NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
„UMIUI"
DE FINLANDSCHE
Een tentoonstellini in fle 16de eeaw
Onfl-Antwerpen.
No. 68.
Zaterdag 25 Augustus 1894.
Drie-eo-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Feuilleton.
AMERSFOORTSCIE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Eijlc.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Als men denkt, dat de tentoon
stellingen tot de nieuwigheden van
onze 19de eeuw behooren dan heeft
men het glad mis. Het ser is niets
nieuws onder de zon" is ook hier
al weer van toepassing. Natuur
lijk hadden onze voorouders geen
tentoonstellingen zooals wij we-
reldmenschen die kennenhunne
exposities waren heel wat eenvou
diger, maar zij hadden ze dan toch
en zelfs zeer zonderlinge; stel u
voor, tentoonstellingen van oude
vrouwen I Geheel vreemd is dit
voor onzen tijd die tentoonstellin
gen of wedstrijden zag houden
van mooie of leelijke menschen,
nu juist niet; maar het zonder
linge zit vooral in de manier van
exposeeren. In de Kalvestraat te
Amsterdam werden de bedoelde
tentoonstellingen gehouden op ver
schillende tijden wanneer een pro
cessie door de straat trok. Zoo'n
processie, op oude schilderijen ziet
ge ze wel eens afgebeeld, waarbij
gilden en schutterijen en de ste
delijke regeering zich aansloten
waarin de geheele burgerij met
hare geestelijke en wereldlijke
overheid vertegenwoordigd was,
was een waar volksfeest. De ge
heele stad vierde feest en ieder
liet zijn werk in de steek, om den
sierlijken optocht, welks deelne
mers allen in hun pronkgewaden
waren uitgedost, te zien - .ij-
trekken. Nu bij tijden van die
processien stonden in de Kalver-
straat bij het oude-mannen-poort-
gen voer den huyse derthien mans-
persoonen ende elf vrouws-per-
soonen op een rij tentoongesteld,
om hen te laten besien. Door dat
gezigt van die oude scamele per-
soonen van mannen ende vrou
wen hoopte men de karitate der
goede burgers op te wekken, en
dit alles geschiedde tot Godes
eere ende vorderinge van de
voerseide vieren-de-twintich per-
soonen ende des gemeijnen huys
oerhaer.
Dit alles staat uitvoeriger be
schreven in een brief van het jaar
1550, dien Ter Gouw in zijn Am-
stelodamiana ons meedeelt. Die
oude luidjes stonden daar niet
voor hun genoegen of om de pro
cessie te zien, maar om hen te
laten besien door de voorbijtrek
kende feestgenooten: De binnen
vader stond bij hen met een bord
in de hand, om de liefdegaven
der voorbijgangers in ontvangst
te nemen.
Deze wijze van doen moge ons
wat stootelijk zijn, wij moeten
onze voorvaderen toch nageven,
dat zij practisch waren. En als
wij ons in hun tijd verplaatsen,
toen de zeden zooveel eenvoudi
ger waren dan thans, en men
niet per advertentie de mildda
digheid van het publiek voor lief
dadigheids-instellingen kon inroe
pen, omdat er eenvoudig geen
kranten waren, en men onze fan-
cy-fairs en liefdadigheidsfeesten
nog niet kende, dan vinden
wij de bedoelde tentoonstelling
niet eens meer zoo zonderling, als
zij ons in den beginnen toescheen.
Een bijna getrouwe nabootsing
van die zestiende-eeuwsche ten
toonstellingen zijn in onzen tijd
de optochten der werkloozen.
Van deze tentoonstelling naar
die van Antwerpen in 1894 is
een wel wat groote sprong: om
dan den overgang gelij del ijker te
maken zullen wij eerst gaan naar
Oud-Antwerpen, dan blijven wij
ten minsten nog in de 16de
eeuw. Oud-Antwerpen is een der
grootste aantrekkelijkheden van
de wereldtentoonstelling. Wie het
Oud-Hollandsche marktplein ge
zien heeft bij gelegenheid van de
Voedingstentoonstelling kan zich
van Oud-Antwerpen eenig denk
beeld vormen, maar het laatste is
bepaald veel mooier en trouwens
veel omvangrijker. Ons Amers
foort is bekend, misschien wel
beroemd of vermaard, om zijn
antieke en schilderachtige gevel
tjes, zoo kan men dikwijls lezen
als er van onze stad sprake is,
Ik heb nooit recht begrepen,
waarom onze stad in dezen op
zichte boven hare zusters roem
kan dragendie antieke, schilder
achtige geveltjes bestaan enkel
in de verbeelding van sommige
schrijvers, en moeten volgens
hen in Amersfoort gevonden wor
den omdat Amersfoort toch zoo'n
oude stad is. Slechts een paar
antieke geveltjes, nog niet eens
van de mooiste, heb ik in Amers
foort kunnen ontdekken, maar
onze stad heeft nu eenmaal den
naam, dat zij, rijk is aan die ge
veltjes en dat blijft dan maarzoo.
Wie echter werkelijk antieke
en tegelijk schilderachtige gevel
tjes wil zien, raad ik aan naar
Oud-Antwerpen te gaan daar ziet
hij een geheele stadswijk met
straten en kerken en binnenplei
nen, juist zooals men die in de
16de eeuw in Vlaanderen en Hol
land overal kon aantreffen. Aan
het einde van een laan staat de
oude Kipdorppoort die ons toe
gang geeft tot de stad, nadat wij
de tolbeambten en stadswachten
zijn voorbijgegaan, die de poort
en ophaalbrug bewaken. Het oude
stadje biedt ons een schilderach
tig schouwspeltelkens blijven wij
stilstaan om te genieten en de
bijzonderheden op te merken van
die grillige geveltjes, die zwierig-
speelsche nokken en tinnen, al
die kleine bijzonderheden die de
woningen onzer oude bouwmees
ters zoo schilderachtig vroolijk en
aangenaam maakten.
Oud-Antwerpen heeft een be
volking van ruim drie honderd
zielen deze poorters en poorte
ressen, alle in den eigenaardigen
soms prachtigen XVI- eeuwschen
dosch, vind men aan hunne ver
schillende bezigheden, bedrijvig
en vlijtig werkzaam voor hun
dagelijks brood. Allies streng in
stijl, zelfs de menschen zijn antiek
en verraden zich slechts door hun
spraak, dat zij eigenlijk ook tot
de 16de eeuw behooren. Ook
hunne pleizieren en vermaken zijn
antiek. Rederijkers geven voor
stellingen naar den ouden trant,
minstrels zingen er hunne lüdi-
kens en bekoren de harten der
16de eeuwsche schoonen. Bijeen
vergelijking tusschen een stad van
de 16de en 19de eeuw. wint de
eerste het wat het karakteristieke,
mooie en schilderachtige van stra
ten, huizen en kleeding betreft;
maar de vermaken en spelen dier
bewoners kunnen ons niet meer
boeien; wij gaan er naar kijken
omdat ze curieus, omdat ze merk
waardig zijn, maar zij vervelen
ons al zeer spoedig. Wij houden
meer van het leven, van de be
drijvigheid, van vroolijkheid en
afwisseling, zooals die thans op
velerlei wijze gevonden worden
in onze steden, en wij willen onze
avondjes niet ruilen met de Oud.
Antwerpenaars.
In het oude stadje zagen wij
geen tentoonstelling houden zoo
als de bovenbedoelde, hoewel een
aantal gasthuizen en dergelijke
aanwezig zijn om te getuigen van
de liefdadigheidszin onzer vade
ren. Maar er is overigens ge
noeg te zien, wat een bezoek
over waard is. Door duizenden
en duizenden is het oude stadje
reeds bezocht, en dit had men
trouwens mogen verwachten. Niet
alleen het mooie is aantrekkelijk
maar ook alles wat eenigszins
oud is.
Die liefde voor het antieke
wordt tegenwoordig wij zouden
haast zegge mode. Op allerlei
gebied zoekt men naar hetgeen
is voortgebracht in het verleden,
om daaruit te leeren en het beste
en nog bruikbare ervan in stand
te houden. Natuurlijk is dit
prijzenswaardig, maar wij wor
den tevens er aan herinnerd, hoe
wij staande op de schouders on
zer vaderen de tegenwoordige
hoogte bereiken konden, dat wij
geen reden hebben op hen laag
neer te zien. Gebrek aan voort-
brengings en scheppingsvermogen
is oorzaak, dat wij snuffelen on
der antiquiteiten, om hetgeen ver
ouderd en vergeten is weer als
nieuw aan den dag te brengen.
Wie niets meer weet, gaat gra
ven en zoeken tot hij iets vindt,
en zonder nog een bevangen lof
redenaar van den goeden ouden
tijd te zijn, kan hij tot de erken
ning komen, dat het oude niet
altijd overtroffen wordt door het
nieuwe. Wij zien het, overal kan
men leeren, zelfs in Oud-Ant
werpen.
De schepper van Oud-Antwer
pen, Max Rooses heeft groot suc-
VAN
FELIX DAHN,
DOOR
Ph. WIJSMAN.
10) Harald sprong op. »Ik kom I"
»Toen heb ik ten derden male mijn
Draak uitgerust om u te zoeken. Gij al
leen kunt ons redden. En bij mijn afreis
heb ik den goden van alle landen een
duren eed gezworen: «Ik kom terug
met Harald of ik kom nooit weer."
En ik heb gezocht langs alle stranden.
Tegen mijn wil wierp het onweder mij
TP deze kust: dien stormwind heeft
mÜn gids en leidsman ter zee en
over and, mij a[s geiu|jS_wjn,j toege
zonden H.er zou ik u nimmer bebb6
gezocht. Nu heb ik u gevond Koni
Harald van Harjadal; kom, red èn wreek
ons I
»Ik kom I" herhaalde de jonge Ko
ning en hy hief de gebalde vuisten drei
gend op.
«Uw volk wacht in angstige onzeker
heid op uwe komst. Spring in de boot
dadelijk! Uw volk wacht u en
Haralda!"
Op-eens liep eene rilling Harald
over de leden. Hy zag om, naar het
duin.
«Wat scheelt u?"
«Niets! Ik volg onmiddelijk. Ik haal
slechts
«Wat
»Haar."
«Wie?"
«Wel, haar Ughlu de Finland-
sche.
«Zijt gij van zinnen? Dat walgelijk
vischmonster Die ellendige tooverkol?"
«Still Ik dank haar mijn leven tot
driemaal toe en ik heb haar nog voor
meer te dankenI Ziet ge? Daar
komt zij aan ginds op den hoogsten
top van het duin.
„Dat? Maar dat is immers een zwarte
zeeberin. Dat is geen menschenkind
geen vrouw I"
«Niet aldus, Björn. Ga met mij mede;
het is de tijd voor onzen avondmaaltijd
zij wenkt. Ga mede naar de hut. Daar
zal ik het haar aanzeggen, dat zij zich
gereed moet houden om met mij van hier
te gaan."
En hij ging Björn vódr, het duin op.
«Betooverd is hij," gromde de oude;
en onwillig stapte hij, op zyne lans
steunend, door het mulle zand op
waarts. «Betooverd, door de Finlandsche
hekserij."
XVII.
Met vyandige blikken ontmoetten gast
vrouw eo gast elkander op den drem
pel van het laag getimmerte. Björn
groette niet; zij kneep haar lippen vast
tezaam.
Harald lette er niet op in zijne blijd
schap.
«Ughlu!" riep hij. «Neen, laat dat
maarIk kan nu geen bete van deze spijs
aanraken. Straks op ons schip zal
Thor's gave het edele, heilige brood,
mij weer verkwikken! Ughlu, verheug u
met mij, eindelijk verlost! Vry I
EindelijkMaak u vlug gereed voor den
aftocht. Wy gaan op reis r.aar Harjadal,
naar mijn geboorteland. Kom, ga maar
meê; aanstonds; zooals ge daar gaat en
staat. Ge hebt waarljjk niet vee! om mede
te nemen, aan kostbaarheden of sieraden,"
lachte hij.
Edoch, het lachen bestierf op zijn ge
laat, toen hij de uitdrukking op hare
trekken waarnam: daar stond haat, ver
steende, doodelijke haat op te lezen.
»Zoo? Gij gaat weg?"
Meer kon zij niet uitbrengen.
«Ja, zeker! Toe, haast ul Maak spoed!
Mijn vader stierf van bitter verlangen naar
mij. Mijn oude wapenmeester die goede,
trouwe man heeft mij eindelyk gevon
den zijne boot ligt hier aan 't westelijk
strand. De vijand bedreigt myn volk I
Ik vlieg naar
«Haraldal" gilde zij; en tot den ouden
reus, die haar verbaasd eo verontwaar
digd tevens monsterde, opziende, vroeg
zij op een ruwen, heeschen toon„Zjj is
daar? Is zy daar niet?"
«Zeker ja I" antwoordde hij, zich nog
hooger oprichtend in zijn reusachtig be
renvel, «ja zij woont daarginds de
schoonste van alle jonkvrouwen weldra
zijne vrouw I"
«Ik ben zijne vrouw!"
Minachtend trok Björn de breede schou
ders op.
«Dat zijt ge dan zeker geworden in
dien zandkuil, waarin geen enkele licht
straal kon doordringen? Toen de kranke
willoos, half bewusteloos daar lag en niet
bij zijne zinnen was? Zijne bijzit werd
gij, in zijne koortsachtige droomen;
niet zijne echte vrouw. Waar is de voogd
die uwe hand wegschonk?"
«Hjj is dood. Vermoord door my.
om hem te redden I"
«Moordenares! Uwe handen zijn be
vlekt met het bloed van eigen maagschap 1
Monster!" riep Björn; en vol afschuw
trad hij eene schrede achteruit.
Harald verbleekte. «Moest gij het uit
spreken? Ik wist het."
«Hoe? Gij wist het? Gij wist, dat ik
ook dat voor u had gedaan? En toch
stiet gy mij van u, als een vuilen
hond
«Juist daarom daarom het meest.
Ik gruwde van je!"
Thans barstte zij in een schamper lachen
uit.
«Hoort het toch, gij allen, zijne godeo I
Hij gruwt van mij! Van zijne trouwe
Ughlu van haar, die zijn leven heeft
gered
«Luister, vrouw I" riep Björn, «ik heb
dezen knaap lief sedert meer dan
twintig jaren; ik houd van hem, zoo
als ik niets anders op de wereld liefheb.
Maar veel liever wist ik dat hij dood
lag op den bodem der zee, als in uwe
armen, gij Finlandsche heksl Ik
kan, ik wil 't ook niet gelooven, dat hij,
Freyr's lieveling, je ook rnaar een enkel
oogenblik aan zijn hart heeft laten rus
ten.
«Vraag het hem I" grijnsde zij.
zonder afschuwelijke tooverkun-