buis en legde de plooien ervan voor zichtig over de wond Hierna bedekte bij het aangezicht van den doode nog met eenige stukjes ijs, als bescherming te gen de krjjschend in de buurt rondfladde rende raven en stapte toen ijlings het duin

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 1