NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
De afgod der Dames,
UTRECHT en GELDERLAND
DERTIG CENT
No. 29.
Woensdag 8 April 1896.
Vijf -en-lwintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Aan onze lezers.
A. CLIYME GUSTIER.
BINNENLAND.
F euilleton.
AMEBSFODBTSCHE CODRA
VOOR
abonnementsprijs:
per 3 H,«Kilden f 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Als tweede premie stellen wij voor
onze lezers verkrijgbaar:
DOOR
Mocht onze eerste premie een bui
tengewoon succes ten deel vallen,
zoodat wij zelfs niet aan alle aanvragen
konden voldoen, bovengenoemd werk
van den bekenden Amerikaanschen
humorist zal zeker niet minder in den
smaak vallen.
Ten einde voor teleurstelling te
worden gevrijwaard haaste men zich
daarom de in dit nummer voorko
mende bon, vergezeld van
aan ons bureau te doen bezorgen.
(Naar buiten met 10 cents verhoo
ging voor frankeerkosten.
DE UITGEVER.
In de maand Mei a. s. zal de ver
gadering worden gehouden tot vaststel
ling van een algemeen reglement van
den ïNederlandachen Boerenbond", waar
voor een ontwerp is opgemaakt door de
hh. L. Ridder d. v. d. Schueren, J. L
Pauwen, Th. Pruis, mr. A. baron van
Wijnbergen, B. J. Hulshof en Theod.
Peters.
Aan dat ontwerp is het volgende ont
leend
Art. 1. De Nederlandsche Boerenbond
heeft zijn zetel te Utrecht.
Art 2. De Ned. Boerenbond heeft ten
doel, door aaneensluiting van alle zelf
standige boerenvereenigingen de zedelijke
en stoffelijke belangen van den boeren
stand te behartigen, diens maatschap-
pelijken toestand te verbeteren en alzoo
werkzaam te zijn tot de vorming van
een kracbtigen, welvarenden boerenstand.
Art. 3. Dit doel tracht, de Bond te
bereiken
a. door het bestrijden van slechte ge
woonten en misbruiken, (als verkwisting,
drankmisbruik enz.) en door het bevor
deren der spaarzaamheid.
b. door liet streven naar eene recht
vaardige en doelmatige hervorming van
de wetgeving ten voordeele van den boe
renstand.
c. door het verbeteren van het land-
bouw-crediet (spaar- en voorschotkassen
enz.)
d. door het stichten van vereenigingen
in het belang van den landbouw, zooals
aan- en verkoopvereenigingen, verzeke
ringsfondsen enz.
e. door het verbreiden van voor den
boerenstand nuttige kennis.
f. door verzoening van strijdige belan
gen en door beslechting van geschillen.
g. Door het houden van vergaderingen.
Art. 4. De Nederlandsche boerenbond
is samengesteld uit Provinciale Boeren
bonden, elke Proviciale Bond nit afdee-
lingen.
Art. 5. De reglementen der Provinciale
Boerenbonden lehoeven de goedkeuring
van het Centraal bestuur, die dei af
deelingen de goedkeuring van het Pro
vinciaal bestuur.
De goedkeuring der provinciale en af-
deeling8reglementen wordt slechts dan
geweigerd, indien zij strijdig zijn met liet
algemeen reglement.
Art. 6. In elke gemeente kunnen eene
ol meeidere afdeelingen worden gevestigd.
Verschillende kleine aan elkander gren
zende gemeenten kunnen ééne afdeeling
vormen.
Art. 7. Niemand kan lid van den Bond
zijn, zonder tot eerie afdeeling te be
hooien en omgekeerd.
Art. 8. De aanneming van leden ge
schiedt door de afdeehngsbesturen be
houdens goedkeuring van de provinciale
besturen.
Art. 9. Om als lid eeuer afdeeling te
worden aangenomen wordt vereischt:
1. dat men tot eene der Christelijke
belijdenissen behoore.
2. dat men grondeigenaar of pachter
of vruchtgebruiker of beheerder van gron
den zij, of het landbouwbedrijf uitoefene
3. dat men meerderjarig zij.
Mindeijarigen kunnen, zoodra zij den
leeftijd van achttien jaren bereikt heb
ben, tot leden worden aangenomen, doch
missen de uitoefening van het stemrecht
tot hunne meerderjaiigheid.
Art. 12. Aan het hoofd van den Bond
staat een centraal bestuur, samengesteld
uit het dageljjksch bestuur, de voorzit
ters van de provinciale besturen, nis
mede uit afgevaardigden uit iedere provin
cie, waar een provinciaal bestuur ge
vestigd is.
Het aantal dezer afgevaardigden en
de wijze hunner verkiezing wordt bij
huishoudelijk reglement geregeld.
Het centraal bestuur kiest uit of buiten
zijn leden een voorzitter, onder-voorzitter,
algem.eenen secretaris en algemeenen
penningmeester, die het dagel. bestuur
van den bond uitmaken.
Art. 13. De provinciale besturen zijn
samengesteld qit de voorzitters der afdee
lingen. leder provinciaal bestuur kiest
uit zijn midden een voorzitter, onder
voorzitter, secretaris en penningmeester.
Art. 14. De afdeehngsbesturen zijn
samengesteld uit minstens één voorzitter,
secretaris en penningmeester, uit en door
de leden gekozen of herkozen.
Art. 15. De leiding van den ganschen
Bond berust bij het centraal bestuur.
De voorzitter van het centraal bestuur
vertegenwoordigt den Bond in en buiten
rechten.
De voorzitter zal, volgens art. 19, min
stens éénmaal 's jaars, in de maand Maart
eene bondsvergadering uitschrijven, als
mede binnen ééne maand, nadat zulks
door drie Provinciale besturen aan den
voorzitter schriftelijk zal zijn verzocht.
Iedere afdeeling zendt, volgens art. 20
een stemgerechtigd afgevaardigde ter ver
gadering. Telt eene afdeeling meer dan
vijftig leden, zoo zendt zij voor iedere
vijftig leden of begonnen vijftigtal leden
een afgevaardigde meer.
Ieder bondslid betaalt, volgens art. 23,
jaarl(jks een contributie van 50 ets., en
ontvangt, volgens art. 24, kosteloos het
door den bond uit te geven Maandblad
De gepens. luitenant-kolonel G. B.
Hooijer geeft in de N. R. Ct. de volgende
schets van Toekoe Oemar:
Toekoe Oemar is een vijf-en-dertig-
jarig man met voor een Atjeher bijzon
der beschaafde manieren, heel lang en
slank van postuur en heel mager door
liet veelvuldig gebruik van opium.
Hij heeft het echte Atjehsche type.
Een laag vierkant voorhoofd; zwarte
wenkbiauwen als met één rechte streep
getrokken, diep daaronder schuilgaande
oogen, al staan zij meestal dof door de
werking van het heulsap; een rechte
Deus in het verlengde van het voorhoofd-
vlak, met eenigszins omgebogen punt en
breede neusvleugels; een krachtig ge-
teekende mond met wat omgekrulde lip
pen dicht onder den neus; een ronde
kin, teeken van wilskrachtbreede kaken
zonder baard of snor, met scherpe, uit
staande jukbeenderen; ziedaar zijn portret.
Een 'Atjehsch kopia, omwikkeld met
een gekleurder doek; een hoofdofficiers-
jas zonder sterren of schouderpassanten,
waaronder een kale om de heupen geslagen
te voorschijn komt; een zwarte officiers
broek zonder bies, en sandalen (trompa's)
aan de bloote voeten; ziedaar zijn toilet.
Een deftig, statig heer en rijk boven
dien. Sedert jaren en jaren handelt hij
in peper, soms ook in geweren en bij
uitzondering in menschen. Zoodra de
peperhandel gevaar liep door het sluiten
der uitvoerhavens, toonde hij zich willig
tot onderwerping aan ons gezag.
Ter wille van den handel in oorlogs
materiaal maakte hij tijdens de Nisero
quaestie een allergeschikst plannetje. Hij
zou zich als onze onderhandelaar door
de sArend" een kustvaartuig zonder
militaire bemanning, naar de Westkust
laten voeren; en dan zou hij wel gele
genheid vinden, het af te loopen. Maar
toen er kort voor zijn vertrek iets tus-
schenbeide kwam, zoodat hij door het
oorlogschip »Benkoelen" moest worden
overgebracht, viel dat plannetje in
duigen; want de «Benkoelen" was hem
te machtig.
Had men hem daarop nu maar niet
wat ruw behandeld, toen hij bij vergis
sing aan de windzijde het dek bevuilde,
iets, dat op een kraakzindelijk oorlogs
schip een doodzonde is; en hadden de
inlandsche matrozen, die hem naar land
roeiden, nu maar geen geweren bij zich
gehad. dar. zou hij wellicht geen gebruik
hebben gemaakt van de scherpe rand-
jongs, waarvan hij en passant zijn twee
en dertig volgelingen had voorzien maar
nu er geweren waren te krijgen voor
niet, mocht hij als goed Atjehsch bande
laar de kans niet laten glippen.
En wat betreft den menscbenhandel,
wel, daarvoor had hij zijn redenen.
Tijdens hij op den Hok Canton onder
handelde over verkoop van peper, stond
er nog een prijs op zijn hoofd, altoos
ter wille van die matroos of wat, die hij
den nek had laten afsnijden, omdat ze
die geweren niet gewillig genoeg afgaven.
Daarvan wist de kapitein Hanssen iets
en die kon het dus wel eens in zijn hoofd
krijgen, hem Toekoe Oemar in tq
rekenen.
t Was beter hem vóór te zijn, hem
gevangen te nemen en zijn schip te
plunderen.
Dat de roover 25,000 rijksdaalders
vroeg voor de uitlevering van mevrouw
Hanssen en den tweeden machinist, de
eenigen die nog in leven waren van alle
Europeanen, die met de Iiók Canton
hadden gewiegd op de blauwe zee, dat
lag voor de hand,
Toen generaal Demmeni de 1000 meter
breede strook liet openkappen, die onze
geconcentreerde linie dekken moest, be
sloot hij geen schadevergoeding voor het
vernielen van kampongs te betalen aan
de bevolking van die, waaruit geschoten
werd. Dat werd een middel voor de
Moslemin om gemakkelijk aan geld te
komen.
Zij eischten een deel van die schade
loosstelling en dreigden anders uit de
kampongrunden op ons te schieten en
daardooi de geheele schadevergoeding te
loor te doen gaan.
Op die wjjze had Toekoe Oemar een
schadepost gekregen in zijn boeken: want
in de VI Moekims, waardoor die strook
voor een gedeelte liep, had hij veel eigen
dom en veel macht wat op Atjeh zoo
wat hetzelfde beteekent.
Door der. verkoop der twee Europeanen
een mannetje en een vrouwtje
delgde hij dien schadepost met voordeel.
Die tactiek der Moslemin was een der
redenen, die Toekoe Oemar noopten tegen
hen uit te rukken, nadat hij zich rustig
in de VI Moekims had neergezet.
De bevolking van een der kampongs
vierde daar in 1893 een feest en liet er
lustig een Turkschen schommel draaien.
Dat wereldsch vermaak hinderde den
geestdrijvers. Zij stelden zich tussclien
den kampong en onzen post op, openden
liet vuur en lokten het onze uit, dat eenige
feestvierders verwondde en een eind
maakte aan de kermispret en het schom-
38)
»Nu, ik ben gereed voor thee of mid
dagmaal, of wel beidel" roept Otto uit.
»Kom dus medel"
»Wacht evenl" roept Riette. »Ik moet
wat vergeet-m\j-nieljes mede naar huis
nemen. Kijk eens, daar staat een lief
bosje een beetje lager."
Maar als zjj op de plaats zjjn gekomen,
is het voorwerp van Riette's verlangen
niet zoo gemakkelijk te bereiken als zij
zich verbeeldde. Otto beproeft eerst de
gewenschte bloemen machtig te worden,
door op den oever te gaan liggen en er
de armen naar uit te strekken, maar zij
zjjn op een voet afstands van zijn bereik.
De plaats, waar zjj groeien, ziet er be
paald »morsig" uit, zoo als Riette aan
merkt.
»Het is ODmogeljjkl" zegt hij, terwijl
hjj zich omwendt om het meisje in het
verlangend gelaat te zien.
»Ach 1" roept zij uit met een stem vol
teleurstelling.
Zonder zich eenige verdere moeite te
geven, staat hij op en maakt zich gereed,
om met haar naar huis te wandelen.
Riette gevoelt dat zulks volstrekt niet
minnaarachtig is, en gevoelt zich onte
vreden.
ilk veronderstel dat ik tot de volgende
week zal behooren te wachten," voert zij
koeltjes aan nik zal Charlie vragen ze
voor mjj te plukken."
Otto uit een toornigen uitroep, en zich
haastig omwendende, springt hij den
oever af tot over de enkels in den mod
der, rukt de bloemen met de wortels uit,
en bevindt zich een oogenblik daarna
weder met hoogen blos en bemoddeid
aan Riette's zijde.
ïO!" riep Riette, half verontrust, half
verheugd, uit.
»Ik hoop dat gij voldaan zijt," spreekt
Otto zeer stijf, en met afschuw naar zijn
bedorven palentlederen schoenen ziende.
»Het spijt mij van uw schoenen, maar
het was zeer goed, weet ge. Elke min
naar, die iets waard is, had hetzelfde
moeten doen."
ïGij wordt geheel en al vrouw," zegt
Otto op een toon, die weinig beteekent,
dat hij daarmede een compliment bedoelt.
ïlk heb altijd gedacht dat nog wel
eens te worden, indien ik lang genoeg
leefde," antwoordt Riette kalmpjes.
»Gij zijt een kleine wispelturige aap
herneemt hijmaar hoe het ook zij, zij
is onwaardeerbaar in gewicht gerezen in
zijn oogen op dezen bijzonderen Zondag
namiddag.
Daarop wandelden zij zeer vriendschap
pelijk naar het huis, waar de Rector en
Osylli met de thee op hen wachten, en
thans weergalmt de kamer van hun
vroolijk en jeugdig gelach.
HOOFDSTUK XV.
Afgemat en der wereld moede.
Lady Ryvendale was bijzonder tevreden
over de gebeurtenissen van den Zondag.
Zjj was er in geslaagd haar zwager mede
naar de kerk te nemen, zij had hem
voorgesteld aan Osylh Sartoris, die klaar
blijkelijk indruk op hem had gemaakt,
en was in de gelegenheid geweest het
woord op zijne plaats te zeggen, dat zij
reeds gedurende maanden van verlangen
gebrand had om uil te spreken.
En hij had het niet kwalijk genomen.
Toen zij elkander bij de lunchtafel terug
zageD, waren zijn manieren zelfs vrien
delijker, teederder dan gewoonlijk. Dit
scheen haar zoo gunstig toe, dat zij in
den middag een briefje naar de pastorie
zond, om Mr. Sartoris en zijn dochters
uit te noodigen, den volgenden dag bij
haar te komen eten, in de hoop van
Lord Ryvendale over te halen tot Dins
dag te blijven. Want als een regel strek
ten zyn bezoeken zich slechts van Vrij
dag of Zaterdag tot Maandag uit.
Lady Ryvendale was eene goede, vrien
delijke, zelfverloochenende vrouw. Maar
als de meesten van haar geslacht had zij
eene bijzondere neiging om de zaken
slechts van een kant te beschouwen, en
volslagen te weigeren, ze van eene andere
zijde in te zien.
Recht was recht, en kwaad, kwaad
daarom konden er geen verzachtende
omstandigheden zijn orn eene dwaling
minder strafwaardig te maken; en kwam
het haar onrechtvaardig voor dat hel
recht zoude afwijken van haar voorge
schreven baan, om af te dwalen op de
zoete, beschermende paden der mensch-
lievendheid.
Zij had zich een doeleind gesteld, en
ging er beslist op af. Het was om Lord
Ryvendale van Viva te scheiden. Zij kon
teerhartig en liefderijk voor vele zonden
en zondaars wezen. Alsager's misdaad
was bijna onvergefelijk in haar oogen,
en ook hij kon er van worden terugge
bracht; maar wat Viva betrof, waren
Byron's woorden even waar bij Gertrude
Ryvendale, als zij dat bij alle goede vrou
wen zijn:
>En elke zonde vindt een traan,
iBehalve dwaling eener zuster."
Zij heeft geheel vergeten dat de Viva
van voortaan een teeder, gevoelig, geeste
lijk ontwikkeld meisje was zij herinnert
zich harer slechts om haar te rangschik
ken onder de laagste en meest verwor
pene harer sekse. Zij blijft niet stilstaan
om te bedenken, dat een lief, onvervormd
meisje als Osytli, geenszins eene vrouw
zoude zijn, berekend om invloed uit te
oefenen op, en de liefde te behouden
van een man als Alsager, wiens geheele
leven werd doorgebracht in maatschap
pelijke kringen, en in het nasporen van
genot, hoezeer zij hem ook op het eerste
oog zou kunnen aantrekken.
Gertrude verwacht een wonder. De
verloren zoon zal in eens van zijn dwaal
wegen terugkeeren, om het stof der
zonde van zijn voeten af te schudden en
zich terstond in een geheel nieuw leven
neer te zetteo, dat hij nimmer meer zal
wenschen vaarwel te zeggen. Hij zal
zijne vrouw aanbidden, en met den tijd
zijn kinderen; hij gaat schitterende en
opwekkende vermaken verwisselen voor
rustige en betamelijke genoegensal zijn
oude gewoonten, gebruiken, wijzen van