NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
Officieele Publicatiën.
No. 70.
Zaterdag 1 September 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG W ZATERDAG.
Uitgever*0. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
BINNENLAND.
Feuilleton.
„UiHLU"
DE FINLANDSCHE
AMERSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.— Franco per poet door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Einsdag en Vrijdag.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Vrijwillige oeieuiugen in den
Wapenhandel.
De Burgemeester van Amersfoort,
Gelet op eene mededeeling van den
met de leiding der natemelden oefeningen
belasten Kapitein-Adjudant bjj het 5e
regiment Infanterie alhier;
Brengt ter kennis van belanghebbenden,
dat van heden af tot en met den 9.
September aanstaande, alle werkdagen
van des morgens 9 tot 12 en van 2 tot
5 uur des namiddags, bij het bureel van
het 5e regiment Infanterie, benevens ten
huize van voornoemden Kapitein-Adju-
dant, aan den Soesterstraatweg, wijk G,
no. 169'bisa, voor jongelieden boven de
17 jaren gelegenheid gegeven wordt zich.
te doen inschrijven tot deelneming aan
de vrijwillige oefeningen in den wapen
handel welke in den winter van 1894/95
in het garnizoen alhier worden gehouden
dat de cursus is verdeeld in een prac-
lische en in een theoretische, terwijl voor
het volgen van den laatstbedoelden cursus
een examen wordt vereischt in eenige
vakken van het gewoon lager onderwijs;
dat aan het met goeden uitslag volgen
van den cursus de navolgende voordteien
kunnen worden toegekend:
a. Vermindering van den eersten
oefeningstijd tot 5 maanden
b. Benoeming tot milicien-korporaal
binnen 3 en tol milicien-sergeant binnen
7 maanden diensttijd
c. Keuze van korps en garnizoen
d. Wonen buiten de kazerne op ver
zoek van ouders en voogden
dat de oefeningen aanvangen nadat
de loting voor de militie heeft plaats
gehad en eindigen met einde van de
maand Februari daaraanvolgende.
De Burgemeester, voornoemd, moedigt
de jongelingen, hierboven bedoeld, ten
zeerste aan den voormelden cursus te
volgen, teneinde de hiervoren aangegeven
voordeelen deelachtig te worden, en
herinnert dat bij de aanmelding moet
worden overgelegd een extract uit het
geboorte-register, benevens een bewijs
van goed gedrag, welke documenten
kosteloos ter gerrteente-secretarie ver
krijgbaar zijn.
Amersfoort, den 29 Augustus 1894.
De Burgemeester voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gezien art. 203 der wet van 29 Juni
1851 (Staatsblad No. 85),
Doer, te weten, dat de begrooting der
plaatselijke inkomsten en uitgaven dezer
gemeente voor het jaar 1895, door hen
aan den Raad aangeboden, gedurende
veertien dagen, te rekenen van heden,
alle werkdagen van 10 tot 1 uur, op de
Secretarie voor eenieder ter lezing zal
liggen, en dat men van voormelde be
grooting afschrift kan bekomen, tegen
tetaling der kosten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. I,. SCHELTUS.
De Burgemeester van Amersfoort
Brengt ter kennis van de ingezetenen
dezer gemeente, dat het door den pro
vincialen Inspecteur van 's rijks directe
belastingen, enz. in Noord-Holland en
Utrecht execuloor verklaard kohier No. 3
van de personeele belasting over het
dienstjaar 1894/95 aan den Ontvanger
van 's rijks directe belastingen alhier is
ter hand gesteld, aan wien ieder ver
plicht is zijnen aanslag op den bij de wet
bepaalden voet te voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruike
lijke plaatsen aangeplakt te Amersfoort,
den 31. Augustus 1894.
De Burgemeester voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
Onder de geschenken, H. M. ko
ningin Wilhelmina aangeboden, behoort
ook een eigenaardige hulde van den
ïOranjebond van Orde," n.l. de eerste
photographie van hare stichting, »het
Hofveld." genomen door den photograaf
E. A. Kerkineijer te Apeldoorn, gevat in
een lijst, die een schoon werk van kunst
nijverheid genoemd wordt, vervaardigd
door den beeldhouwer W. Pleging, te
Apeldoorn.
Donderdag in den laten namiddag
is er wederom een buitengewone minis
terraad gehouden.
Bij het departement van koloniën
is Donderdag namiddag van den gouv.- gen.
van Ned. Indie ontvangen het navolgende
telegram
Van vermist terug Kamerman, licht
gewond, en 34 Europeesche minderen,
waarvan 7 gewond.
Vetter heeft aan de marine opgedragen
de beschieting van Mataram.
Eenige inlandsche fuseliers en bedien
den, die na door Baliërs te zijn gevangen
genomen, te Ampenan terug kwamen,
berichtten, dat de vijand de westzijde
van Mataram versterkte, en granaten der
marine zuidoost van Mataram zijn neer
gekomen.
Aan Quispel (den commandant der
maritieme middelen) is correctie aange
geven.
De Balische strandkampong Tanubat
is door marine beschoten.
Hoofden Tandjong-Karang Sekarbela
en Sasaksche kampongs, bij Ainpenan
opgeroepen, betoonen meeste hulpvaar
digheid en medewerking.
Verraad zou uitgegaan zijn van ouden
vorst, op aansporing van Prenggawa.
Dejelantik zou met zijn volk niet mede
gaan; toch houding verdacht, d ar hij
ons niet heeft gewaarschuwd.
Liefrinck naar Oostkust, om tot Sa
saksche verontrusting van Balisch gebied
aan te sporen.
Plannen omtrent hernieuwd offensief
optreden en hetgeen daarbij in acht te
nemen, deelde Vetter mij mede.
Opgave namen gesneuvelde minderen
nog niet mogelijk
Toestand der naar Soerabaia overge
brachte gewonden over het algemeen
zeer gunstig.
Volgens de laatste berichten.
„De directeur van hinnenlandsch be
stuur naar Lombok vertrokken.
iDe zeemacht bombardeert Mataram.
„Kapitein Kamerman, die nog vermist
was, is terecht gekomen, gelukkig slechts
licht gewond.
iDe Sassaks zyn op onze haod. De toe
stand is bevredigend".
Het verraad ging uit van den bejaar
den vorst, opgestookt door de hoofden.
De controleur Liefrinck is naar de Oost
kust gezonden tot aansporing van de
hoofden der Sassaks een inval te doen
op het gebied der Balische overheer-
sching.
Naar men van Soesldijk verneemt,
zijn onze Koninginnen zeer onder den
indruk van het gebeurde te Lombok.
Verscheidene Indische officieren
met verlof hebben zich bij Koloniën
aangemeld, om zoo noodig vóór het ein
digen van hun verlof terug te mogen
keeren naar Indië.
Uit Lombok.
Uit een brief van een zeeman, die de
Lomboksche expeditie heeft meegemaakt,
citeert de Pr. Gr. Crt. hel volgende
»En nu zal ik je iets over de Lom
bok-expeditie verhalen. Den 30sten Juni
vertrokken we van Batavia, waar we
eenige lading, bestemd voor de expeditie,
hadden ingenomen en kwamen den lsten
Juli op Samarang, om aldaar troepen op
te nemen. We kregen den volgenden
dag vierhonderd man, waaronder onge
veer een dertig muzikanten, aan boord.
We lagen er met nog vijf schepen,
bestemd voor Lombok, en moesten allen
tegelijk des middags om 12 uur ver
trekken. Alles was in rep en roer. Het
wemelde op de reede van bootjes en
kleine stoombootjes om den strijders het
vaarwel toe te roepen. Even voordat
we weg zouden gaan, kwam er een
stoombootje langs zijde met den resi
dent, eenige hooggeplaatste personen en
eenige jonge dames, welke den officie
ren allen een ruiker in het knoopsgat
speldden en toen we nu allen tegelijk
vertrokken, was het een algemeen hoera I
alles wuifde en schreeuwde en daarbij
nog de muziek I 't Was frappant, hoor
Enfin, ik houd wel van zoo'n lawaai,
hoe meer hoe liever. Des anderen daags
moesten we 's morgens om 7 uur op de
reede van Soerabaye komen daar lagen
n.l. nog vier schepen van de ïMaat-
schappij," we moesten ook nog eenig
drinkwater en provisie innemen.
Des namiddags te 5 uur vertrokken
we van Soerabaya en stevenden naar
Lombok. Je moest gezien hebben wat
een prachtig gezicht dat was, zooveel
schepen in eens zee kiezende; want we
waren toen met z'n tienen. Na een dag
stoomens kwainen we dan 's morgens
vroeg te Ampenan (Lombok) aan. Hier
lagen nog zeven oorlogsschepen. We
vormden dus met elkaar een heele vloot.
De oorlogsschepen laeen dicht aan den
wal en wij iets verder naar buiten, op
dat, wanneer de soldaten moesten lan
den, de oorlogsschepen geen hindernis
sen met het schieten zouden hebben.
Enfin, 's anderen daags zouden de troe
pen dan landen, 's Morgens vroeg wer
den al de booten van de schepen te
water gelaten en ieder schip heeft er
zes, dus je kunt begrijpen, hoe het we
melde van booten.
Ik was in de stoomsloep. Om 6 uur
's-morgens waren dan de soldaten in de
booten. Onder den wal lag een heele
linie van marinesloepen, allen bewapend;
de sloepen van de schepen moesten dan
tusschen die var. de marine in komen te
liggen, om gezamenlijk naar den wal te
roeien. Op een gegeven oogenblik werd
er dan gecommandeerd van landen en
daar vloog de geheele vloot naar het
strand. Het eerst wat ze deden, was
naar de vlag te vliegen en het duurde
niet lang of de Lomboksche vlag werd
neergehaald en de Hollandsche driekleur
hiervoor in de plaats geheschen. Je kunt
begrijpen wat een hoera hierna opging
de muziek was kort daarop ook aan den
wal en weldra klonk het welbekende
Wilhelmus van Nassouwen langs het
strand. De kampong was gedeeltelijk
verlaten. De manschappen hadden dan
ook dadelijk een mooi verblijf.
Den nacht daarop werden er 12 kerels
gepakt en 's nachts om 3 uur ontstond
er brand in het kampementdirect
daarna werden er nog twee mannen ge
vangen genomen, gekleed in een lang
doodshemd, het teeken, dat ze tot de
vijandelijke krijgslieden behoorden. Zij
veronderstelden, in de verwarring, die'er
door den brand zou ontstaan, de troe
pen te kunDen overrompelen. We liggen
hier nu reeds 8 dagen en zullen morgen
vertrekken. Twee dagen geleden zijn
ze opgetrokken naar den kraton en het
resultaat was, dat ze den sultan, die het
volk opstookte, dood of levend opeisch-
ten. Het duurde dan ook niet lang, of
de oproermaker, dit was een onechte
zoon van den ouden sultan, werd ge
krist aan den generaal overgegeven. Het
lijk werd in zee geworpen er. in alle
oneer begraven. Nu is de expeditie
nog niet afgeloopen want je begrjjpt,
nu moet die sultan al de oorlogskosten
betalen en dit zijn nog enkele millioe-
nen."
VAN
FELIX DAHS,
DOOR
Pb. WIJSMAN.
(SLOT.)
XXI.
12) Enkele dagen later stond voor de Ko-
ningsburgt, vlak bjj het strand, de gewel
dige houtstapel voor Koning Harald's
lijkverbranding opgericht.
Be zonneschijf, die langzaam naar zee
afdaalde, wierp haar gouden stralen
erop.
Rouwdragend in hun hart, hadden zijne
mannen den gestorven held in zijn volle
wapenrusting op zyn schild, de groote
slotpoort uitgedragenkransen van wel
riekende planten want het was juist
voor de zomerzonnewende en boven
dien twjjgen van de heilige heesters, die
den dooden waren gewijd, kon men om
de lange, eikehouten planken en staken
gewonden zien.
De dood had elk spoor der doorge
stane pijnen op het gelaat doen verdwij
nen. Vredig, als met een hemelschen
glans verhelderd, was het schoone aan
gezicht te ziende avondwind speelde
liefkoozend tot afscheid door het
lichtblonde haar, dat in lange lokken uit
den geopenden helm, op de geharnaste
schouders golfde.
Aan zijne rechterhand, hoog opgericht
zwart gesluierd en in een grijs kleed ge
huld, stond de jeugdige Koningsweduwe,
met haar jongske op den arm. Zij staarde
op het lijk, zonder tranen: zij had er
geene meer.
„Zie naar hem, Harmuth, mijn zoon,"
zeide zij, »dat was je vader. Wordt voor
treffelijk zooals hij geweest isl"
Het kind strekte zijn beide handjes uit
naar die blinkende koningswapenen, die
in den gloed der avondzon schitterden
als louter goud en vuur.
Zij zelve, de zon, scheen met haar
gloeiende stralen plotseling den houtstapel
te hebben in brand gezet.
Edoch het was Björn geweest, die links
van den brandstapel staande, de fakkel
tusschen [de drooge spaanders onder het
schild gestoken had.
Onmiddelijk vlamde het vuur hoog op.
En weldra spreidde de witte rook der
fijne houtsoorten en der uitgezochte hees
ters een wit lijkkleed, verbergend, over
de baai en trok toen, door den adem van
den zeewind gedragen, in eene hooge
wolk over het zwijgende, verlaten Ko
ningshuis, verder.
Thans klonk, plechtig, aandoenlijk, door
de treurige stilte, de liefelijke toon eener
harp: een rondtrekkend skalde, die vaak
gastvrij ontvangen was door den Koning,
die zoo gaarne een lied mocht hooren,
greep in de snaren en begon te zingen.
En de mannen herhaalden io rondzang
de laatste regels van zijn lied.
tHarald, verheven held,
U volgt uwer dienaren dankl
Den vijand verplettert gij,
Valsche Finnen,
Met uw hooggezwaaid zwaard.
De vrienden verblijdet gij,
Freyrs vroolijke telg,
Met machtigen moed.
Rechtvaardig spraakt gij het recht,
Vernieuwdet gij vrede.
Open, o Heer, hield gij de hand
Steeds geopend voor arme broeders.
Nimmer keerdet karig de keerzjj
Der hand, of de vuist, den vreemd-
ling gjj toe.
Gaarne gevend, waarlijk een Geef-
graag.
Waart gij den dwalenden wandelaar.
Ach, plots, in uw jubelende jeugd
Als de bloeiende Baldur,
Verbleektet gy vroeg.
Maar de dank, onze dank duurt 1
En ryice roem, ruischend,
De wijde werelden door.
En bij uw hoogen heuvel,
Harald, mijn held,
Zal weenend verwijlen
En zinnend en zuchtend
Vertoeven, 't verlangen.
Toen nu aller oogen op den brandsta
pel waren gericht en alle hoorders naar
het doodenlied, de Haralds-Drapa, luister
den, klonk van 't nabijzijnde strand een
rauwe, krijschende gil.
Zij, die het naast by den oever, in de
buitenste rij der in een halven kring
staande rouwdragenden, hunne plaats
hadden, zagen, zich omkeerend, een el
lendig, klein vaartuig, dat nauwelijks een
vingerbreed boven den waterspiegel uit
kwam, binnenschieten, tot op het natte
zand van den fjord. En, de dunne roei
spanen loslatend, sprong eene vrouw
eruit.
Ademloos snelde zjj het duin op, naar
den houtstapel toe. Onder het loopen
fladderden de lange zwarte haren, in den
wind achter haar aan. Haar rechterhand
hield zij voor zich uitgestrekt om de ry
der mannen, die zjj bereikt had, te ver-
deelen. De linker hield een aarden kruik
tegen hare borst gedrukt.
»Laat mij door Laat m(j bij bem I
Hier bier is de zalf. Ik zal hem
redden 1"
Verbaasd traden de toeschouwers ter
zijde.
Reeds stond zy tegenover den branden
den stapel.
Een rukwind, van zee komende, dreef
de witte rookwolk uit elkander: voluit
zichtbaar werd nu, voor een oogenblik,
het lijk van Harald.
„O! Te laat 1" kreet de vrouw.
Als door den bliksem getroffen, sloeg
zij voorover naar den grondkrakend
brak de aarden kruik, bij haar val.
„Ughlu," bromde Björn. Hij trad nader
en stiet met zyn voet tegen haar knie.
»Ik geloof, dat zij dood is, het nijdige
schepsel I"
„Dat is? Is dat het schep
sel, dat? vroeg de Koningin uit de
verte.
«Hoe is zij hier gekomen?" de oude
keerde zich vol verbazing om naar den
fjord.