nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
Werünricliliiip voor beMtip.
BANJAERT.
No. 81.
Woensdag 9 October 1895.
Vier-en-twintigste jaargang.
1
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
F euilleton.
AMEBSFODRTSCIE CODRANT
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. ,T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
aovertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
li.
Na behandeld te hebben de
oorzaken van armoede, die in den
mensch zelf gelegen zijn, komt
de schrijver tot de oorzaken ge
legen in onze maatschappelijke
inrichting.
Hier wijst de schrijver in een
paar wel wat korte, maar juiste
trekken aan waar die oorzaken
schuilen in onze maatschappij.
De evolutie, waaraan het ge
slacht der menschen zijn ontstaan
te danken heeft, vervolgt haar
weg. Wat zal voor ons nu de
drijfkracht zijn dier evolutie? Wij
leven nu in een overgang van de
maatschappij met den strijd om
,'t bestaan tot de maatschappij,
waarin de individuen veel meer
samen zullen werken, zonder dat
het noodig is de zwakkeren naar
omlaag te stooten. De leuze
nhelpt elkander" klinkt nu luider
dan die andere sstrijdt en ver-
nietigt elkaar". Een overblijfsel
van de oude leer is de meer ver
fijnde strijd om 'tbestaan, waarbij
de zwakkere, de onderliggende
partij, niet geheel 't leven laat doch
uitgestooten wordt en wegkwijnt,
bedeeld als behoeftige. Maar daar
nevens vertoont onze maatschappij
de uiting van een hooger samen
levingsidee, een samenwerking zon
der bestrijding, een pogen om de
concuiTentie te verzachten; stap
pen in die richting zijn leerplicht,
algemeen vakonderwijs, verzeke-
ïing tegen ouderdom, invaliditeit,
ziekte en werkeloosheid enz. Wan
neer nu deze stappen onvoldoende
zijn, dan kan dat ovoldoende
oorzaak zijn van armoede n.l. bij
die individuen die niet pasklaar
gemaakt zijn voor onze samen
leving. En een tweede oorzaak
is deze, dat niet zulk een pro
ductiewijze is ingevoerd, dat ieder
naar zijn beste krachten moet
meewerken aan den maatschap-
pelijken arbeid en daarvoor recht
vaardig beloond wordt.
Willen werkinrichtingen nu ar
moede opheffen, m. a. w. willen
ze een of meer oorzaken van ar
moede wegnemen, dan zullen ze
moeten zijn oefenscholen, instel
lingen waarvan een opvoedende
kracht uitgaat; luiheid, verkwisting,
gebrekkige ontwikkeling en zelfs
dronkenschap, zullen wel eens
radicaal kunnen genezen worden
door geregelden opheffenden ar
beid, maar dan moet ook niet de
oude afschrikkingstheorie gehul
digd worden, doch de behoeftigen
moeten gaarne in de inrichting
komen en, als 't ware na de kuur
daar doorgemaakt, genezen van
hun kwaal de inrichting verlaten
om geplaatst te worden in de
maatschappij.
Zulke inrichtingan zijn echter
goed ingericht onbestaanbaar om
de groote toestrooming van be
hoeftigen en de groote onkosten,
terwijl ze afschrikwekkend inge
richt, door zwaar en vervelend
werk te doen verrichten zooals
nu geschiedt, geen verbetering
aanbrengen. Van afzonderlijke
werkinrichtingen verwacht schrij
ver dan ook niet veel heil, omdat
ze niet aan het gestelde doel
kunnen beantwoorden. Kunnen
evenwel die inrichtingen onder
zekere omstandigheden toch ook
nuttig werken Ja, zegt schrijver,
en hij is van oordeel, dat ze on
misbaar zijn in een goed inge-
niseerd armwezen, mits zij even
wel een onderdeel vormen van
een organisatie die alle armen
zorg omvat en staan onder het
centrale armbestuur in iedere ge
meente, zonder welks toestemming
niemand opgenomen of ontslagen
mag worden. Maar worden door
een dergelijke organisatie alle na-
deelen opgeheven, die gewoonlijk
zulke werkinrichtingen aankleven
Zij onttrekken een deel der be
hoeftige bevolking aan de maat
schappij en ontwennen de aldus
opgenomenen aan het gewone
maatschappelijke levendit kan
voorkomen worden door geen
nachtverblijf te verschaffen en de
plaatsing slechts tijdelijk te doen
zijn. Het gevaar van besmetting
door den omgang met laag ge
zonken individuen kan voorkomen
worden door het handhaven van
goede ord? en voortdurenden om
gang met de armbezoekers.
De eentonige, improductieve en
daardoor demoraliseerende arbeid
moet door opvoedenden arbeid ver
vangen worden en de ontslagene
moet in een of anderen tak van
arbeid geplaatst worden. De te
groote toestrooming bij opvoeden
den, productieven arbeid kan
voorkomen worden door het ver
blijf kort te doen zijn en terstond
na de opneming van den behoef
tige werk voor hem te zoeken.
Tegenover het nadeel, dat een
groot kapitaal onttrokken wordt
aan de nijverheid hetwelk geen
materieel voordeel afwerpt, staat
het moreel voordeel, terwijl op
den duur vermindering van kos
ten kan verwacht worden.
Werkinrichtingen zijn duurder
armenzorg dan bedeeling, maar
op den duur zal wel de geheele
armenzorg minder kosten eischen.
Dat hulp verschaffen in werk
inrichtingen tot staatsarmenzorg
leidt, is meenen wij geen nadeel
te noemen, en ook niet zoozeer
van toepassing op werkinrichtin
gen in een organisatie als de hier
bedoelde.
Het grootste bezwaar is de con
currentie met de vrije nijverheid,
en dit is niet geheel op te heffen.
Op allerlei manieren heeft men er
naar getracht, en hij de werkver-
schaffing-Jansen (in den vorigen
winter te Amsterdam) is de na-
deelige concurrentie tot het meest
mogelijke minimum beperkt. Bij
vermindering van concurrentie
stijgen echter de toch reeds hooge
kosten en wordt het nadeel alleen
maar verplaatst. En op zich zelf
mag dit bezwaar toch ook niet te
veel gelden, daar do opgenomenen
in een werkinrichting toch feite
lijk in de maatschappij thuis
hooren en recht hebben de pro
ducten van hun handwerk te ver-
koopen.
Werkinrichtingen zullen nuttig
zijn, wanneer ze een onderdeel
vormen van een organisatie die
alle armenzorg omvat, wanneer ze
staan onder leiding van het Cen
trale Armbestuur in eene ge
meentewanneer de behoeftige
alleen op bevel van het C. A. (na
advies van den armbezoeker) er
tijdelijk geplaatst wordt en gedu
rende zijn opneming blijft staan
onder patronaat van den armbe
zoeker, die er voor moet zorgen
dat hij weer in de gelederen der
vrije arbeiders terugkeert.
De instelling van dat C. A. (wij
zullen nog hooren hoe de heer
Methorst zich zoo'n C. A. voor
stelt) is een zeer goed idee. Dan
kan ook bedelarij in haar ver
schillende vormen heter gekeerd
worden.
Hoe zullen nu die werkinrich
tingen ingericht moeten worden?
Het moeten zijn, meent de schrij
ver, werkplaatsen waarin alleen
overdag tegen zeker loon gewerkt
wordt, waar geen nachtverblijf en
geen voedsel wordt verleend, op
dat de behoeftigen niet ontwend
worden aan de maatschappij en
aan de zorg voor hun dagelijksch
onderhoud.
Van plaatselijke toestanden hangt
het af welke werkzaamheden de
voorkeur verdienen, doch in 't al
gemeen streve men er naar pro
ductieven, opheffenden arbeid te
verschaffen. Nuttig zal 't zijn een
serie werkzaamheden te bedenken,
opdat een ieder naar zijn beste
krachten kan arbeiden aan 't geen
voor hem geschikt is. In gemeen
ten, waar zulke splitsing van ar
beid nog niet bestaat, kan wel
licht een dienstverrichting of gla-
zenwasscherij in 't leven worden
geroepen, die na verloop van
eenigen tijd zelfstandig kan voort
bestaan..
En hoe moeten de loonen be
rekend worden? Eigenlijk zou
men van de opbrengst der ver
kochte goederen dan eerst de
kosten voor de grondstoffen en
voor de administratie moeten af
trekken doch de rest geeft dan
een zeer gering en meestal onvol
doend loon, hetgeen zeer ontmoe
digend werkt. De loonen dienen
voldoende te zijn, hoewel lager
dan die in de vrije nijverheid, en
het daartoe ontbrekende zou ten
laste van den staat kunnen komen.
Ten slotte tracht de heer M. de
vraag te beantwoordenIn welk
systeem van
zullen
OORSPRONKELIJKE NOVELLE
door
28) A. J. C. KREMER.
Evenwel rezen by hem twee beden
kingen, die hem hoofdzakelijk verhinder
den zoo doortastend te werk te gaan,
en die daardoor de oorzaak zijn, dat dit
verhaal nog met een paar hoofdstukken
dient vermeerderd te worden. De eerste
was, of het niet wat overhaast en vreemd
moest schijnen, dat hij nu zoo plotseling,
en dat vooral na het verhaal zijner jong
ste ontmoeting met Cornelie, zich op
meer teederen voet trachtte te stellen
met de lieve dame daar tegenover hem,
die dat geheeie verhaal van A tot Z had
aangehoord. Zoo iets hinderde zijn
eigen gevoel en zoude zeer zeker het
hare ook kwetsen. De jonker wist niet
dat, bemind te worden en het te weten
altijd zeer aangenaam is voor eene vrouw,
zelfs al begeert zij hem, die haar deze
hulde bewjjst, niet tot echtgenoot. Van
compromitteerende of andere afschrikken
de beleefdheden kon hier geen sprake
zijn en vbd antipathie evenmin, en zoo
de freule eene liefdesverklaring na zulk
eene korte kennismaking al vreemd zou
gevonden hebben, zijne zuster was daar
om zijne pogingen te ondersteunen.
Maar een tweede hinderpaal was, dat
hij, toen hij Marie's hand in de zijne
gevoelde, en de freule beschouwde in al
hare lieftalligheid, die thans verhoogd
werd door een aanvalligen blos en de
zachte gewaarwordingen, die zich in hare
oogen en op haar gelaat en in geheel
hare houding openbaarden, onwillekeurig
eene vergelijking maakte met Johanna
Wilgenboom, en aan deze en aan zijne
woeste gronden herinnerd werd. Beide
dames kende hij ongeveer evenveel, en
de geldduivel fluisterde hem toe: tniet
te schielyk Willem! leer beiden eerst
kennen, voor gij uwe keus bepaald."
Hij begreep, dat hij met freule van
Grambosch, om te beginnen, lang geen
slecht debut gemaakt had, maar tevens,
dat hij het hierbij moest laten, en daar
om was het hem niet onwelkom dat de
heer Kiezelbeek werd aangediend, die,
hoewel met duidelijke teekenen van weer
zin, en niet zonder net voorstel van zijne
zuster om hem niet te ontvangen, werd
toegelaten.
XV.
Cornelie stierf niet. Men sterft niet
wanneer men wil en in de meeste geval
len is dat zeer goed ook, want er zouden
weinig menschen in de wereld zijn, die
zich zeer in hun lot schikken niet
alleen, maar die met vroolijke aangezich
ten en blijmoedige zinnen door de wereld
gaan, of zij zouden reeds korter of langer
tijd geleden het aardsche tranendal heb
ben vaarwel gezegd. Daar is geen wensch
die onder rampen misschien meer in het
hart opwelt en ook geen die spoediger
vergeten is, als de dageraad van den
voorspoed den nacht der rampen ver
vangen heeft, en misschien ook geene
die lichtvaardiger gedaan en minder hoog
gesteld wordt. Wat wij daarbij als een
schijnbaar vreemd verschijnsel opmerken
is, dat jonge meoschen veel minder om
het leven schijnen te geven dan meer
bejaarde. Hoe ouder men wordt, hoe
meer rampen men ondervonden en hoe
meer zorgen men te dragen gehad heeft,
des te minder verlangt men van beiden
ontslagen te worden door den dood. Men
heeft geleerd, dat dat alles voorbijgaat,
dat iedere dag genoeg heeft aan zijn
eigen kwaad, dat na den winter de lente
en na regen zonneschyn komt.
Cornelie was op de bank voor de oude
hoeve neergezegen, meer radeloos dan
bezwijmende. De frissche buitenlucht
werkte voordeelig op hare zenuwen, de
eenzaamheid liet de veerkracht van haren
geest vrij, en daar de familie op de
boerderij hare tegenwoordigheid niet be
speurde, bleef zij ongestoord aan den
loop van hare eigene gedachten overge
laten. Zij zat lang daar, zeer lang, tot
dat zy meer regelmaat in den loop van
hare gedachten gekiegen had, en einde
lijk uit hare mijmeringen werd opgewekt
door naderende schreden. Het waren die
van den dominé, diens echtgenoot en
en hunne logée.
De dominé sprak de schilderes zeer
beleefd aan, de dominés-vrouw was
uitermate vriendelijk tegen haar, juf
frouw Wilgenboom nam haar, gelijk te
begrijpen is, met groote belangstelling
op en allen namen den terugweg naar
het dorp aan. Cornelie, die hare geest
kracht had teruggevonden, wijdde al hare
belangstelling aan de vreemde dame dat
gaf haar afleiding en deed haar goed,
maar toch verminderJe het haar leed
niet, want, daar ook zij het ongunstig
oordeel van Eva over de dame deelde en
de liefde voor den jonker, die reeds jaren
lang in haar hart geleefd had, evenmin
gestorven was als zy zelve, kon zij niet
anders al was het ook dat zij de hoop
had opgegeven, de hoop, die overigens
altijd zeer flauw geweest was, dat zij
eens hem openlijk met geheel haar hart
en verstand en gevoel zou mogen lief
hebben dan wenschen dat, zoo de
jonker eens trouwen zou, die dame toch
niet zijne vrouw worden mocht.
Bij den ingang van bet dorp aan deze
zijde lag de pastorie, welke door het
gezelschap weldra bereikt werd. Hoewel
de predikant en zijne vrouw Cornelie
dringend uitnoodigden mede binnen te
komen sloeg zij dat af en begaf zich naar
hare woning. Wel met rouw in het hart
maar kalm en besloten den weg te gaan,
dien de Heer haar wijzen zou,
Haar uitgaan had bij hare ouders geene
bezorgdheid gebaard; integendeel zagen
zij daarin een blijk van hare volkomene
herstelling; want het gebeurde niet zelden
dat de schilderes, zonder iemand daarvan
iets mede te deelen, zich naar bosch of
beemd begaf ten einde schetsen te ont
werpen, of dat zij in de buurt een of
ander behoeftig huisgezin ging opzoeken.
Daar de avond gevallen was en de oude
luidjes schemerden, dat wil zeggen, dat
de vader zijn middagdutje deed en hare
moeder bij het theegoed zich met hare
gedachten en het onmisbare breiwerk
bezig hield, was zij zoo gelukkig de vra-