NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND Kinderen en scholen. No. '17. Woensdag 26 Februari 1896. Vijf-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. AMEBSFOOBTSCIE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 iiiAKiiden f 1.Franco per post door het geheele "Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag:. Uitgever G. .T. SLOTHOUWER. Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechte driemaal berekend Droote letters en vignetten naar plaatsruimte. In De Gids van deze maand waagt mej. Ida Tleyermans een aanval tegen de bestaande onder wijsmethoden en verdedigt zij de stelling, dat ons volksonderwijs hervorming eischt. Onder de vragen des tijds staat het onder wijs vooraan, als zijnde de be langrijkste zaak voor het heden en de toekomst; geen wonder dan dat de onderwijs-literatuur zich uitbreidt en dat met belangstelling kennis zal genomen worden van een opstel dat zulke gezonde denkbeelden en opmerkingen ten beste geeft over ons onderwijs. Het is wel de moeite waard door een korte bespreking er de aan dacht op te vestigen. De kern -"c.r. haar-betoog is, dat ons onder wijs wel allerlei producten geeft, doch slechts bij uitzondering den kende wezens vormt. Men komt tot dit besluit, wanneer men ziet ïdat de massa den leider volgt zonder zich rekenschap te geven van het waarom, dat uit niet be grijpen hier de socialist gestee- nigd wordt, daar de jood, ginds de liberaal, elders de geloovige". Dat komt omdat wij scholen gekregen hebben, wier wacht woord en leuze kennis is, terwijl toch de taak der school vóór alles is, het denkvermogen van den leerling te ontwikkelen, waardoor tallooze vooroordeelen worden weg genomen die nu den vooruitgang en den bloei van den staat be lemmeren. Wat kan gedaan wor den om het leeren denken aan te moedigen Daartoe moet aller eerst het stelsel der veelweterij worden verlaten. Wat baat het of het kind de doode taalregels uit het hoofd kan opdreunen als het geen begrip van taal heeft en zijn gedachteu niet behoorlijk weet uit te drukken, of het al goocheltoeren verichten kan met ontzaglijke getallen, allerlei spits vondigheden en haarkloverijen kent, feiten en jaartallen bij me nigte heeft geleerd, wanneer zijn denkvermogen niet ontwikkeld werd en hij van de wereld ron dom hem niets begrijpt, omdat hij haar nooit leerde waarnemen Hebben de leerlingen eenige jaren de school verlaten, dan kunt ge opmerken dat vervlogen is als kaf voor den wind, wat ten koste van zooveel moeite, tijd en geld geleerd en ingepompt werd Hoe veel meer nut zou het kind van zijn schooljaren meenemen in het leven, wanneer het denken, oor- deelen, en waarnemen geloerd had. Het doel der school, gelijk dat van alle opvoeding, is toch zelfstandige menschen te vormen, die op eigen beenen moeten maar dan ook kunnen staan. Daarom moet de school dienen om de menschen te helpen eigen kracht en aanleg te gebruiken. Verder moet er samenwerking zijn tusschen lager- en middelbaar onderwijs, omdat in hetzelfde huis timmerman en metselaar niet on afhankelijk van elkander werken kunnen. Voor een toelatings examen wordt een zekere mate van elementaire kennis vereischt, maar er worde niet hoofdzakelijk naar feiten en nog eeni? feiten gevraagd doch ook een onderzoek ingesteld naar de denkkracht van het kind, waardoor het hem mo gelijk kan zijn de cursus te vol gen. En de onderwijzers dienen bij hun onderwijs te bedenken, dat de leeraars niet een bekrom pen, drillend onderwijs verlangen, een africhten en pasklaar maken. Werd dat bedacht, er zouden niet zooveel leerlingen mislukken. Wil de school aan haar doel beantwoorden, dan zal de staat slechts die personen tot onderwij zer aan moeten stellen, van wie te voorzien is dat zij de weten schap verstaan van een kind een denkend wezen te makenen de staat is niet altijd even kieskeurig in het kiezen van zijn opvoeders der jeugd. Onderwijs is iets, dat men met lust en ijver geven moet, waar voor men roeping hebben moet. Het wordt echter beschouwd als een baantje waar mee men geld verdienen kan. Men meent wel, dat onderwijzen iets is dat een ieder leeren kan, dat wie op elk ander gebied mislukt of onge schikt blijkt, altijd nog wel school meester worden kanals men alleen maar de vereischte examen kennis op kan doen. Zoo wordt het onderwijs beschouwd als de grootste ruif, waaruit de meeste paarden eten kunnen. De schrijfster wenscht, dat de vorming en aanstelling der onder wijzers aan strengere contró'e worden onderworpendat de examens voor den onderwijzers rang herzien worden en meer daarbij op bekwaamheid tot. op voeden gelet wordedat niet j>de eerste de beste veelweter of ge drilde onbeschaafde als onderwij zer der jeugd toegelaten worde, noch de zoetsappige kindervriend, maar hij die onbekrompenheid van opvatting aan een gewenschte mate van beschaving paart. »De onbeschaafden, de bekrompenen van blik moesten onvoorwaardelijk afgewezen worden." Dat dit] laatste nog niet geschiedt, zegt schrijfster, wordt zeer stellig be wezen door sommige uitingen der onderwijzers zeiven in hun bladen en vergaderingen Er is een partij bij de onderwijzers, die overal zeer luide de afschaffing der hoof den predikt. Nu is het mogelijk dat sommigen dier hoofden hun plicht niet of slecht doen. Doch te verlangen, dat er in de school geen centraal gezag zij, geen alles overziend oog, is een eisch, die alleen voort kan komen uit dom heid. Al zijn de matrozen en de stuurlui nog zoo goedop het schip hoort een kapitein; al zijn de redacteuren van een courant nog zoo bekwaamaan een blad hoort éen, die het geheel overziet al zijn de onderwijzers eener school nog zulke eminente lieden aan een school hoort een hoofd, dat waakt voor de belangen van het geheel, dat voor aansluiting zorgt, zoodat de ontwikkelingsgang van het kind van klasse tot klasse geleidelijk in zijn werk gaat, zon der horten of stooten, zonder ga pingen." Of een achttienjarig jongeling reeds geschikt is voor onderwijzer wordt door schrijfster met grond betwijfeld. Het jonge meisje en de jonge man moesten een paar jaren iemand naast zich hebber in de klas, een ouderen collega bijv. Door anderen te hooren les geven komt men tot inzicht van eigen fouten, ziende de deugden of gebreken van d'e anderen. De onderwijzer, die te oud is, zal evenmin voor zijn taak bere kend zijn. Er is een ouderdom, die steeds jmig blijft, omdat het hart jong is, maar dat zijn uit zonderingen. Het is dus de vraag, of de wet terecht aanneemt, dat iemand tot zijn 65e jaar geschikt is onderwijs te geven. Op de vorming der onderwij zers legt de schrijfster zooveel gewicht, vooral omdat, als de on derwijzers veranderen, het onder wijs van zelf verandert. In welk opzicht het onderwijs verandering noodig heeft? De zelfwerkzaamheid, de groote opvoedster: de ondervinding is nog niet de school binnen geleid. En niet de wet, waarbij de ver schillende vakken worden opge somd, verhindert het onderwijs naar behooren in te richten. Zij laat toe, dat men al die leervak ken, lezen, schrijven, rekenen enz. elk beschouwt als middel niet als doel, en bij elk vraagt waarom het op de rooster staat. En wan neer dan het kind het door hem zelf gedachte en waargenomene in eigen taal kan weergevenwan neer het besef heeft van den af stand, die er ligt tusschen een spinnewiel bijv. en een machinale weverijwanneer het later maat schappelijke rechten weet te be- oordeelen en maatschappelijke plichten weet waar te nemen wanneer het begrijpt, waarom er in Utrecht geen schepen gebouwd worden, in Amsterdam geen ka beljauw tot stokvisch gedroogd wordtindien het zijn bloempotje varens in de schaduw zet, en een meikever niet meer aan een draadje bindtindien het op straat geen afschuwelijke liedjes meer uitbuldert, enz.dan zal dat al les een bewijs zijn, dat het met vrucht onderwijs heeft ontvangen in schrijven, geschiedenis, aard rijkskunde, natuurkunde, zang Feuilleton. 26) Hij is riet iemand die in staat is lot relfverloochening geen dier heldhaftige zielen die alles kunnen geven zonder iets in ruil te vragen. En om te steiven, als een hond neergeschoten te woiden voor eene vrouw die hem nooit eene minste liefdegur.st heeft toegestaan, die hem slechts verlangt te verlaten, die om zijnentwille ook zelfs geen ademtocht op haar goeden naam wil werpen dat schijnt hem een te hard lot toe om hetzelve te dragen. Hij had niet gewild dal zij een woord van liet tweegevecht welen zoude; hij was van plan geweest elke voorzorg te nemen om te voorkomen dat zij het zoude kunnen vermoeden; maar nu tot het uiterste gedreven door hare onver schilligheid, wenscht hij haar niet langer te sparen. «Ik twijfel niet of gjj zult morgen vrij zijn," antwoordt hij op kouden toon: «Ik denk niet dat ik u ooit weder in deze wereld tot last zal zjjn." Zij werpt hem een verschrikten blik toe; eene ingeving zijner meening maakt zich van haar meester. «Waarom zegt gij datWat I edoelt gij «De Hertog is hier geweest." Haar gelaat is door schrik verbleekt. «De Hertog I En weel hij 1" «Hij weet niet dat gjj hier zijl." Een lange klacht ontsnapt haar; zij verbergt hel gelaat in de handen. «Maar hij vermoedt dat ik mij met u bevindt! Hij heelt u uitgedaagd!" «Ja," antwoordt Alsager op lagen toon, zonder lot haar op te durven zien. «En gij durfdet hem te later, geloo ven I O, mijn God 1 wat zal ik doen wat zal er van mij worden!" en zij staat op en wandelt met haastige schreden op en neder, haar hoofd tus schen de twee handen houdenden. Daarna werpt zij zich op eene sofa en begint te snikken. Alsager is ontsteld. Hij zoude alles ter wereld willen geven om zijn woor den ie herroepen, maar het is te laat. «O! wat heb ik gedaan I wat heb ik gedaan!" roept zij bijna buiten zichzelve van smart en angst: «Ik ben onschuldig ik heb geen kwaad bedreven, en tocli zal ik gebrandmerkt worden als moor denares en erger nog. En dat is uwe schuld I" roept zjj uit. Alsager is diep gekrenkt. «Dat is de rechtvaardigheid eener vrouw," geeft hij bitter ten antwoord: »lk vond u gebroken van harte, ellendig, gij gevoeldet u door allen verlaten, en ik ik die u gedurende een jaar harts tochtelijk en getrouw heb bemind zon der ooit op eenige wederliefde te dur ven hopen ik bood u mijn hart, mijn leven aan. Mij dunkt dal mijne oprecht heid althans bewezen is. Welnu, neem ze beide, mijn hart, mijn leven, laten zij u van mijne liefde overtuigen! Ik zal zoig dragen dal het der wereld niet mogelijk zal wezen te zeggen dat gij rriij uwe iiefde of eenige genegenheid hebt geschonken zij zal het woord gelooven van een man die den dood in het ge laat ziet. Vaarwel, mevrouw de Her togin Zij springt op en grijpt hem bij den arm. «Die ontmoeting mag geen plaats heb ben roept zij hartstochtelijk uit: »Hoort gij mij! Het mag riiet, het zal niet! Ziet gij dan niet in dat indien het gebeurt het voor aliijd mijn naam, mijn leven vernietigt? Indien de Hertog met u vecht, dan is het omdat hij mij schuldig geloofi." Wat kan Alsager zeggen. «Indien met hel had kunnen voorzien." prevelt hjj«zoude het mogeljjk zijn ge worden. Maar ik werd onverhoeds in hel nauw gebracht. Ik had geen oocen- blik om na te denken wal mij te doen stond. Toen het kaartje van den Hertog mij gebracht werd, veronderstelde ik dat hij wist »Dat hij wat wisi?" «Dat gij uw huis verlaten hadt om u bij mij te voegen." stamelt hij: »En en ware het niet door dien ongelukkigen tegenspoed, dan zouden wij thans met elkander op reis naar Italië geweest zijn." De Hertogin kreunt. Het is slechts al te waar. Zij blijft gedurende eenige oogenblikken zwijgen, haar brein tever geefs pijnigende om een uilweg uit dezen vreeselijken afgrond te vinden. «Maar nu," zegt zij thans, terwijl zij het hoofd opheft: »nu moet gij u naar hem toe begeven, of ik zal het doen in dien het niet anders kan, en hem zeg gen dat alles slechls dwaling is. O ik zal hem te voet vallen, mij voor hem vernederen, hem zelfs aanbieden weder naar huis teiug te keeren, hem nimmer een woord of verwijl toe te voegen over zijn misdrijf jegens mij. Achl daar is niets dat ik niet doen zal om deze af gr ijselijkheid te voorkomenl" «Het is te laat," antwoordt Alsager norsch «En daar! ij zoude hij u gelooven indien gjj moest bekennen dat gij ge durende zes uur hier onder hetzelfde dak met mij waart geweest?" «Hij moet mij gelooven!" antwoordt zij hooghartig. «Bedrieg uzelve niet," zegt Alsager: «Niets ter wereld kan onze ontmoeting verhinderen. De sekondanten van den Hertog bevonden zich bij mij toen gij mij liet roepenzij zijn nu bezig toebe reidselen met de mijnen te maken." De Hertogin ziet hem aan als een arm wild dier dat in een val gevangen is; hij gevoelt zich tot de ziel getroffen bij den aanblik alleen van haar rampzalig gelaat. Hoe gaarne zoude hij thans, in dien het mogelijk ware, hel werk van de laatste uren ongedaan maken I Maar hel is niet mogelijk. Voor hem is alles voorbij. Maar nog kan zij gered worden. En van af het oogenblik dat iiet zoo duidelijk is dat zij niets om hein geeft, waartoe dan eenige opoffering van haar te verwachten? 01 het lot heeft hard met hem gehandeld, hij gevoelt het, één dag, ééne week der liefde van deze vrouw aan wie hij zoo waanzinnig is gehecht, en hij zoude zijn leven zooder enkele klacht hebben opgegevenmaar thans, voor r.iets, volstrekt niets te steiven, terwijl het haar geen voordeel aan kan brengen, ja zelfs niet eens haar naam kan redden.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 5