NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
Werkinrichtingen voor hehoeltipn.
BANJAERT.
No. 83.
Woensdag 16 October 1895.
Vier-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BUITENLAND.
F euilleton.
AMI1SF001TS
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Eijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. ,T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Hl.
De schrijver was tot het besluit ge
komen, dat werkinrichtingen alleen
dan aanbeveling verdienen, wan
neer ze inderdaad middelen zijn
om de behoeftigen op te heffen
uit hun ellendigen toestand. In
welk systeem van armenzorg zul
len nu die werkinrichtingen nuttig
kunnen zijn?
Onze tegenwoordige wet laat de
armenzorg over aan de kerkelijke
en particuliere liefdadigheid en
laat de gemeenschap de behulp
zame hand bieden slechts als
politie-maatregel. Het gevolg hier
van is, dat de bedelarij wordt in
de hand gewerkt; de behoeftige
heeft een geheel arbeidsveld ter
exploitatie voor zicheerst bij de
kerkel. armbesturen probeeren,
lukt 't daar niet, dan de particu
liere vereenigingen afloopen en
dan eindelijk bij het burgerlijk
armbestuur aankloppen. Er moet
meer samenwerking, meer con
centratie zijner moet voor den
vrager slechts één weg zijn en die
weg moet leiden naar het bureau
van het Centrale Armbestuur.
Onder dit C. A. verstaat de
schrijverhet armbestuur in een
gemeente, dat bestaat uit afge
vaardigden of vertegenwoordigers
van alle liefdadige vereenigingen
en instellingen in die gemeente.
Weigert een vereeniging of instel
ling zich te laten vertegenwoordi
gen in het C. A., dan zal door den
gemeenteraad op kosten van de
vereeniging of instelling een ver
tegenwoordiger worden benoemd.
Het C. A. zal maandelijks verga
deren, ter bespreking van de be
langen der behoeftigen en op die
(vergaderingen, met meerderheid
van stemmen, voor alle vereeni
gingen en instellingen bindende
besluiten kunnen nemen. Het
kiest uit zijn midden een dage-
lijksch bestuur van 3 of 5 per
sonen, waarbij gevoegd wordt een
bezoldigde secretaris-penningmees
ter, benoemd, op voordracht van
den gemeenteraad, door den hoofd
ambtenaar bij het Departement
van Binnenlandsche Zaken, aan
wien (staande rechtstreeks onder
den Min. van B. Z.) de leiding
van het geheele armwezen wordt
opgedragen. Liefdadige vereeni
gingen zullen maandelijks en ge
stichten halfjaarlijks rapporten
indienen bij het C. A., naar mo
dellen door de regeering vast te
stellen, en alle inlichtingen ver
schaffen op de vragen die van
wege het C. A. gedaan worden.
Bij weigering om volledige inlich
tingen te geven zullen de bestuur
ders, aan wie de vragen gedaan
zijn strafbaar zijn, terwijl de pre
sident van het C. A. en de secre
taris te zamen met den kanton
rechter inzage zullen kunnen
nemen van de boeken en registers
dier weerspannige vereeniging of
instelling, des noods met behulp
van den sterken arm. Verder zul
len alle vereenigingen, die behoef
tigen bezoeken of bedeelen, ver
plicht zijn'1°. de wijkverdeeling
te volgen door het C. A. vastge
steld 2°. in hare statuten of regle
menten de bepaling op te nemen,
dat hoogstens iedere 5 bedeelde
partijen aan de zorgen van een
armbezoeker zullen worden toe
vertrouwd. Een liefdadige ver
eeniging, die weigert de in de wet
genoemde voorschriften in hare
statuten op te nemen, zal worden
verklaard te zijn een verboden
vereeniging, terwijl bij overtreding
dier bepalingen de bestuurders
zullen worden gestraft met geld
boete of hechtenis.
Het C.A. legt een centraal regis
ter aan, waarin ieder behoeftige
door welke vereeniging of instel
ling ook ondersteund, wordt in
geschreven met alle bijzonderhe
den hem betreffende. Het geheele
land is verder verdeeld in 3 of meer
inspectie-afdeelingen met even
zoovele inspecteuren, die, ieder
voor hun afdeeling, zorgen dat de
bepalingen der wet worden toege
past, de rapporten der Centrale
Armbesturen in ontvangst nemen
en jaarlijks een beredeneerd ver
slag uitlorengen van het geheele
armwezen in hun afdeeling.
De inspecteurs zijn verplicht
vóór het uitbrengen van hun ver
slag alle gemeenten in hunne af
deeling te bezoeken en den toe
stand van het armwezen aldaar
nauwkeurig te bestudeeren.
Onder een dergelijk C. A. nu
zouden werkinrichtingen nuttig
kunnen werken, wanneer de be
hoeftigen er alleen op bevel van
het C. A. en op verzoek van de
armbezoekers in geplaatst werden
en zij tijdens het verblijf aldaar
onder' patronaat bleven staan van
de armbezoekers. Een samenwer
ken met armbezoekers is derhalve
een hoofdbestanddeel der geheele
hulp.
Tot deze eind-conclusie komt de
heer Methorst in zijn geschrift,
dat alleszins blijken geeft van
ernstige studie. De meesten on
zer lezers zullen het, zoo niet in
alle onderdeelen, dan toch in
hoofdzaak hiermede eens zijn. Een
dusdanig ingericht Centraal Arm
bestuur is echter voorloopig nog
wel als een ideaal te beschouwen,
en voorshands zullen wij reeds te
vreden mogen zijn, wanneer er
meer samenwerking komt bij
armenzorg, want hieraan ontbreekt
ook in onze stad nog zeer veel.
Evenwel is ook het ideaal zeer
goed voor verwezenlijking vatbaar;
weliswaar schieten de krachten
van particulieren hiertoe te kort,
doch dan zal de staat dit werk
ter hand moeten nemen. Een af
doende reorganisatie van het arm
wezen is een zeer gewichtig on
derdeel van de sociale hervormin
gen op wier tot stand komen met
verlangen gewacht wordt.
Aan allen, die zich met armen
zorg onder welken vorm ook be
last zien, of die zich voor deze
zaak interesseeren, kunnen wij de
lezing van het werk des heeren
Methorst ten zeerste aanbevelen.
Het is, gelijk men reeds uit de
korte mededeelingen heeft kunnen
zien, een zeer verdienstelijk proef
schrift, een vrucht van ernstige
studie. Veel nieuwe ideeën wor
den ons niet aan de hand gedaan
de meeste toch zijn op andere
wijze reeds door anderen geop
perd. Voor den schrijver zelf
gelden ook, gelijk hij zelf in de
inleiding zegt, de hier en daar
gehouden conclusies volstrekt niet
voor zoovele onomstootbare waar
heden. Maar vooral om de rijk
dom van materiaal en de volledig
heid en veelzijdigheid van de be
handeling is zijn arbeid belangrijk.
De eerste schrede op den weg
van onderzoek is hier op zoo'n
wijze gemaakt, dat men van een
in die richting voortgezet onder
zoek veel goeds verwachten mag.
Hij ving zijn werk aan in de over
tuiging: dat de toestand niet
is zooals die behoort te zijn en
dat verbetering mogelijk is. Nu
alwie dezelfde meening is toege
daan, en dat is ongetwijfeld ieder
een, zal evenals wij met belang-
dling kennis nemen van zijn
belangrijk proefschrift. K.
Naar men weet zijn in Korea's hoofd
stad »Sooul" ernstige ongeregeldheden
voorgekomen. Men heeft er zelfs een
aanval gewaagd op 't koninklijk paleis,
er binnen gedrongen en den hofceremo-
niemeester, de koningin en drie hofdames
vermoord. Hunne lijken werden naar
buiten gebracht en verbrand.
Na dezen moordaanslag kwam onmid
dellijk ïde Tui-Won-Kung" de vader
des Konings, om het gezag en de orde
te herstellen en de teugelen van bewind
in handen te nemen. Men verwacht, dat
de koning gedwongen zal worden om af
stand te doen van den troon.
Hieruit blijkt, dat in Japan eene revo
lutie is uitgebioken.
De Vereenigde Staten hebben een der
schepen van haar eskader naar Seoul ge
zonden, doch wat de Russische regeering
zal doeu, hiervan is nog niets bekend.
Men gelooft hier echter dat Rusland geen
genoegen zal nemen met deze revolutie
inaar daardoor zich ziet gedwongen tot
een krachtiger optreden in Korea.
De Japanners schijnen bij hun voor
nemen te blijven 0111 Korea geheel en al
onder den duim Ie hebben. Ook de En-
gelsche regeering heeft een schip naar
Korea gezonden.
Men is natuurlijk erg benieuwd wat
dit zal worden.
Een gevecht is geleverd lusschen de
Ilaliaarische troepen en de voorhoede van
Ras Mangascha.
De Tigrijnen hebben de nederlaag ge
leden, hun aanvoerder werd gewor.d en
vervolgens gevangen genomen. De man
schappen van Ras Mangascha moeten ge-
OORSPRONKELIJKE NOVELLE
DOOR
30) A. J. O. KREMER.
Het was verwonderlijk te zien hoe hjj
van dat oogenbiik af in beterschap toe
nam. Hij werd niet met den dag sterker,
maar met het uur. Zjjn goed moest in
orde gebracht worden, hjj haalde zelf
zijn koffer van den zolder en was binnen
een paar dagen marschvaardig, Cornelie
en hare moeder wisten dat het ijzer ge
smeed moest worden lerwjjl het heet was,
de schilderes stelde hem een twintig
tal goudstukken ter hand, en nu begreep
de oude heer dat, als hjj en zjjne doch
ter op reis gingen ook zijne vrouw mede
moest gaan, dat dit veel voordeeliger
zou zijn dan dat zjj alleen thuis bleef;
en zoo stond op zekeren ochtend de
familie reeds ten zeven ure op de pdst-
wagen te wachten, die tegen een uur of
negen het doip passeerde.
De luitenant was blij als een kind.
zjjue dochter kon hare tranen niet weer^
houden en zoude thans gaarne gebleven
zijn, maar de teerling was geworpen.
Afscheid hadden zij van niemand ge
nomen. De luitenant had niemand van
wien hij dat wilde doen en vond hel
geheel onnoodig dat iemand wist waar
heen zij gingen, zoodat, toen ua een paar
dagen de afwezigheid der familie in het
dorp ontdekt werd, de verbazing alge
meen was en de tongen van de geheele
bevolking in de weer waren.
Natuurlijk werd het plotseling verdwij
nen van Cornelie op eene alles behalve
liefderijke wijze uitgelegd, maar zij zelve
noch de luitenant of diens gade wisten
daar iets van, en derhalve deerde het
hun niet.
XVI.
De jonker was na zijn uitstapje naar
de stad in het geheel niet rustiger dan
voorheen. Hij wist nu volstrekt niet meer
wat hij zou aanvangen. Freule van Gram
bosch, werd door zijne zuster beschermd.
Hij zoude deze bepaaldeljjk pleizier doen
zoo hij Marie huwde, die, hij moest het
zichzelven bekennen, hem zeer goed be
viel, maar daartegenover stond dat juf
frouw Wilgenboom hem ook zeer goed
aanstond wat haar karakter en humeur
althans betrof, maar voornameljjk als hjj
aan de woeste heigronden dacht, die hij
door haar vermogen zou kunnen ontgin-
nin. Wat Cornelie Kneppers aanging,
was hij nu blijde dal hunDe laatste ont
moeting had plaats gehad en thans de
breuk met haar volkomen was, want hjj
gevoelde het thans, dal, hoewel zij noch
de geboorte, noch de schoonheid en de
elegance bezat van freule van Grambosch,
noch het fortuin en de beschaving van
juffrouw Wilgenboom, zij hem toch nader
aan het hart gelegen had dan beiden te
zamen. Over een vaarwel voor eeuwig
van een der eerstgenoemde dames zoude
hij op verre na zulk een leed niet ge
voeld hebben dan over het afscheid
't welk misschien slechts voor een tjjd-
lang was van Cornelie, want, daar
hij in de stilte van den nacht, die op
hunne ontmoeting gevolgd was, zijn harl
had onderzocht of liever gezegd, daar
zjjn hart zich onweerstaanbaar bij hem
had laten gelden, ontstond er bij hem
geen geringe hoop, dat hij met haar
toch nog wel eens weder op een goeden
voet zou geraken. In alle gevallen wilde
hij nu niet te spoedig huwen, al ging
alles met een der beide dames naar
wensch; hij zoude dat als eerlijk man
ook niet kunnen doen, want het was
maar al te waar dat hij de schilderes
beminde.
De jonker was den volgeDden dag zeer
neerslachtig al stood zijn oliezaad zoo
prachtig in den bloei als hjj het ooit
gezien had, en golfde langs zjjne akkers
de' groene rogge met buitengemeenen
voorspoed, al vertoonden de aardappels
zich reeds hoven den grond en had hij
een grooten prijs gemaakt van zijne heg-
geschors. Die neerslachtigheid veranderde
in kregeligheid, een toestand die zeker
niet wenschelijk is voor een jongman
die eene vrouw zoekt, toen hij maar al
te duidelijk bespeurde, dat Eva weder
een tijdperk van droog mokken was in
getreden en de deuren in zijn huis om
de minste kleine onaangenaamheid die
zij met een der bewoners had en met
den jonker had zij die ieder oogenbiik
klepperden en bonsden, alsof een dartele
bende klopgeesten op het slotje zijn in
trek genomen had.
Wanueer Eva zich rustig en goed ge
luimd getoond had, zou haar meester
zeer zeker zich veel beter in zijn lot ge
schikt hebben dan thans. Nu betreurde
hij het te meer dat hij niet tol eene
keuze kon geraken, was oniustis en ge
jaagd en treurig en licht gereed tot toor
nen; enfin, in de positie welke ieder
man, die ooit wezenlijk verliefd geweest
is, zonder twijfel wel kennen tal en over
welke wij niet te veel willen uitwijden,
omdat het volstrekt niet noodig is dat
de dames al te zeer op de hoogte ge
raken van de ellende waarin een preten
dent om harentwille gestort wordt, want,
daar zij in de meeste gevallen in derge
lijke zaken slechts de inspraak van haar
hart volgen, nooit aan geld of eerzucht
of coquetterie toegeven, zoude de schil
dering van zulk een toestand misschien
de uitwerking hebben, dat medelijden bij
deze of gene onzer lezeressen, in eene
moeielijk te beslissen zaak, de plaats van
liefde ging vervullen, en zij hart en hand
aanvaaidde van een man dien zij niet
zoude genomen hebben, wanneer zij het
niet enkel en alleen gedaan had omdat
zij de gedachte niet verdragen kon, dat
iemand om harentwille ongelukkig was.
Tot geruststelling kunnen we mededee-
len, dat derhalve uit medelijden te huwen,
al even ongerijmd is als om eenige an
dere oorzaak, uitgenomen oprechte liefde
die haar grond heeft in achting en ver
trouwen.
ïEva," zeide de jonker op den mor
gen van zekeren regenachtigen dag, die
hem het uitgaan minder aanlokkelijk
maakte, »Eva, ik weet niet wat u in den
laatsten ujd bezielt. Ik heb u in geen
jaren in zulk een slecht humeur gezien
als gij thans hebt. Dat gij ontevreden
zijt is uw zaak, maat het is mijne zaak