nieuwe Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht, PREMIEROMAN. dertig Cent Officiëele Publicatie. No. 55. Woensdag 8 Juli 1896. Vijf-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. PAUL LINDAU F euilleton. Amersfoortsche Courant abonnementsprijs: Per 3 maanden f 1.Kranco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .1. SLOTHOUWER. Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal bsrekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Voor onze lezers is voor slechts aan ons bureau verkrijgbaar, den nieuwen boeienden GËILLUSTREERDEN roman van door bevoegde hand uit het Duitsch vertaald. Spoedige opgaaf is gewenscht. De Uitgever. Van de vorige premie „DOOR DE KRACHT DER LIEFDE" van Daniël Lesufurzijn mede nog enkele exempla ren disponibel. Men haaste zich aan te vragen. De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort brengen bij deze ter kennis ven de belanghebbenden, dat de commis sie bedoeld bij art. 15 der wet op de Schutterijen, van den 11. April 1827 (Staatsblad No. 17) tot het onderzoeken van en beslissen omtrent de redenen van vrijstelling en uitsluiting van den dienst bij de Schutterij, te dien einde zitting zal houden ten raadhuize dezer gemeente, op Zaterdagden 11. Juli aanstaande, 's namiddags ten halftwee. En dat zij die recht vermeenen te heb ben op vrijstelling of uitsluiting van den schutterlijken dienst, op plaats en tijd voorschreven, in persoon voor gemelde commissie moeten verschijnen, onder overlegging van de bescheiden waarop zij hunne aanspraak gronden voorzooveel het andere redenen betreft dan lichame lijke ongeschiktheid Amersfoort, den 4. Juli 1896. Buigemeester en Wethouders voornoemd De Burgemeester, GROENEBOOM Weth. lo. Br. De Secretaris, W. L. SCHELTUS. Een kort woord aan liet \cder- lundsclie volk, verspreid door den Nationalen Zuiderzee Bond. Wanneer een Hollander in het buitenland zijn nationaliteit aan vreem den bekend maakt, is het tien tegen een, wanneer de vreemdeling althans eenig idee heeft, waar Holland op de kaart ligt, dat de vraag gedaan wordt: Hoe maakt het uw kleine Koningin? ofIs het waar dat ge de Zuiderzee gaat droogmaken? Dit zijn de twee zaken, die tot de verbeelding van den vieemdeling spreken. Meestal gevoelt zich onze Hollander gestreeld met de belangstelling in zijne jonge Koningin betoond, maar tegelijkertijd laat de andere vraag hem koud, en hij be antwoordt ze met schouderophalen, of met de twijfelmoedige mededee- ling, dat het zijn tijd nog wel uit houden zal, voor men daaraan begint. Terwijl de nabuur groote schatten aan goud en bloed offert om tot zelis in de heetste luchtstreken een stuk grond te veroveren, dat later afzet aan zijn produkten moet verzekeren, en wij op den breedtegraad van Amsterdam een provincie voor het nemen hebben, die geen druppel bloeds en misschien zelfs geen geld behoeft te kosten, bestaat er in zake het Zuiderzee-vraagstuk in ons eigen land een groote onverschilligheid, of zoo men zich eenig oordeel over de zaken gevormd heeft, een zwaarmoedigheid, een wantrouwen in de uitvoerbaar heid en ongeloof aan het spoedig ter hand nemen van het groote werk, die de vraag doen stellen of er van het schimpwoord der «nation éteinte" toch wel iets aan zou zijn. En toch zijn er hoogstens twaalf generaties verloopen, sedert datzelfde kleine volk de wereld verbaasde door zijn zelfbewuste krachtsuiting in den worstelstrijd met het machtigste rijk van dien tijd; toch is de geschiedenis van dat volk een eeuw later een voorbeeld, hoe een staat niet groot, doch slechts gezond en harmonisch ontwikkeld behoeft te zijn, om een hooge plaats in de rij der natiën in te nemen, en is zelfs de geschiedenis der laatste 50 jaren een bewijs dat nog altijd de levenskracht van dat kleine volk niet is uitgeput. De verklaring der onverschilligheid waarmede de droogmaking der Zui derzee te kampen heeft, is te vinden in den nationalen karaktertrek, dien de vreemdeling met «flegma" bestem pelt, doch die in werkelijkheid ook zijn groote voordeelen heeftvoor zichtigheid en koellioofdiglieid. Ons volk laat zich niet lichtvaardig en gemakkelijk opwinden voor een grootsch idee, het heeft een ingeboren afkeer van reclame, en flegmatiek heet het hier. meer dan ergens elders: «Bezin eer gij begint." Wanneer men slaagt ons volk te overtuigen, niet met woordenpraal, maar met cijfers en gegevens, dan is tot nog toe, in heel zijn geschie denis, uit datzelfde volk een machtige drijfkracht geboren, die drong tot het ondernemen van groote werken, op ieder gebied, en zoo zal het gaan met de Zuiderzee. Om die overtuiging ingang te doen vinden en om de onverschilligheid te doen plaats maken voor belangstel ling, is de Nationale Zuiderzee Bond opgericht, en omdat het groote volks belang van de droogmaking voor scherpe bewijsvoering vatbaar is, zal die Bond zijn doel bereiken in heel wat korter tijd, dan de meesten dur ven hopen, indien die bewijsvoering gegeven wordt aan allen, op een wijze die het volk verstaat. Met lange tusschenpoozen is het denkbeeld, de Zuiderzee terug te winnen, opgekomen in de hoofden van enkele onzer landgenooten. Eerst in deze eeuw echter heeft men dat denkbeeld aan gerelde praktische on derzoekingen onderworpen. Van 1848 af hebben min of meer uitgewerkte plannen elkander opgevolgd. Gesteund door den reusachtigen vooruitgang der techniek in de laatste veertig jaren, haar voordeel doende met de verschillende plannen, die reeds ver schenen waren, heeft de in 1886 op gerichte Zuiderzee-Yereeniging het vraagstuk in studie kunnen nemen op een wijze, die vroeger ondoenlijk was. Zij heeft achtereenvolgens de verschillende stelsels, waarop de vroe gere plannen gebouwd waren, aan een nauwkeurig onderzoek onderwor pen en kwam tot de overtuiging dat ile voorafgaande afsluiting het meeste voordeel aanbood Te dien einde heeft zij den invloed der afsluiting op de waterkeering der provinciën, die bij het werk betrokken zijn, dienzelfden invloed op de waterloozing en de de waterverversching der provinciën langs de Zuiderzee, op de scheepvaart en op de visscherij op de Zuiderzee aan nauwkeurige berekeningen en beschouwingen getoetst en kwam ten slotte, na nuchter wikken en wegen van voor en nadeelen, tot een vast plan. Dit plan, in een aantal nota's ver vat, zoo uitgewerkt en met gegevens voorzien als nimmer te voren eenig plan behandeld werd, is door de Re geering gesteld in handen eerier Staatscommissie van 28 leden, be noemd bij Koninklijk Besluit van 8 September 1892. Die Staatscommissie bestaande uit 28 in ons land bekende deskundigen op elk gebied, heeft na een tweejarige studie een verslag uitge bracht aan H. M. de Koningin-Regen tes, waarbij in hooidzaak het plan der Zuiderzee-Vereeniging wordt ge volg, in onderdeelen verbeterd en waarbij als slot wordt geresumeerd: f". dat de vraag of een afsluiting en een droogmaking van de Zuider zee, op een wijze als door de Zuider zee- Vereeniging is voorgesteld in 's lands belang behoort te worden on dernomen, door de overgroote meer derheid der Commissie bevestigend wordt beantwoord, behoudens de wijzigingen in haar verslag aange geven 2°. dat het antwoord op de vraag op welke wijze dit werk tot uitvoering moet worden gebracht, volgens de meening van al de leden der staats commissie, behoort te luiden: «dooi den Staat, op den voet in dit verslag vermeld." Na dit advies komen nog steeds nieuwe plannen, zelfs aanvragen om concessiebetoogen sommigen dat de Zuiderzee op veel goedkooper wijze kan worden drooggelegd, dat de een heids prijzen, door de Staatscommis sie aangenomen, te hoog zijn gesteld alles te samen genomen bewijzen dat de plannen der Staatscommissie op zeer hechten grondslag zijn gevestigd. Toch blijven er, ook na dit advies, zooals altijd, nog twijfelaars, die zelfs door zulk een eenstemmig oordeel niet overtuigd zijn, juist zoo, als met ieder groot werk onveranderlijk bet geval was. Toen de eerste spoorweg gebouwd zou worden, toen de eerste telegraaflijn, de eerste telefoonlijn, de eerste stoomtram zou aangelegd wor den waren er steeds wankelmoedigen, die te goeder trouw overtuigd waren, dat die zaken tot niets zouden leiden, moesten mislukken, enz. Juist het zelfde doet zich natuurlijk nu ook weder voor, maar de overgroote meerderheid der natie zal koelhoofdig genoeg blijken, om zich door dit ge woon menschelijke verschijnsel niet van de wijs te laten brengen, en te erkennen, dat, waar een Staatscom missie als de onderhavige, eenparig adviseert, als het werk gemaakt wordt, hel te maken; ttdoor den »Staat, op den voet in dit verslag vermeld"nu het tijdperk van discussie gesloten is, en het werk met vertrouwen kan worden aangevangen, »door den Staat, op den voet in dit verslag nvermeld". Indien dat geschiedt, wat zal dan bereikt worden Dan zal na verloop van ongeveer 33 jaren een nieuwe 63) Als Viva den brief heeft geëindigd, maakt zich eene ijskoude smait van hare ziel meester; zij leest hem de eerste maal snel door, daarna eene tweede, derde keer langzaam, alsof zij zijn wreede woor den van buiten wilde leeren. Daarna legt zij hem stil op de tafel neder, en zit daar bewegingloos in den blinde voor zich uit te zien. Zij weet nauweljjks wat zij gevoelt: zij heeft alleen een nevel achtig bewustzjjn dat eene groote smart haar heeft getroffen; het is de foltering, welke de sterveling ondergaat, wanDeer alle hoop in zijn harte een plotseliogeD, gewelddadigen dood sterft. Heel den dag beweegt zjj zich werktuigelijk voort, tel kens opnieuw op lagen, bevenden toon, alsof zij tot iemand anders sprak, bij zichzelve zeggende: «Gij moet kalm zijn gij moet Diet weenen. Waarom zoudt gij ongelukkig zijnP Gij hebt dit alles sedert lang moeten verwachten.! Op den middag laat zij haar kind halen, en verzoekt de kindermeid het met haar alleen te laten. Het kleine jongste kraait van verrukking; hij speelt met de juwee- len, aan haar vingershij is onverstoor baar gelukkig en opgeruimd; hij gevoelt zich voor geen voorgevoel van schande bedrukt: hij heft zijn aardig kopje fier omhoog en schudt zijn gulden krullen; hij loopt over den grond, zich vast houdende aan de stoelen, en meester achtig grypt hij naar al, wat hjj begeert. Viva volgt hem met de oogen, maar daarin ligt niets van de fierheid, welke gelukkige moeders gevoelen. Zjj zegt tot zichzelve: «Arme kleine I gij hebt geen vader, en wanneer gij oud genoeg zult zjjn, zult gij uwe moeder verachten en haten.! Door kracht van wil behoudt zjj hare kalmte gedurende heel den middag en avond, totdat zjj alleen blijft voor den nacht. Dan leest zij nog eenmaal dien wreeden brief door, en zich in een stoel werpende, geeft zij lucht aan heel de bedwongen foltering van dien dag. Hiervoor dan is het dat zij hare ziel heeft verkocht I dit is haar straf I dit Gods wrake aan haarl Geheel haar ver leden komt tot haar terughet verleden, dat zij gedurende jaren vastberaden uit de gedachten heeft verbannen, zij denkt nog eeDmaal aan haar echtgenoot: ach, hoe gering achjjnt zijne ontiouw, ver geleken bjj Alsager's afval van haar Toenmaals had zij vrienden, rang, hulp middelen thans heeft zij slechts smart en schande tot gezelschap. Zjj herinnert zich dat zij, zonder Alsager, Dog in de wereld had kunnen leven, bemind, be wonderd, geacht; maar hij heeft haar van alles beroofd en is haar op zijne beurt moede. Er sluipt een afgrijselijk vermoeden in haar hart. Is er eene andere vrouw, die hij liefheeft' iemand, die hij gaarne meesteresse van Ryven- dale zoude zien? is hij onverschillig voor haar geworden, omdat eene andere hare plaats in zijne liefde ingenomen heeft? Bij dat denkbeeld staat haar harte stil. Gedurende den tijd dat Viva hare marteling doorstaat, vermaakt Lord Ryven- dale zich uitstekend en heeft elke ge dachte aan haar verbannen. Indien eene oogenblikkelijke vlaag van zelfverwijt hem aangrijpt, verdrijft hij haar snel door bjj zichzelven te zeggen«Zij heeft het haar zelve berokkendzij had moeten bedenken da/ het voor haar onmogelijk was, naar Ryvendale te gaan. Ik dacht dat zij meer j kieschheid bezat, dan om mij het verdrjet te doen van dat voor stel op te werpVn.! Bij zijne aankbmst in de stad is Alsa ger terstond gegaan naar het huis van eene zeer schoone vrouw, met welke hij kort geleden kenn'.a maakte. Hij heelt nog nimmer gemist zich aangenaam te maken in de oogen van eene vrouw, wier genegenheid hij wilde, en schoon deze levendige dame geheel verschillend van wat Viva was, en tienvoud meer nog van wat Osylh is, kan zijn wisselvallig hart alle verscheidenheden van het schoone geslacht op hunne beun bekoorlijk vin den, en in zijne tegenwoordige stemming is niemand meer geschikt om onaange name gedachten uit zijn hoofd te zetten dan Mevrouw Faiistar. Zjj is te huis en bewijst hem het voor recht van hem in haar boudoir te ont vangen. Het is eene zeer lieve kamer, niet een dier duistere, geheimzinnige, door rozen overschaduwde paradijzen, welke vrouwen altijd in romans aanbidden en niet zelden daarbuiten tevens. Me vrouw Fairster houdt evenveel van licht als een man dat doet, en haar fraai ge laat kan de vermetele stralen der zon met volmaakte gelijkmoedigheid verdra gen. Haar boudoir is even vroolijk als gezellig. Men wist dal zij gewoon was met een ondeugend lachje te zeggen: «Vrouwen komen hier bijna nooit bij dag; gij ziet er is geen plaatsje, waar zij met hun ruggen uit het licht kunt gaan zitten.! «Ik ben zoo verrukt dat gij ge' zijt,! zegt zjj, terwjjl zij Alsag WOODIG. en hem dien blik van verwelkomst gevende, die een man zoo onuitsprekelijk aangenaam is, wanneer hij komt bij eene schoone vrouw, welke hij bewon dert. «Ik heb u sedert dagen verwacht.! «Waarom heeft geene goede fee mij zulks verteld !i antwoord hij vroolijk. «Ik zoude slechts al te blijde geweest zijn om te komen. Eigenlijk was ik een weinig beschroomd, tot u te gaan, of schoon gij vriendelijk genoeg waart, mjj te zeggen dal ik mocht.! «Hebt gij dan- gemeend dat ik niet oprecht was?i vraagt Mevrouw Farstar Item eene bekoorlijke kleine oeillade toe wei pende. «Hoe kon ik hopen dal gij, omringd door zoo vele bewonderaars, u zelfs mijn beslaan zoudt herinneren?! antwoordt Alsager, volkomen bewust dat zijne schoone gastvrouw eene hofmakerij ver langt, en volkomen bereid baar tevreden te stellen. «O, wanneer ik een gioot zwak voor iemex Lopvat, vergeet ik hem nimmer,! sf lt/'le schoone onschuldig. De open- A Jiarcr taal is bij oogenblikken IClo kirjderlijk. kon ik wagen te denken "tk voor mij hadt opge- •r teeder. °vFrank zegt altijd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1