ÜIIUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht
No. 38.
Zaterdag 9 Mei 1896.
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Tocht naar Nova-Zembla.
Plaatselijke berichten
F euilletoii.
;v
Amersfoortsche Courant
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.Franco per po9t door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T. SLOTHOUWER. Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
ÏO MEI 1506.
Morgen is het 300 jaar geleden
dat de derde der «tochten om de
Noord" werd aangevangen, welke ein
digde met de bekende overwintering
op Nova-Zembla.
Lang voordat Houtman, uitgezon
den door de «Compagnie van Verre,"
zijn eerste reis deed naar Indië, waren
de geleerden op het denkbeeld geko
men, dat er door het Noorden een
kortere weg naar Japan, China en
Indië moest zijn. Het zoeken van die
doorvaart was het doel van de «toch
ten om de Noord," waarmee de En-
gelschen begonnen waren, en waartoe
de ondernemingsgeest ook de Hol
landers dreef. Maar vooral wenschten
dezen een veiliger weg dan om de
Kaap, waar de handel door de Span
jaarden belemmerd werd. Bovendien
meende men dat de reis door de
koude streken voor de bemanning
gezonder zou zijn.
In 1594 werden 3 schepen uitge
zonden; dat van Willem Barends
kwam tot aan de rivier de Oby. 2
Juli 1595 aanvaardden zeven schepen
den tweeden tocht en ditmaal ging
Heemskerk als opperkoopman mee,
die wel thuis had kunnen blijven,
want de onderneming mislukte door
allerlei onheilen.
De Staten gaven nu den moed op,
terwijl zij te voren, zooals een oud
schrijver zegt, «ijverende waren om
't rechte- christen gheloove in die
onbekende landen (niet als de Spaen-
giaerden met gheweldt van wapenen,
maar met christelijke middelen ende
trouwe handelinghe) te planten en te
verbreijden ende haar zeevaert, vis-
scherijen ende koophandel te ver-
meerdern enz."
Gaarne geloovende aan de edele
bedoelingen der heeren Staten in
't belang dier heidenen, meenen wij
toch dat de belangen van zeevaart
en handel hier nummer één waren.
Om de ontdekkingslust gaande te
houden werd voor den gelukkigen
vinder der doorvaart een prijs van
25 duizend gulden uitgeloofd.
De derde tocht ging van Amsterdam
uit 10 Mei 1596, vooral op aandrin
gen en door hulp van den predikant
Petrus Plancius. Het plan was, de
straat Waygat rechts latende liggen,
een doorvaart te zoeken westwaarts
van Nova-Zembla, maar het schip
van de Rijp werd door storm op de
kust van Rusland geworpen, en dat
van Heemskerk en Barends werd
ingesloten in het ijs (1 Sept.), zoodat
de bemanning op Nova-Zembla moest
overwinteren, en na allerlei gevaren
en ellenden te hebben doorstaan
eerst 29 Oct. 1597 in het vaderland
terugkwam. Uitvoerig en vooral roe
rend kunt ge bij Tollens een be
schrijving van dat alles lezen, waarna
ge u echter die mannen niet moet
voorstellen als in tranen badende,
terneergeslagen en ontmoetigd door
gevaren en tegenspoed. Neen, het
waren kerels die het hoofd omhoog
hielden, want zij hadden altijd nog
wat om op te vertrouwen, zoo slecht
konden de kansen niet staan. Ze
konden heel veel doorslaan en hadden
ook veel te doorstaan.
Nog vele Noordpool-expedities zijn
gevolgd, maar een doorvaart is niet
gevonden en men bepaalde zich voor
namelijk tot wetenschappelijke onder
zoekingen de moed en volharding
zijn niet geweken. Maar de mannen
van de 16e en 17e eeuw kunnen er
een lesje in geven, die zeelieden ge
hard in stormen, onverschrokken in
duizenderlei gevaren, ervaren en kloek,
hardnekkig, taai en volhardend. Taai
en volhardend, een oud-Hollandsche
karaktertrek, diepgeworteld in onzen
landaard. Onder de Nederlandsche
wapens is het Zeeuwsche een der
sprekendsteeen leeuw worstelende
met de baren, met de zinspreuk
«luctor et emergo," ik worstel en
blijf boven. De aanhoudende worste
ling met de baren maakte den Hol
landsehen Janmaat tot den kloeksten
en ervarendsten zeerob, kweekte een
reeks van mannelijke deugden, die
Holland hebben groot gemaakt, en
hebben verheven tot een der mach
tigste en bloeiendste staten van
Europa. Het luctor et emergo is niet
alleen de kernachtige zinspreuk voor
de worsteling tegen den oceaan, maar
ook van de niet minder geduchte
worsteling tegen de Spaansche heer
schappij, tegen Fransclie veroverings
zucht en Engelschen naijver. Het is
het devies hoven onze geschiedenis
der 16e en 17e eeuw, die één ge
duchte worsteling was, waaruit de
Vereenigde gewesten glorierijk te
voorschijn kwamen.
Terwijl Heemskerk en Barends op
Nova-Zembla tegen de koude kampten,
zocht Maurits de hitte van den strijd,
om den Nassauschen Lauwerenkrans
te vlechten om Holland-s-banier. En
ons komen voor den geest de schitte
rende triomfen door de Oranjes, de de
Ruyters, de Tromps en door zooveel
anderen behaald, en wij hooren de
echo's schallen van de oude krijgs
zangen, de schoone vrijheidsliederen
en boven alles het aloude Wilhelmus,
dat weerklonk van Java's stranden
tot in de ijsvlakten van het hooge
Noorden. En wij denken aan de
grootsche ondernemingen, aan de
toenemende welvaart, en wij door
wandelen in onze verbeelding de
beeldengalerij van groote mannen,
kunstenaars en geleerden, die lauwe
ren vergaderden tot den kroon voor
Hollands maagd. En levendig wordt
in ons iets van dien nationalen trots
dien toen ieder burger gevoelde in
zijnen boezem, toen Nederland tot
het toppunt van zijn grootheid ge
stegen, «een provincie van kooplieden,
dertig jaren te voren, in twee maan
den bijna geheel veroverd, meer kon
dan de vorsten van Spanje, Napels,
Vlaanderen, Peru en Mexico." Zoo
riep Voltaire vol verbazing uit, toen
het kleine Nederland aan een uitge
lezen leger van tachtig duizend man
en de vereenigde scheepsmacht van
twee mogendheden het hoofd bood.
De ondergang scheen zekerhet volk
was redeloos, de regeering radeloos
en het land reddeloos; de burgers
zijn verdeeld en reeds nadert de vijand
tot het hart des lands, ongelukkig
vaderland Maar de moed ontwaakte,
de oude ijver herleefde, de grootste
offers werden gebracht op het altaar
van het vaderland, en luisterrijk was
de uitkomst van een strijd, tot ver
nietiging van ons bestaan met de
uiterste woéde en verpletterende
overmacht aangebonden. De Holland-
sche leeuw stak fier den kop uit de
grimmige baren, lier de manen schud
dend, vertoonende het beeld van het
machtige Nederland. Machtig alleen
dan, wanneer er eendracht was,
krachtig door eenheid en door het
hooghouden der deugdentrits, waar
van Hollands driekleur het symbool
is. In vaderlandstrouw en in vroom
heid en moed lag het geheim van
Neerlands grootheid, en ligt het nog.
Het is wel eens goed de roemrijke
dagen van voorheen te gedenken,
niet om op den ouden roem te teren,
maar om geprikkeld te worden tot
navolging, tot handhaving van de
oud-Hollandsche deugden.
De koning van Spanje kon den
handel op Portugal verbieden en den
weg naar de Oost versperren, hij kon
niet beletten, dat er nieuwe handels
wegen gezocht werden, en de taai
volhardende ondernemingsgeest werd
des te meer aangevuurd, naarmate
de worsteling geduchter werd.
De jaarlijksche Algemeerie vergade
ring der ge westelijke vereen iging Utrecht»
van hel Nederlandsch Onderwijzers Ge
nootschap wordt dit jaar 13 Juni, des
voormiddags te half elf, Ie Amersfoort
gehouden. Na het behandelen der ge
wone huishoudelijke werkzaamheden
verslag van den toestand der vereeniging,
verslag van den penningmeester, verslag
van den secretaiis van het ondersteunings
fonds, behandeling van den beschrijvings
brief der Algemeene vergadering te
Leeuwarden wordt een rede gehouden
door dr. H. Blink, directeur der Hoogere
Burgen School te Nieuwer Amstel. Na
de pauze houdt de heer Th W. van der
Woude, van Amsterdam, een inleiding
over «Drankbesli ijdmg op de Lagere
school», en de heer P. A. Mulder, te
Utrecht, over «De vereenvoudigde spel
ling.»
Aan deze openbare vergadering gaat
een afzonderlijke bijeenkomst van het
gewestelijk bestuur en de afgevaardigden
der afdeelingen 's morgens om 9 uur,
vooraf, waann, de volgende punten be
handeld wotden: a. onderzoek van de
geloofsbrieven der afgevaardigden, b. re
kening en verantwoording van den pen
ningmeester, c. bet bepalen van tiid en
plaats voor de jaarlijksche vergadering
in 1897, d. het benoemen van geweste
lijke afgcvaaidigden ter Algemeen- verga
dering te Leeuwarden en e. het behande
len van vooistellen en vraagpunten betref
fende huishoudelijk en aangelegenheden
der gewestelijke vereeniging.
Schoon het seizoen voor concerten
en dei gelijken reeds eenigen tijd is verstre
ken meerien wij toch onze lezers een be
zoek aan het op a. s. Maandag door de
Geschwister Brackenhammer in Amicilia
te geven concert ten zeerste te moeten
aanraden.
Voor ons toch liggen een aantal recen-
siën uit buitenlandsche bladen, die als
om strijd de zang der beide zusters prij
zen, en waaruit levens blijkt dat Ft iiulein
Rosa en Hern Wilhelm uitnemende vir
tuozen zijn. Als ven uit velen laten wij
hieronder volgen wat de Berliner Reichs-
boten schrijft:
Drei Schwestern, die Fraulein Marie,
Johanna und Rosa Brackenhammer, (So-
pran, Alt u. Cello) gaben am Dienstag
gemeinsam lin Concert In der Singakade-
mie. Sie alle besitzen einen ausserordent-
lich sorgsam gepflegten Sinn für musika-
lisclie Reinheit, für Wohllaut des Tones
u. für edles Gefühl. Die beiden Sangerin-
nen bereiteten der recht zahlreichen
Hörerschaft durch ilire Vortiage, die so-
47)
>Ik geloof niet dat zulks iets bij Riette
zal uitmaken», glimlacht Osyth. «Mijn
beste Otto, hoe kunt gij zoo onzinnig
wezen 1 Zij is nog geheel een kind; ver
onderstelt gij, dat het mogelijk is dat
zjj ook maar een oogenblik verder denkt
dan aan het genoegen van het uur?»
«Ik weet het niet.» merkt Otto onte
vreden op, »een kind wordt vrouw op
het oogenblik, dat zij den man ziet, die
hare ziel inneemt. En zij behandelde
mjj nimmer zooals zij het Charlie van
middag doet.»
«Maar,» houdt Osyth vol, «wanneer
hebt gij Riette ooit die mooie woordjes
toegevoegd of haar eene opmerkzaamheid
betoond, zooals Mr. Egerton dat doet?»
«Wel, daar houd ik niet van», antwoordt
Otto onbekwaam om Osyth's laatste op
merking te beantwoorden. «Ik heb haar
altijd als mijn eigendom beschouwd, en
ik vind dat wjj zoo goed als verloofd zjjn.»
«En hoe dan met mij?» zegt Osyth
lachende, «wat is er van al uw geloften
en betuigingen jegens mij?»
«O!» roept Otto uit, terwijl hij snel
opziet, «gij weet wel dat gij mij niet
zoudt willen. Indien ik geloofde dat
daartoe de minste kans bestond, zoude
ik nimmer een tweede maal over Riette
of iemand anders denken.»
Hij steekt zijne hand naar haar uiten
zij drukt haar zacht en zusterlijk.
«Neen,» geeft zjj ten antwoord, «ik
zal nimmer trouwen.»
Er ontstaat eene stilte. Thans vraagt
Otto, terwijl hij haar scherp aanziet:
«Wat is er omtrent Ryvendale? Ik
zoude u ontzaggelijk gaarne Lady Ryven
dale zien, maar hij is uwer niet waardig.
Ik veronderstel dat gij weet,» (vei volgt
hij aarzelend) «voorzeker hebt gij alles
omtrent hem en de Hertogin vernomen.»
Osyth's gansciie gelaat en hals worden
overdekt door een diepen blos, hare hand
beeft zichtbaar.
«Ik bid u, Otto, zeg nimmer weder
iets van Lord Ryvendale in betrekking
tot mij. Ik gevoel veel leedwezen over
hem; hij is ongelukkig, zooals hij natuar-
lijk zijn moet; ik wilde dat ik iets kon
doen om hem te helpen dat», vervolgt
zij met ongewone geestkracht, «is het
eenige gevoel dat ik jegens hem kan
koesteren.»
«Maar,» houdt Otto vol, «indien hij
u lief kreeg; indien hij u de mogelijkheid
schonk hem te verbeteren, wat dan
Osyth?»
«Waartoe over zaken te spreken, die
geheel onmogelijk zijn?» geeft Osyth snel,
doch met neergeslagen oogen, ten an-
woord. «Ik koester geen ander gevoel
voor Lord Ryvendale, als leedwezen dat
een leven, hetwelk zoo edel had kunnen
zijn, zoo geheel verloren is.
En zij geloofd eerlijk, dat zij de waar
heid, de geheele waarheid spreekt.
«Hij is slechts vijf en dertig, juist in
zijn bloeitijd,» zegt Otto; maar Osyth is
bezig met kopjes en schotels in te pakken
en geeft hem geen antwoord.
Intusschen maken de jonge Egerton
en Riette een heerlijk zwerftochje. Hij
draagt veel zorg voor haar, beschermt
haar tegen braamstruiken, plukt wilde
rozen voor haar af, opent de hekken voor
haar en bewijst haar een duizendtal kleine
oplettendheden, waaraan zij geheel onge
woon is en die haar daarom des te heer
lijker zijn. Na eene lange wandeling
keeren zij naar de bouwvallen terug.
Riette krijgt een bloem in het oog, die
op een schijnbaar onbereikbaar gedeelte
var, tot puir. vergane steenen groeit.
«Hoe leelijk van haar om daar juist
te staau 1» spreekt zij, «waarom kan zij
niet onder mijn bereik groeien?»
«Zoudt gij haar gaarne hebben?» en
rn een oogenblik bevindt Charlie, die
even vlug en snel is als eene kat, zich
halverwege de puinboopen, terwijl Riette
hem smeekt naar beneden te komen,
erzekerende dat zij niets om de bloem
geeft en dat hij zijn hals zal breken.
Op dit oogenblik verschijnt Otto. Hij
overziet met één blik den toestand, en
zijn geest is van verontwaardiging vervuld.
Of het is om het gevaar van zijn vriend
of wel door de toevoeging van den laat-
sten droppel bij zijne ontevredenheid van
dien middag, weet ik niet. Maar hij
gaat tot vlak bij Riette, die met gevou
wen handen en angstige blikken staat
te kijken, en zegt met verhit gelaat en
eene zekere male van toorn in zijne stem
«Riette lgij zijt eene volmaaktecoquete!»
En waar hij dit woord uit, is zijne
bedoeling daarmede verre van die, welke
daaraan gegeven werd door Disraeli in.
Conigsby, en werd het evenmin gesproken
op een toon, berekend om de geringsOr
jota van vleierij uit te drukken.
«O, zij is eene coquettel een altijd
betooverend karakter. Eene coquette
is een wezentje, dat wenscht te behagen
Eene lieve persoonlijkheid! Helaas/ Co
quettes zijn slechts al te schaarsch.»
Dat is het, wal Disraeli schrijft;; maar
Otto zoude hebben willen zeggen«Eene
coquette is hel afschuwelijkste karakter
ter wereld,» (wanneer zij coquetleert
met iemand anders, wel te verstaan).
Op dit oogenblik glijdt Charlie uit,
Riete geeft een Hauwen kreet, Otto snelt
toe om hem op te vangen.
Charlie echter heeft zich weder opge
heven, grijpt de bloem en biedt haar
eene minuut later veelbeteekenend Riette
n. Haar oogen staan vol tranen, ver
oorzaakt door baar kortelings doorstanen
schrik.
Hij beantwoordt ze met een weispre
kenden blik.
Alles te zamen genomen is dit meer,
dan hij of eenig ander zou kunner, ver
dragen, denkt Otto. Heeft hij Riette
niét altijd bemind! Is bij niet van 'zijne
jetigd af haar onderworpen slaaf en aan
bidder geweest I Zal zij hem nu ontnomen
'worden, en dat door de hand van zijn
eigen, besten vriend of liever door
den adder, dien hij aan zijn boezem heeft
verwarmd I
HOOFDSTUK XVIII.
«O Heer, beboed ze voor
jalouzie
Twee of drie dergelijke d een brengen
Otto geheel uit zijne gewone, gelukkige
gemoedsstemming; hij begint den vroo-