NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
No. 7.
Woensdag 23 Januari 1895.
Vier-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG' EN ZATERDAG
Vertrouwd. - Toynke-wert.
BINNENLAND.
F euilleton.
BEL DEMONIQ,
1MERSF00RTSCHE CODBANT.
VOOR
abonnementsprijs:
fer 3 ijiaauden f 1.—Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T. SLOTHOUWER. Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Croote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een der gebreken van onzen tijd
is het gebrek aan vertrouwen tus-
schen menschen en standen onderling,
vooral tusschen den hoogsten en
laagsten stand. Een gevolg hiervan
is, dat vaak goede bedoelingen ten
opzichte van het volk in engeren zin
in plaats van gewaardeerd worden
miskend. Toen de minister Tak zijn
kieswet-ontwerp indiende, hoorde men
in sommige kringen hij moet wel,
hij wordt gedwongen door de demo
cratische strooming van den tijd, {hij
wil eigen persoon en bezitting voor
de toekomst verzekeren." Staat een
rijke een aanzienlijke gift of voor
eenig nuttig doel, men weet te ver
tellen, dat hij dit doet om de volks
gunst te winnen en om daardoor zich
het rustig bezit van zijn vermogen
te verzekeren. Wordt voor een ker
kelijk doeleinde iets gegeven, het is
omdat de rijken wel weten, dat de
armen zoolang zij nog kerksch zijn
zich gedwee als stomme schapen
laten leiden. Zoo wordt elke uiting
van liefdadigheid ten behoeve van
armen of ongelukkigen miskend en
ten slotte toegeschreven aan ijdelheid
en zelfzucht.
Dat is het gevolg van het toene
mend wantrouwen. Het wordt ook
gekoesterd door de hoogere tegenover
de lagere standen, omdat zij zich in
enkelen bedrogen vindende hun wan
trouwen ten onrechte over allen uit
strekken.
Is er dan zooveel reden tot onder
ling wantrouwen Ja, er wordt veel
vervalschte waar aan de markt ge
bracht. De schijnbaar zoo edelmoedige
gevoelens blijken niet zelden tooneel-
schermen te zijn, waardoor men eigen
beminnelijkheid en belangwekkend
heid wil doen uitkomen. Soms blijken
kooplieden met ruim credietflesschen-
trekkers te zijn. Vroomheid is soms
een masker waarachter vuiligheid
verborgen is, vriendelijkheid bedekt
soms een twijfelachtige bedoeling.
Ongetwijfeld er is veel reden tot
wantrouwen, want het wantrouwen
wordt sterk ondermijnd.
Doch al is wantrouwen somwijlen
begrijpelijk, een stelselmatig wan
trouwen is niet te rechtvaardigen.
Ik herinner mij een leeraar, die
in een leerling geen vertrouwen meer
stelde, omdat wie eens bedrogen heeft
een bedrieger blijft. Bedoelde leerling
leverde echter het bewijs voor de
onwaarheid dezer stelling. Vernieu
wing van vertrouwen is geen over
dreven eisch.
De handel kan niet buiten vertrou
wen, de geheele maatschappij kan er
niet buiten vertrouwen is het cement
dat die maatschappij voor teruggang
en instorting bewaart. Geen verhou
ding in die maatschappij is te beden
ken, die niet op wederzijdsch ver
trouwen rust. Laat ons zorgen, dat
het cement door stormen en regen
vlagen niet al te zeer verweert.
«Onderling vertrouwen is het ge
loof, dat men het goede wil en ge
negen is mede te werken aan het
gebouw van 's menschen geluk." Nu,
wij mogen aannemen, dat het meeren-
deel der menschen liever het goede
wil dan het kwade; wij kunnen ge-
looven, dat achter hun woorden en
daden zuivere en goede bedoelingen
verborgen zijn. Waar geloof is, is
vertrouwen. Er is dus nog voldoende
grond tot onderling vertrouwen.
Tot versterking van dat onderling
vertrouwen draagt o. a. bij het Toyn-
bee-werk. Een door de Maatsch.
tot Nut van 't Algemeen benoemde
commissie heeft een uitvoerig ver
slag uitgebracht over toynbee-werk
met een uitvoerige beoordeeling. De
commissie gelooft, dat deze opko
mende sociale beweging van een
juist denkbeeld uitgaat, dat zij ter
bereiking van haar doel juiste mid
delen kiest, dat hare moeite, arbeid
en kosten niet tevergeefs zijn.
«Of inderdaad eene verbetering
van maatschappelijke toestanden be
reikt kan worden door verhooging
van het verstandelijk en zedelijk peil
der individuen, zie, dat is eene vraag,
die met elks levensbeschouwing
samenhangt. Voor hen, die van
oordeel zijn, dat de maatschappelijke
toestanden ook en vooral verbeterd
kunnen worden door zedelijke invloe
den, moet het doel van Toynbee-
werk wel prijzenswaard zijnvoor
hen blijft slechts de vraag, of de
middelen practisch zijn. Ook hierover
oordeelt de commissie gunstig.
«De waarde van het geregeld on
derwijs wordt niet onderschat; grond
slag en steun van alle verdere ont
wikkeling, is het onmisbaar ter ver
krijging eener grondige kennis. Doch
slechts weinigen kunnen daarmede
volstaanin moeilijkheden van zede
lijken en stofïelijken aard, die zich
in het leven voordoen, biedt slechts
zelden dat onderwijs het noodige
houvastdan vooral blijkt, dat op 't
stuk van ontwikkeling de mensch bij
brood alleen niet leven zal. Dan
blijkt voor de weinig ontwikkelden
de waarde van persoonlijken omgang
met ontwikkelden en beschaafden en
wordt het groote verschil openbaar
tusschen hen, die werden opgevoed
in eene omgeving, waar veelzijdige
kennis aanleiding gaf tot gesprekken
over wetenschap en kunst en dege
nen, die, hoewel op dezelfde scholen,
onderwezen, opgroeiden in een on
verschillig en onbeschaafd gezel
schap."
De school moet, volgens de over
tuiging der commissie, zeer veel meer
doen dan zij alreeds doet. Alle zui
nigheid in dit opzicht bedreigt ten
slotte zichzelf. Noodig is niet alleen
leerplicht, doch ook ruimere gelegen
heid tot het ontvangen van het her-
halings-onderwijs, bovenal meer aan
sluiting van het onderwijs aan het
werkelijk leven. In afwachting van
dit alles, zegt de comm., kan even
wel door persoonlijken omgang van
min- met meer ontwikkelden veel
vergoed worden. Die omgang is ook
van groot belang voor de zedelijke
verheffing der individuen, en in dit
opzicht zal, meent de commissie, de
winst zeker niet alleen aan de zijde
der mingegoede en min-ontwikkelden
zijn.
Door die omgang leert men elkaar
beter kennen, leert men elkanders
toestanden beter begrijpen en het
gevolg zal zijn, dat wederzijdsche
waardeering de plaats zal innemen
van de nu nog veelvuldige gering
schatting. Bovengenoemde-comrnissie
komt bij haar onderzoek tot de slot
som, dat het toynbee-werk volle sym
pathie verdient, en dat het goed zou
zijn, wanneer het oude maar nog
niet verouderde Nut ook aan dezen
arbeid zijne belangstellende aandacht
wijdt.
Omtrent het binnenkomen van het
stoomschip tConrad" mei het eerste de
tachement troepen van Lombok terug-
keerende, meldt de Amsterd. Crt. het
navolgende
Om twaalf uur gistermiddag kwam een
der haven-beamblen het café van Hotel
nummer een binnen met de woorden «Ze
is er." Onmiddelijk, zonder verder iets te
vragen, stormden de velen, die daar op
nader bericht wachtten, de deur uit. l)e
menschen buiten, deze personen zoo hard
in de richting der pieren ziende voort-
loopen, liepen ook mee en aan zee ge
komen, zagen ze niets. De mist was wel
sterk verminderd, maar toch niet zooveel
dat men ver in zee kon zien.
De IJmuiden, van de reederij Zur
Mühlen, met een der directeuren van de
Nederland, den heer Tegelberg, een paar
familieleden van luitenant Velds, stoomde
aanstonds de Conrad tegemoet; ook vijf
van de twaalf aanwezige verslaggevers,
waaronder ook ik, gingen mee naar buiten.
Langzaam zagen we de Conraddie
weer verder van de kust verwijderd was
geraakt, uit de mist te voorschijn ko
men, en toen we haar genaderd waren,
werd door allen die op dn boot waren,
den terugkeerenden dapperen het eerste
hoera toegeroepen. Met helmen-gezwaai
en zakdoeken-gewuif werd dit beant
woord, hoewel het duidelijk op de ge
zichten der opvarenden te lezen was, dat
zij van deze hulde niets begrepen.
Achter de Conrad omzwenkend, voeren
wij haar later, binnnen de pieren, weer
voorhij om opnieuw het welkom toe te
roepen Fu kwamen, nadat de sleepboot
Simson voor het schip was «gespannen"
een aantal bootjes de Conrad, voorbij
varende visschersvaartuigen, salueerden
met de vlag en om een uur lag het schip
in de sluis vau Ymuiden. En al mistte
het niet meer, de semaphoon bleef maar
toeten alsof ook zij het welkom wilde
toeioepen, eenvoudig, maar grootsch,
was de ovatie, die hier aan de dapperen
werd gebracht. Uit duizenden kelen steeg
een juichkreet op, een juichkreet, die de
muziek van het fanfarekorps Concordia
overstemde en die natuurlijk van het
schip werd beaniwoortf.
Zóó opgewonden, zóci geestdriftig wa
ren de menscheD, dat ze liet zingen van
de «Vier Lombokliedjes" gelukkig heele-
raaal vergaten; gelukkig, zeg ik, ja, want
de liederen, die op een gebeurtenis als
de overwinning op Lombok gemaakt
worden, zoo ongelukkig zijn als deze,
is het maar beter dat ze niet gezongen
worden.
Toen de boot goed en wel vastge-
meerd lag eD de loopplank was uitge
legd, begaven allen die er iets te maken
hadden zich aan boord. Op het achter
dek, waar de militairen stonden aange
treden, spiak de heer J. C. A. Weerts,
burgemeester van Velsen, de mannen
toe in ongeveer de voleende bewoordingen
«Als Burgemeester dezer gemeente
stel ik het zeer op prijs, den terug
keerenden dapperen een hartelijk wel
kom toe te roepen op den vaderland-
schen grond.
We hebben er groote behoefte aan,
een bewijs van sympathie te geven
na den zwaren strijd, dien gij hebt
doorgemaakt. De oud-Hollandsche dap
perheid heeft zich ook nu niet ver
loochend. Vreeseljjk was de indruk, die
de eerste treurige tijdingen op ons
maakten, maar toch wij bleven ver-
33
UIT HET FRAKSCH.
Ik verwonder mij er over, Regina, dat
gij zooveel belang in mij stelt, terwijl
gij nog dezen nacht de eerbewijzen van
Spoleto's adel ontving. Gij komt toch
immers van een uwer nachtelijke uit
stapjes terug?"
«Inderdaad!" antwoordde Regina.
«Gjj gingt er toch ongetwijfeld neef
Mario niet zoeken?
«Neen, Mario, gij hebt gelijk; maar
er is een tijd geweest, en ik herinner
mjj dien ten minste nog, al moogt gij
hem vergeten zijner is een tijd ge
weest dat gij gelukkig woart, dat gij
dit ten minste zeidet, wanneer gij mij
tot galant konde dienen, en mij zoo
noodig te beschermen tegen aanvallen,
die op mjj gericht waren Toen
luisterdet gij nog naar mijn vertrouwe
lijke mededeelingen. Mario gij scheent
van mij te houden, en ik, die in u mijn
geheele vertrouwen stelde, verborg u
niets van mjjn zielsgeheimen. Mario
die tijd is nu zeer ver verwijderd."
Deze woorden wdrden op een toon uit-
gesoroken, die Mario bewoog; hij zag
Regina aan, en door de buitengewone
geestdrift, die er op te lezen was, ge
troffen, naderde hij Regina.
«Gij zijt onrechtvaardig, Regina," zeide
hij levendig en met oprecht medelijden,
«ik houd van u en zal u altijd als een
broeder beminneu; nooit zal ik uwe ge
heimen verraden, geloof mij, maar wat
betreft u te beschermen, dat is tot nog
toe, Goddank, overbodig, en gij hebt
niemauds bescherming noodig. Gij zijt
een man, Regina, een man hard als
staal, en meer gevreesd, dan de meest
onverschrokken bandiet van de bende
mijns vaders."
Regina onderdrukte een levendige be
weging vau spijt en had nog macht ge
noeg over zichzelf om tegen Maiio te
glimlachen en hem te bedanken.
Zonder twijfel had hij Regina's hart
diep gewond. Zij had zeker op dit
oogenblik liever gehad dat Mario haar
verachtte, dan dat hij hare broederlijke
genegenheid aanbood, en het was voor
haar eene wreede beleediging haar
de mannelijkheid te herinneren, die
zij bij zekere gelegenheden aan den dag
gelegd, en bovenal nu had zij vurig ge-
wenscht, dat zjj meer vrouw had gesche
nen in Mario's oog.
In elk geval wilde zij niet laten blij
ken dat zij er door vernederd was; zij
hief fier het hoofd onder deze doodende
beleediging op, en op Mario een blik
vol vurigen hartstocht en woede slaande
zeide zij
«Het zij zoo! neef, wilt gij gemeene
zaak met onze vijanden maken? gij
zijt vrijmaar dan doet gij ook oor
log ontbranden en zult het mij niet kwa-
Itjk nemen, dat ik voor dien oorlog een
bondgenoot zoek bij mijn oom Andrea
Vitelli I
Zoo sprekende, groette Regina haar
neef spottend en vervolgde zij haar weg,
terwijl zij hem achterliet, niet wetende
wat hij van zulk eene bedreiging moest
vreezen.
Onderwijl ging Regina naar de ver
trekken van den hoofdman en weldra
trad zij bij Andrea binnen. Andrea lag
nog te bed en in dien toestand, die het
midden houdt tusschen waken en slapen.
De noodzakelijke plichten van zijn post
hielden hem een gedeelte van den
nacht op de beenen eerst tegen
den morgen kon hij zich aan rust over
geven
Regina naderde langzaam opdeteenen
het bed, en toen zij aan Andrea's hoofd-
kissen was gekomen bukte zij stil en
drukte hem een kus op het voorhoofd.
Er was niets meer noodig om Andrea te
wekken. Hij sprong plotseling op als
iemand, die een onverwachten aanval
vreest, en opende de oogen
Toen hij Regina aan zjjn bed be
merkte, verdween eensklaps de uitdruk
king van wantrouwen, die zich op zijn
gelaat bad vertoond, en poogde te glim
lachen.
„Reeds op," zeide hjj op een toon
van zacht vet wijt en het schoone reine
voorhoofd van zijne nicht kussende:
«gij zijt van morgen vlug geweest, mijn
kind, zou er iets nieuws op het kasteel
zijn?"
«Er is nieuws op het kasteel," ant
woordde Regina, «ware het niet dat ik
niet slaap en dat ik geruimen tijd niet zal
kunnen slapen.
«Gij lijdt dus, mijn kind?" riep An
drea op een toon vol vaderlijke teeder-
heid uit.
«Ja, vader."
«En wat i9 er de oorzaak van?
spreek!"
«Dat durf ik niet.
«Twijfelt gij, mjjn kind, dat ik al
les zou willen geven om uw geluk te
volmaken f"
«Ik twijfel niet aan u, oom, maar aan
Mario
«Spreek mij niet van Mario," viel An
drea haar in de reden. «Mario is mün
zoon niet meer."
«O! vergeef hem eene opwelling van
toorn. Het is Alma, de dochter van onzen
gemeenschappelijken vijand, die al dat
kwaad heeft berokkend."
«Inderdaad," mompelde de hoofdman
wiens voorhoofd rimpelde, lik heb eene
groote fout begaan."
«Helaas I" zuchtte Regina, «Mario be
mint Alma!"
«Wat zou datl er is tusschen hen een
onoverkoombaie afgrond."
«Maar ik, oom?
«Welnu?"
«Ik ik bemin Mario
«Een vreugdestraal verhelderde op deze
woorden Andrea's voorhoofd, en hij zag
met vervoering het jonge meisje aan,
dat haar gelaat in beide handen had
verborgen.
«Gij bemint hem I" riep hij uit. «Gij
bemint Mario, is het mogelijk?
O! de wensch mijner arme zuster zal
dus verwezenlijkt worden, en ik zal den
dierbaarsten harer wenschen kunnen ver
vullen I Arme Regina... gij bemint hem
en durfde het niet te zeggen I O! wees
gerust voor de toekomst, mjjn kind, ik
wil uw geluk en het zjjne, en ik zweer
u, gij zult hem huwen."