nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht
Tam
Een Franschman in
Holland in 1719.
No. 63.
Woensdag 5 Augustus 1896.
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BUITENLAND.
F euilleton.
Amarsföortsche Courant
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. ,T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Croote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In het jaar 1719 maakte Piere
Sartre, een jong Fransch geestelijke,
in gezelschap van een jongen architect
door de Zuidelijke Nederlanden een
reis naar Holland waar hij ongeveer
twee maanden doorbracht. Zijn reis
indrukken heeft hij na zijne terugkomst
opgeteekend, en dat verhaal werd
kort geleden in handschrift gevonden
en onlangs te Paiijs uitgegeven.
Deze onderhoudende reisbeschrij
ving behelst menige bijzonderheid
over zaken, waarvan wij Hollanders
der 19e eeuw ons geen begrip kunnen
makende reiziger had een geopend
oog voor wat hij waarnam, was een
scherp opmerker en aangenaam ver
teller en geelt vele juiste opmerkin
gen ten karakteristieke mededeehngen
over ons land en zijne bewoners.
Uit dat reisverhaal willen wij een
en ander meedeelen.
Met den postwagen vertrokken de
reizigers van Parijs en gingen voor
bij Valenciennes over de grenzen.
Bij het naderen van het grenskantoor
begonnen vooral enkele reizigsters
ongerust te worden over verboden
goederen.
Een capucijn bood aan wat kant
voor een der dames in zijn capuchon
te bergeneen andere dame borg
wat onder haar kleed, op gevaar af
van voor een gebochelde te worden
aangezien. Toen het gevreesde oogen-
blik daar was, verscheen een oud
ambtenaar, wiens mede-ambtenaren
dronken waren, het vluchtig onderzoek
was spoedig afgeloopen en voort ging
het over de grenzen over Bergen naar
Brussel.
«Laat ons nu beginnnen, zegt de
schrijver, een weinig van taal te ver
anderen, en wanneer wij nog niet
Vlaamsch kunnen spreken tenminste
leeren op zijn Vlaamsch te eten, te
drinken, te slapen. Bij elk bezoek
zullen wij 's morgens worden onthaald
op chocolade, en 's avonds op thee,
hierna volgt wijn. Dit herhaalt zich
bij eiken nieuwen gastheer. Weige
ren zou onbeleefd zijn, men moet
zich naar deze gebruiken leeren schik
ken. Vergeten wij dus, zoolang wij
met hen en in hun land zijn, Frank
rijk en zijn manier van reizen; leg
gen wij de kwade gewoonte van wa
ter drinken afdrinken wij 's morgens
bier en onversneden wijn onder den
maaltijdgewennen wij ons op kus
sens en veerenbedden te slapen, ge
lijk dat Vlaamsche gewoonte is."
Wij merken dat wij hier met een
beschaafd Franschman te doen hebben;
in onzen tijd ontmoeten wij wel reizi
gers, die zich niet zoo naar 's lands
zeden weten te schikken, de Engelsch-
man wil op zijn Engelsch, de Chinees
naar zijn wijze blijven voortleven, en
met minachting zien ze op de Hol-
landsche manieren, er niet om gevende
of ze in onze oogen onbeschoft
schijnen.
Van Brussel gingen zij per schuit
naar Antwerpen, waar zij zonder gids
uitgegaan verdwaald raakten en eerst
na veel omzwerven hun hotel terug
vonden. Het Fransch scheen daar toen
minder dan tegenwoordig gesproken
te worden, want op hun vragen aan
voorbijgangers kregen zij telkens ten
antwoordcanifestan, schrijft de
Franschman op den klank af voor:
ik kan u niet verstaan.
Nadat zij een pruik opgezet, de
hoed veranderd en zich verder onken
baar gemaakt hadden, gingen zij met
een wagen van Antwerpen naar de
Biesbosch. De verwondering van den
Franschman, als hij daar op den
dijk stond en Holland voor zich zag
liggen, kende geen grenzen.
«Ik zal trachten u eenig denkbeeld
te geven van het land waar wij zijn.
Het is zoo nieuw, dat geen vreemde
ling in staat is het goed weer te
geven.
Verbeeld u een provincie van on
geveer zeventig mijlen lang en breed
zonder berg of heuvel, alles weiland,
geen onvruchtbaar plekje, weinig
bosch, geen zandvlakten, koi torn een
provincie van enkel graslanden, door
sneden van kanalen en vaarten, alles
zoo netjes onderhouden, dat men
haar houden moet voor een grooten
tuin, waarvan dat nijvere volk elk
zich een gedeelte toegeëigend
heeft orn daarvoor als voor zijn tuin
nog meer bijzondere zorg ie dragen.
Het land is zoo waterrijk, dat men
maar met een stok in den grond
heeft te steken om water te hebben."
Van Dordrecht reisden zij naar
Rotterdam met een echt Hollandsche
huifkar zonder veeren. «Vreemde
lingen, zegt hij, komen zelden uit
dit voertuig zonder hoofdpijn; de
Hollanders zijn er aan gewend, andere
rijtuigen hebben zij niet, behalve, de
particuliere carossen, die toch nog
te wenschen overlaten. De Holland
sche wagen is licht en het paard
goed. Stappen kent men er niet, 't
is altijd in draf." Van Rotterdam
gingen ze met een andere, huifkar
verder en kwamen geradbraakt in
Gouda aanvandaar ging het met
de schuit naar Amsterdam. Eerst
werd ten huize van vrienden ontbe
ten. «Zoo'n ontbijt bestaat altijd
in een groote kan met koffie, gevolgd
door een met chocolade. Wat de
koffie betreft, men doet haar te veel
eer aan met haar dien naam te geven,
't is veeleer kleur en schijn van koffie.
Op tafel komt een chineesch blad
met kleine kopjes en een porceleinen
spoelkom met koud water, waarvan
men gebruik maakt om elk oogen-
blik zijn kopje te verfrisschen. De
koffie wordt gezet in een hooge kope
ren of zilveren kan op drie pootjes,
men doet in de kan een niet groote
hoeveelheid gebrande en gemalen
koffie en schenkt er kokend water
opmen laat het even rusten en
men neemt van het kleursel dat uit
drie kraantjes wordt getapt. Dit vocht
scheen alleen te dienen om de maag
te spoelen, want terstond volgde
de heerlijkste chocolade. Eiken mor
gen heb ik ze op verschillende plaat
sen gedronken, maar altijd even goed."
Van alle steden die hij bezocht,
heeft natuurlijk Amsterdam hem het
meest aangetrokken, Amsterdam «de
hoofdstad van Holland, het middel
punt van den handel, niet van Hol
land alleen, maar van de geheele we
reld." En hij verhaalt van «die
fameuse Bank, dat raadsel waarvan
niemand het geheim kan doorgron
den, raadsel echter zoo wonderlijk,
dat door bemiddeling ervan dagelijks
voor millioenen aan zaken gedaan
wordt, zonder dat er een cent bij te
pas komt; een geldelijke overdracht
aan de Bank slechts is de geheele
operatie; elke order aan den kassier
wordt terstond uitgevoerd, en zoo is
men overtuigd van de soliditeit van
de Bank, dat niemand in ongerust
heid is omtrent het gedeponeerde
geld, of verlangt om het er uit terug
te nemen."
Vervolgens treedt de schrijver in
bijzonderheden over zeden en gebrui
ken en bestuur des lands, en deelt
iets mede uit de geschiedenis en over
den kerkelijken toestand van de repu
bliek, waarbij hij blijk geeft wel op
de hoogte te zijn.
(Wordt vervolgt).
De quaestie op Kreta boezemt nog
steeds bezorgdheid in. Van een blok
kade van bet eiland schijnt wel niets te
zullen komen. Evenmin van een optre
den tegen Griekenland. Of liever men
zal er wel tegen optreden maar op zuiver
platonische wijze. Daaiuil zou kunnen
volgen, dat het van de leidvrs der poli
tiek in Griekenland afhangt, of zij liet
vonkje in 'i kruit willen werpen, waar
door een Europeesche brand kan wotdeu
veroorzaakt.
Weliswaar ODtbreekt het niet aan goede
vermaningen die van St. Petersburg
komen, en waaruit men zelfs zou willem
opmaken, dat Rusland zich bij de andere
mogendheden voegt, die Giiekenland met
geweld willen dwingen om op le treden
tegen de christenen op Kreta, maar
de omgeving van komng.George in Athene
weet maar al te goed, dat men ir. Rus
land een vernietigingsoorlog van de Tur
ken tegen de christenen op Kreta niet
gedoogt, evenmin als een strijd op leven
en dood tusschen de Porte en Grieken
land.
Het laatste land beperkt zich er nu
toe om een ofTtcieusen oorlog op touw
te zeiten legen de Turken in Macedonië,
een oorlog, die door benden van Griek-
sche vrijwilligers, welke steeds ongehin
derd de «scherp bewaakte! grens pas-
seeren, telkens opnieuw worden aange
wakkerd.
Engeland verblijdt zich het meest o"er
dien ommekeer in de Russische politiek.
Maar Engeland heeft toch besloten zich
kalm te houden. Weliswaar is er ge-
mompeld, dat de Engelschen op eigen
hand de opstandelingen op Kreta te hulp
zouden komen het plan zou dan wezen
om vrijwilligers aan te werven uit de
Chartered Company en Jameson aan
het hocfd daarvan te zetten; dezen toch
kennen een vrijbuiterspolitiek in practijk
Maar dat vond men toch wel een beetje
onuitvoerbaar, vooral nu Jameson ge
vangen zitl
Het belangwekkende in Spanje's ge
schiedenis van deze dagen is de opstand
op Cuba. Maar die opstand duuit reeds
een paar jaren, en het heeft allen schijn,
alsof hij zijn voorganger, het door Mar
tinez Campos bedwongen oproer, wil
evenaren in lengte van lijd, tien jaar.
Zoolang kan een opstand niet interessant
blijven voor menschen, die er geen stof
felijk belang bij hebben. De diepe indruk,
dien de Fransch-Duitsche oorlog door de
heele wereld op menschen van allerlei
stand heeft gemaakt, is vooral te danken
of zullen we zeggen: te wijlen?
aan de snelheid dei gebeurt»*nis-er die
elkaar opvolgden 111 liet jaar 1870.
Waaruit zoo ongeveer op te maken
valt, dat de opstand op Cuba voor ons,
allengs het belangwekkende verliest, en
daarmee ook onze belangstelling in
Spanje's wel en wee voor een groot deel
72)
Maar neen I" (en hier daalt zijn
stem weder): «het is onmogelijk dat gjj
dat zijn kunt!" Eu waarlijk, de grootste
nieuweling in het beoordeelen van karak
ters, had slechts op dat schooDe, oprechte
gelaat, in die heldere oogen te zien om
volkomen zeker te wezen dat Osyth part
noch deel had aan de grillen en behaag'
zucht van haar geslacht.
Maar al is zij onschuldig, daarom kren
ken haar Lord Ryvendale's woorden niet
te minder; aangeklaagd te worden met
een schijn van rechtvaardigheid door den
man, dien zij zoo volkomen lief heeft, en
niet in staat te zijn zich te verdedigen,
veroorzaakt haar eene diepe smart. Maar
haar eigen oprecht gemoed zegt haar
dat zij getrouw moet zijn san bare be
lofte aan de Hertogin, en dat niet alleen
naar de letter, maar naar den geest, en
dat zjj door woord noch gebaar hun od
derhoud mag verladen.
«Ik hoop dat gjj niet kwaad over mij
zult denken,» zegt zij nederig: «wat gij
aanvoert is volkomen waar. Ik geloofde,
ik hoopte! (hier breekt zij aD; «maar
nu heb ik den tijd gehad om na te den
ken, en ik ben volkomen, volkomen zeker,
dat het besluit, waartoe ik gekomen ben,
het goede is. Ik kan niet meer zjjn dan
uwe vriendin, en thans vrees ik dat gij
mij niet zult toestaan dat te wezen.!
«Ik dacht niet dat gij een Pharisee-
sche waart,! antwoordde hij driftig.
«Zonder twijfel zijt gjj tot het besluit
gekomen, dat gij veel te goed zjjt voor
een zondaar als ik, en wanneer gij mij
door uwe wispelturigheid en eigenge
rechtigheid geheel naar den duivel zult
hebben gezonden, zult gij slechts te meer
reden hebben, u geluk le wenschen er
aan ontkomen te zijn.!
Hij spreekt scherp en toornig, hopende
haar aan te sporen hem tegen te spre
ken en te toonen dat zij toch nog eenige
gehechtheid voor hem heeft. Maar zij
ziet hem slechts droevig aan en zegt:
«Ik geloof niet dat gij waarlijk meent,
wat gjj daar zegt.i
«Zeg mij, eens en voor altijd,! spreekt
hij heftig«wilt gij mij te kennen geven
dat gij mij opgeeft, dal gij mij niet trou
wen wilt, nu noch in de toekomst?! En
ofschoon haar hart in haar wegsterft,
antwoordt Osylh moedig: «Ja.i
«Dan heb ik mjj waarlijk ir, u bedro
gen,! spreekt Lord Ryvendale, terwijl hij
zich omweDdt om heen te gaan. Hij
neemt hare hand niet of brengt haar
evenmin eenig ander soort van groet
toe, maar vertrekt zonder haar zelfs aan
le zien. Als hij de tuindeur bereikt,
ziet hjj Rietle op hem toeloopen, Hy
zoude haar gaarne ontwijken, maar dat
is onmogelijk. In zoo korten tijd kan
hij den toorn niet uit zijn gezicht ver
bannen en dien vervangen door een glim
lach. Riette blijft stilstaan, en zegt daarop
hevig blozende:
«Wat hapert er tusschen u en Osyth?!
Loid Ryvendale gevoelt zich eigenlijk
blijde, eene vertrouweling te hebben;
hij brandt van verontwaardiging en ver
bazing, Hij leunt tegen de deur en ziet
Riette met zijn fraaie oogen onderzoe
kend aan.
»Ik kan u niet zeggen, wat uwe zus
ter bezielt,! spreekt hij: Ik meende dst
zij mij liefhad, ten minste ik had elke
reden om dat te gelooven, de laatste
maal dat ik haar zag. Gedurende weken
lang heb ik over niets anders gedacht
als liet geluk van haar mijne vrouw te
maken, (o, AlsagerI): «en nu, zonder
rijm of redeD, werpt zij mij over boord
en wil niets meer zeggen.!
Riette aarzelt tusschen een vurig
verlangen en vrees om hem te
ertellen, wat zij veronderstelt. Maar
zij is zoo bezorgd voor haar zusters wel
varen, zoo overtuigd dat Osyth Lord
Ryvendale bemint, zoo begeetig dat zij
dit voordeelig huwelijk zal sluiten en
meesleresse van Ryvendale Court moge
worden! En naast al deze beschouwingen
houdt zij veel van Lord Ryvendale, dien
zij de verrukkelijkste mari vindt welken
zij ooit ontmoet heeft, op Charlie mis
schien na.
«Kunt gfi eenig licht over de zaak
verspreiden?! vraagt Alsager haar.
Riette houdt stil. Ten laatste zegt zij,
naar zijn gelaat opziende:
«Hebt gij Osytb waarlijk gevraagd, u
te trouwen?!
«Zeer zeker deed ik dat.!
«En zeide zij u dat zij het wilde?!
«Zij gaf mjj zooveel te verstaan. Onge
lukkig kwam op het oogenbhk zelf, dal
ik bij haar op een antwoord aandrong,
het telegram aan, dat mij noodzaakte in
een allerijl te vertrekken.!
«Maar gij gelooft dat zij ja wilde
zeggen?!
«Ik ben er evenzeer van overtuigd,
als dat ik bier op dit oogenblik sta.!
«En is er niets tusschen u voorgevallen
tot op dezen morgen?!
«Ik heb haar ééns geschreven, maar
mijn brief behoefde geen antwoord, tenzij
zij mij de hoop niet wilde laten voeden,
welke ik daarin te kennen gaf.!
Rietle kijkt nadenkend.
«Ik geloof dat ik iets weet,! spreekt
zij met zachte stem: «Maar ik ben
bang het u te vertellen!!
«Vrees er niet voorli antwoordt Al-
sager, terwijl hij hare hand grijpt. «Gij
weet niet, welk een dienst gjj mij kunt
bewijzen,! en hij ziet haar in de oogen
met eene uitdrukking waaraan zij geen
weeistand kan bieden.
«Maar ik weet niets voor zeker,!
spreekt het meisje aarzelend.
«Zeg mij slechts wat gij dan vermoedt,!
pleit hij zacht.
«Op een dag, verleden week, werd
Osyth plotseling geroepen naar «The
Bell.a de dorpshei berg, weet gij, en toen
zij terugkeerde sloot zij zich in hare
kamer op en zagen wij haar dien avond
niet terug. En den volgenden morgen
zag zij er zoo bleek en ziek uit, ofschoon
zij juist op dezelfde wijs als altijd voort
ging. En en later, hoorde ik dat
er een rijtuig uit A. was overgekomen
en twee uren stilgehouden had aan de
«Bell,! en dat eene dame in het zwart
er uit was gestegen en er weder mede
vertrokken was. Toen herinnerde ik mij,
dat het juist op dienzelfden tijd geweest