NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad \3a\m UTRECHT en GELDERLAND i\o. 14. Zaterdag 15 Februari 1896. Vijf-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Eene socialistische staat in de 15e eeuw. F euilleton. AMERSFOOBTSCIE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 UiAKiiden f 1.— Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. fnge/.onden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .T. SLOTHOUWER. Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Voor de ontdekking van Ame rika was Peru een bloeiende staat, welks inrichting een treffende ge lijkenis vertoont met de beschrij ving van Bellamy's staat van het jaar twee duizend. Het Peru van de 15e eeuw was een socialis tische staat. Tien huisgezinnen vormden ver- eenigd een chuncha, tien chuncha's een pachaca, tien van deze een huaranca en eindelijk tien van deze weer een hunu, een district met een bevolking van ongeveer 50 duizend zielen. Elk dezer afdeelingen had een hoofd, dat verantwoordelijk was aan het hoofd van de grootere afdeeling en ten laatste aan den Inca, het hoofd der geheele bureau cratie. De functies dezer hoofden waren tweeledigeerstens moes ten zij de menschen van hun di visie bijstaan in alle gevallen waar hun hulp werd ingeroepenzij verdeelden het zaaikoren, het goed voor de kleeding en de materialen voor het bouwen van huizen. En dan waren zij officieren van de kroon, traden als rechters op, in bijzondere gevallen verwijzende naar een hoofd van hoogeren rang. De grond was het eigendom van de chuncha en verdeeld in kleine stukken die elk voldoende waren een man met vrouw te on derhouden. Op gestelde tijden werden de landerijen opnieuw ver deeld om de gelijkheid te bewaren. De opbrengst van den grond werd in drie deelen verdeeld; het een was voor den Inca, het tweede voor de priesters van de Zon, het derde voor het volk. De landen der Zon werden het eerst bewerkt, vervolgens die van de grijsaards, zieken, weduwen en weezen, kort om van alle personen die niet in staat waren zelf te werken. Dan bewerkte het volk zijn eigen vel den en het laatst kwam aan de beurt het domein van den Inca. De dagarbeid nam niet veel uren in beslag en er bleef ruimschoots tijd voor ontspanning over. De voornaamste industrie was die van het laken, geweven van de wol van de lama's. De jacht op deze dieren had plaats op vaste tijden en onder leiding van de officieren van het gouvernement. De wol werd onder de huisgezin nen verdeeld en het stond ieder vrij eerst te zorgen voor zich en de zijnen, alvorens zijn diensten te bewijzen aan den Inca. De mij nen met kostbare metalen werden geëxploiteerd uitsluitend ten bate van den Inca en van de priesters. Verdeeling van arbeid bestond er niet en ieder maakte zelf al wat hij noodig had. Iedereen was beur telings wever, kleermaker, schoen maker, timmerman enz., en de vrouw stond in alles haar man ter zijde. Slechts bij werken die een bijzondere bekwaamheid ver- eischen was eenige verdeeling van arbeid. En werd ook zorg gedra gen dat ieder lid der gemeenschap belast werd met een arbeid ge- evenredigd aan zijn krachten. De werklieden waren in vier klassen verdeeld: de eerste omvatte die van 16 tot 20 jaren, de tweede die van 20 tot 25, de derde die van 25 tot 50 en de vierde die van 50 tot 60 jaren. Aan de eerste en vierde klasse was de lichtste arbeid toegewezen. Het gouvernement bezat nauw keurige statistieken over den toe stand van elk district, over de gesteldheid van den bodem, het klimaat en de voortbrengselen. Wanneer een district door een onheil werd getroffen, werd dit der regeering bericht, en vlug werden maatregelen getroffen om de aangerichte schade zoo spoe dig mogelijk te herstellen. Het aantal werkuren, tenminste in de mijnen, was zoodanig gere geld, dat het leven der werklieden niet werd verkort en hun gezond heid niet werd benadeeld door de ongezondheid van het ambacht. Er werd ook voor ontspanning gezorgd. Verscheiden malen in het jaar werden groote volksfees ten gegeven, waar gedanst en ge zongen werd en men ook tooneel- voorstellingen kon bijwonen. Het rijk had een uitgestrektheid zoo groot als Duitschland, Oos tenrijk, Frankrijk en Spanje te zamen. De bevolking was vrij dicht, de wegen in een goeden staat en ook zeer goede irrigatie- werken. Groote ruïnen getuigen nog van een voor haar tijd hoog staande beschaving. Zonder twijfel springen in 't oog de gebreken van die Peruaansche staatsinrichting wanneer men ze van het tegenwoordig socialistisch standpunt beschouwt. Het feit alleen, dat tweederde van de vruch ten des arbeids moeten afgedra gen worden aan vorst en geeste lijkheid, doet dit collectivisme ver werpelijk achten, maar toch geeft het een merkwaardig voorbeeld van de weldaden van het collec tivisme, zelfs in dien nog zeer onvolkomen vorm. Het kende tenminste niet het afgrijselijk pau perisme van onze moderne staten, zooals ons meegedeeld wordt door hen die dien Peruaanschen staat aanschouwd hebben. Zonder de despotische heer schappij der Inca's als een ideaal te beschouwen, kan men toch zeg gen, dat het voor velen onzer armen een weldaad zou zijn, zoo zij naar dien staat konden worden overgebracht. In Peru was er wellicht geen zoo slecht aan toe als duizenden onzer arme mede burgers, daar heerschte niet de chronische kwaal der werkloosheid. Dat volk, voor wien de uiterste ellende en de hoog opgestapelde rijkdom onbekend waren, waar de middelen van bestaan aan ieder burger verzekerd waren, was zeker minder beschaafd en ontwikkeld, maar niet minder gelukkig en humaan dan de volken van ons Europa van de 19e eeuw. Men zal terecht opmerken dat zoo'n socialisme, mogelijk onder een despotisme als van de Inca's met een administratief raderwerk tot in kleinigheden het dagelijksch leven der burgers regelende, vol strekt onuitvoerbaar is in onze staten. Een Russisch alleenheer- scher zou instellingen in 't leven kunnen roepen die, zooals de Peruaansche, ellende en armoede uit zijn uitgestrekt rijk zouden bannen, maar Engeland en Frank rijk bijv. zouden te vergeefs be proeven dit voorbeeld te volgen zoolang zij hunne vrije instellingen willen handhaven. Maar kunnen wij niet met de onmetelijke voor- deelen die wij op de Peruanen voor hebben, tenminste evenveel doen als zij voor het stoffelijk welzijn van onze volken zonder juist hun despotisch bestuur te moeten overnemen? De bekente nis van onze onmacht in dit op zicht zou vrij vernederend voor ons zijn. Aan de onmogelijkheid valt echter nog te twijfelen. Wan neer eens aan beide zijden van den oceaan ernstig de oorlog tegen de armoede gevoerd werd, zou men ongetwijfeld tot merk waardige resultaten komen, hoe wel die van anderen aard zouden zijn als die onder de heerschappij der Inca's. Misschien kan onze op hare vorderingen hooggaande 19e eeuw nog wel iets leeren van die half- barbaarsche Amerikanen. Wij we ten een heele boel dingen die zij niet kenden, maar kunnen wij ons beroemen onze uitgebreide kennis te hebben aangewend ten voor- deele van het welzijn der bevol king gelijk zij het deden met hun bescheiden kennis? Indien wij lachen om hunne kinderlijke on derwerping aan koningen en pries ters, zij zouden kunnen antwoor den, dat wij ons niet minder slaafsch onderwerpen aan kapi talisten en bezitters, en dat hun arbeiders een grooter deel van de vruchten van hun arbeid genoten dan de onze en daarbij gelukkiger waren. Het gebrek van het Peruaansche stelsel was zijn in den grond despo tisch karakter, dat bijna elke indivi- dueele handeling tegenhield, en het vraagstuk om een collectivistisch stelsel te organiseeren hetwelk de vrijheid van ieder burger eerbie digt is zeer samengesteld, maar het is daarom niet onoplosbaar. De overtuiging wint veld, dat de ellende en armoede niet onver mijdelijke elementen zijn in den ontwikkelingsgangdermenschheid, 25) Om zich op eene langdurige reis te begeven met eene vrouw als de Hertogin die gewend wa9 aan elke mogelijke weelde en gemak, zonder ruim van geld voor zien te wezen, was eenvoudig onmoge lijk er bleef hem niets anders over dan de reis één dag langer uit te stellen. Hij gevoelde zich onbeschrijfelyk gekrenkt en verlegen, maar, als menig beter mensch, moest hjj zich in zijn toestand schikken. Hjj besprak eenige in elkander loopende vertrekken in het hotel en zat neder om de aankomst der Hertogin af te wachten. Ed terwijl hij wachtte, bracht de duivel die nimmer eene gelegenheid verliest om de half gezonkenen te verleiden, hem vele gedachten in het hoofd. Hjj wist dat Viva den stap, waartoe zjj was besloten, onvermijdelijk moest en zoude betreuren, hy geloofde het meer dan waarschijnlijk dat zjj niet komen zoude, of dat indien zjj kwam het zoude wezen om hem vaarwel te zeggen en hem voor eeuwig te ontvluchten. En in zijn zelfzuchtigen hartstocht riep hij bij zichzelven dat zoo hy haar nu moe9t ver liezen, hij krankzinnig zoude worden. En met die bizondere redeoeerkracht welke zich zoo spoedig meester maakt van hen die blind willen zijn om wroeging en berouw van zich af te schudden totdat het te laat is, fluisterde hij zich toe hoe schoon de liefde haar bestaan zoude ma ken, hoezeer zij haar beschermen zoude tegen al de prikkelen en pijlen met welke de wereld zoo vlug wezen zoude haar toe te werpen. Zijn overdenkingen werden afgebroken door de aankondiging dat er op het plein eene dame wachtte om hem te spreken. Met kloppend hart ging hij haar te ge- moet. •Ik heb het onmogelijk bevonden van avond te vertrekken," zegt hij op zachten toon: >maar ik heb hier onder een voor- gewendden naam kamers voor u genomen. Het zal u onverschillig zijn, niet waar?" vervolgt hij smeekend, ziende dat zij aarzelt: »Ik heb slechts gezegd dat gij eene Engelsche dame zyt, die voor hare gezondheid naar het Zuiden van Frank rijk reist I" De Hertogin biedt verder geen weder stand maar uitstijgende, volgt zij hem naar boven. Hy bejegent haar met de hoffelijkste onderscheiding. >Ik heb hel middagmaal voor u be steld," spreekt hij terwijl hy op het punt is haar te verlaten. jZoo gij verlangen mocht my, op welk uur dan ook, te zien, zal ik in het hotel en ter uwer beschik king wezen." De Hertogin buigt slechts het hoofd. Zij is ten zeerste verplicht voor dit uit stel, thans zal zij tijd hebben haar plan nen te wijzigen, en veranderen wil zij hen. Later, zal zij hem zien, zal zij zich op zjjne edelmoedigheid verlaten zij ge voelt zich overtuigd dat bij geen mis bruik maken zal van eene oogenblikke- lijke dwaasheid harerzijds, om haar tot een stap te dwingen welke haar een levenslang berouw zoude geven. Dit is de gedachte welke onbestemd in haar geest oprijst; het opium over- heerschl nog steeds in haar brein en maakt haar ongeschikt om met geest kracht te denken of te handelen. In dien tus9chentijd is de Hertog 1 au buiten teruggekeerd. Hee! den dag werd hij benauwd door de gedachte aan Viva's bleek en droevig gelaat; zjjn geweten kwelde hem, het verlangen om vergeving te vragen voor het onrecht wat hij haar aandeed dringt in zijn hart. Hij her innert zich hare teedere, liefhebbende handelwijze jegens hem in de eerste maarden van haar huweljjk, hare innige gehechtheid aan hem, hare ongekun stelde, kinderlijke wijze van deze te be- loonen. Hij kan niet nalaten hare be schaving met de ruwe schaamteloosheid zijner nieuwe minnares te vergelijken, hij is gereed de Natuur te beschuldigen dat zij hem begiftigde met een zucht naar afwisseling en opwinding. Hij is niet oprecht genoeg om zich te bekennen dat hij aan zijn hartstochten toegaf en ze koesterde; het is zoo veel gemakke lijker verontschuldiging te vinden dan om eenvoudig en nederig te bekennen dat wij gezondigd hebben. Heel dien dag veizacht zijn hart jegens zijne vrouw, juist als het hare zich tegen hem verhardt. Hij zegt zich niet dat hij Mademoiselle op zal geven, zelfs ziet hij daarvan de noodzakelijkheid niet in, maar hij zal teederder, vriendelijker voor Viva wezen, haar meer belangstelling in haar geluk toonen. By zijne terugkomst gaat hij recht streeks nüar haar boudoir, zyn gelaat tot glimlachen gereed, en terwijl reeds vriendelijke woorden naar zijn lippen zweven. Zjj is daar niet, maar zijn oogen vallen op den eenzamen kandelaar, welke op hare schrijftafel brandt en een daarbij geplaatsten brief verlicht. Hij nadere en ziet dat hy aan hem gericht is. Een pijulyk voorgevoel sluipt in zijn hart, de handen beven hem letterlyk als hij hem openscheurt. Als hij den zin begrijpt, breekt een koud zweet bij hem uitdit is vergelding met wraak er bij! Voor hem kon nieta zoo vree-eljjk wezen als een schandaal dat zijn huiselijke zaken der wereld zou den aangeboden worden als een bonne bouche voor hare spotternij, haar lachlust, hare liefde tot schandalen, is de treese- lijkste straf die hem kan overkomen. Hij werpt zich in een stoel om na te denken. Waar is zjj? Is er nog tijd haar terug ie voeren? Hij zal elk middel gebruiker, om dat te bewerkstelligen zelfs geweld zoo dat zyn moet. Hij staat op en begeeft zich naar haar vertrekken; alle9 is in volmaakte orde, maar zij bevindt zich daar niet. Hjj kijkt, als een vervlogen hoop in elke kamer waar het mogelijk kan wezen dat zij is, daarna begeeft hij zich naar den portier. Mevrouw de Hertogin en haie kame nier gingen drie kwartier geleden te voet uit: Mademoiselle Désirée droeg eene zwarte tasch zoo vertelde hem de man De hertog keert haastig naar zijne kamer terug en schrijft eene verontschuldiging voor zijne afwezigheid en die der Her togin op het Keizerlijke feest, onder voor- I weudsel eener plotselinge en ernstige on-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1