NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht
f
Mo. 65.
Woensdag 12 Augustus 1896.
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Feuilleton-
Amersfoortsche
'ft:?
abonnementsprijs:
Per 8 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort.
Van
advertentien:
16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Croote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ter roemvolle herinnering.
De St.-Ct. bevat bet volgende:
In naam van Hare Majesteit
WILHELMINA,bij de gratie
Gods, Koningin der Neder
landen, Prinses van Oranje
Nassau, enz. enz enz.
Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regen
ten van het Koninkrijk;
I.
Ovei wegende, dal het nuttig moet wor
den geacht bij het Leger de heiinnering
levendig te houden aan de loemvolle
wjjze, waarop de voorgangers vau eenige
thans bestaande korpsen var. het Leger
2ich, sedert het jaar '1813, in den krijg
van de hun opgelegde plichten hebben
gekweten en boven anderen hebben on
derscheiden
Op de voordracht van den Minister
van Oorlog van 4 Augustus 1890, Kabi
net, lit. Q";
Hebben goedgevonden en verstaan
Art. 1. De vaandels ol standaards der
korpsen, vermeld op de bij dit Besluit
behoorende tabel, worden vooizien van
de mede in dit tabel vermelde opschriften.
Art. 2. De bedoelde opschriften worden
aangebracht met vergulde letters in een
of meer der hoeken van het vaandel of
den standaard, aan die zijde van het doek,
waarop de naam van het regiment ver
meld staat.
KORPSEN. OPSCHRIFTEN.
Reg. Gren. en Jagers. Tiendaagsche Veldtocht 1831.
Ie Reg. Infanterie. Tiendaagsche Veldtocht 1831.
Citadel van Antwerpen 1832.
2e Reg. Infanterie. Quatre-BrasenWaterloo 1815.
3e Reg. Infanterie. Waterloo 1815.
Tiendaagsche Veldtocht 1831.
Ee Reg. Infanterie. Quatre-Brasen Water)oo18l5.
Citadel van Antwerpen 1832,
6e Reg. Infanterie. Quatre-BrasenWaterlool815.
Tiendaagsche Veldtocht 1831.
Citadel van Antwerpen 1832,
7e Reg. Infanterie. Quatre-Brasen Waterloo 1815.
Citadel van Antwerpen 1832.
8e Reg. Infanterie. Citadel van Antwerpen 183'2.
Ie Reg. Huzaren. Tiendaagsche Veldtocht 1831.
3e Reg. Huzaren. Quatre-Brasen Waterion 1815.
Tiendaagsche Veldtocht 1831.
II.
Overwegende, dat het nuttig moet wor
den geocht, bij het Leger de herinnering
levendig te houden aan de krijgsverrich
tingen, welke in de jaren 18131815
gestrekt hebben tot herstel en bevestiging
van Nederland's onafhankelijkheid
Overwegende, dat het voor dit doel
wenschelijk is, het eereteeken »het Zil
veren Kruis", ingesteld bij het Koninklijk
besluit van 10 Mei 1865 (Staatsblad No.
33), met het daaibij behoorende lint te
schenken aan zoodanig korps van het
Leger, hetwelk daarvoor het meest in
uanmerking komt
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het eereteeken «liet Zilveren Kiuis",
ingesteld bij liet Koninklijk besluit van
10 Mei 1865 Staatsblad No. 32), met
het dam t ij behoorende lint, wordt beves
tigd aan het vaandel van het 8ste Regi
ment Infanterie.
111.
Willende een blijk geven van erken
ning der roemvollie en voorbeeldige wijze
waarop de Artillerie, tijdens de verdedi
ging van de Citadel van Antwerpen in
het jaar '1832, de haar opgedragen taak
heeft vervuld, en willende de herinnering
aari dat wapenfeit in het l ijzonder in
blijvend aandenken doen houden bij de
korpsen Vesting-Artillerie, welker voor
gangers, tijdens de verdediging dier
sterkte tot de artillerie-bezetting hebben
behoord
Hebben goedgevonden en verstaan
Aan het le, het 2e en het 3e Reg.
Vesting-Art. wordt een nader door Ons
te bepalen eerebiijk geschonken, strek
kende ter blijvende herinnering aan de
roemrijke en voorbeeldige wijze, waarop
het Wapen der Vesting-Art. zich bij de
verdediging van de Citadel van Antwer
pen, in liet jaar 1832, van zijn moeilijke
taak heeft gekweten.
IV.
Willende een bewijs geven van erken
ning der roemvolle wijze, waarop bet
Koi ps Nederlarnlsche Rijdende Artillerie
zich sedeit zijn oprichting, bij verschil
lende gelegenheden in den krijg heeft
onderscheiden, en wenschende dit bewijs
bij voormeld korps in vooitdurende her
innering te doen blyven;
Hebben goedgevonden en verstaan;
Aan bet Korps Rijdende Artillerie wordt
een nader door Ons te bepalen eerebiijk
geschonken, ter blijvende hennnering aan
de gevechten en veldslagen, waarin de
voorgangers van dat korps zich in Neder-
landscben dienst buitengewoon hebben
onderscheiden.
De Minister van Oorlog is belast met
de uitvoerirg van dit besluit, waarvan
afschrift zal worden gezonden aan de
Algemeere Rekenkamer.
Soestdijk, 7 Aug. '96.
E M M A.
De Minister van Oorlog
Schneider.
H. K. H. de groothertogin van Sak
sen zal a. s. Vrijdag middag met gevolg
uit Soestdijk in de residentie aankomen,
om eenige dagen verblijf te houden ten
paleize «Buitenrust" aan den Scbevening-
schen weg.
H. K. H. de hertogin van Albany
wordt 14 dezer te Soestdijk verwacht
eri zal daar eenige dagen verblijven.
Atjeli.
Aan het N v. d. Dag werd Maandag
uit Indië geseind:
De troepen trokken gisteren naar Le-
pong en ondervonden geen tegenstand.
Toekoe Oemar vluchtte in een zeilschip
naar Melaboeh, achtervolgd door de
Condor.
De schatten van Loiabok.
Dezer dagen hebben wij aan de Indi
sche bladen de- mededeeling ontleend,
dat door den minister van koloniën was
bevolen, de kostbaarste der kleinodiën,
op Lombok buit gemaakt, naar Nederland
te zenden. In velband daarmee lezen
wij thans in de Haagsche kroniek der
N. Gr. Cf.
Maanden geleden werd mij door iemand,
die uit den aard van zijn ambt op de
hoogte kon zijn, verteld dal de regeering
naar Indië had geschreven, om de op
Lombok buit gemaakte sieraden en edel
gesteenten naar Nederland op te zenden
en dat het plan bestond daarvan een
schitterend voorwerp te doen vervaar
digen, dat, ter gelegenheid van de troons
beklimming van koningin Wilheimina aan
haar, of, dat wist mijn zegsman niet
volkomen zeker ol aan de koningin-
regentes zou worden aangeboden, als een
herinnering aan de schitterende helden
feiten, in Indië onder baar regeering
voorgekomen.
Oprecht gesproken hechtte ik aan dit
verhaal, boe vertrouwbaar overigens de
bron scheen, weinig waaide; maar nu
ik uit de dezer dagen ontvangen dagbla
den uit Indië bevestigd vond, dat de
minister van koloniën werkelijk bevolen
beeft de kostbaarste kleinodiën naar Ne
derland te zenden, meeri ik het mede
gedeelde niet onder mij te moeten laten.
Mocht inlusschen wetkelijk zulk een
plan bestaan, dan zou ik dat oprecht
betreuren. Ik kan me voorstellen, dat
men de precieuse steeuen gebruikt om
eeresabels le versieren voor de dapperen,
die in verre gewesten voor 's lands eer
en vlag stryden, maar voor een huldeblijk
aan onze vorstinnen acht ik ze minder
geschikt; buit gemaakte schatten hebben
alleen uit een militair oogpunt waarde.
Wien aan een vereerd vorstin een blijk
van verknochtheid en dankbaarheid wil
geven, moet 't doen uit eigen beurs. Maar
van zoo iels hoort men nog met. Regee
ring noch vertegenwoordiging hebben
er blijkbaar nog over nagedacht, welk
blijvend teeken van nationale vereering
men koningin Emma kan schenken, wan
neer zij het gezag overgeeft aan haar
dochter.
En toch wordt het tijd daaraan eens
eenige aandacht te wijden, opdat men
in 1898 niet behoeft te volstaan met het
meedeelen van een besluit, waarvan de
uitvoering later wel eens niet volgt. We
hel ben in dat opzicht een leelijk voor
beeld in het «Paleis der natie,* dat nog
altijd, als herinnering aan 't zilveren
regeerings-jul ilé van wijlen koning Wil
lem III, op papier, in het Staatsblad
prijkt.
Door den beer Balilmann is bij de
Tweede Kamer aanhangig gemaakt een
wetsvoorstel tol wijziging der schutte
rij wet.
Sedeit jaren zoo zegt de voorstel
ler wordt reikhalzend uitgezien nam
een verbetering van den fiuanciëelen toe
stand der gemeenten. Deze kan op
tweeërlei wijze plaats grijpen. Ten eerste
door verruiming van bet gebied waarop
het aan de gemeenten geooorloofd is be
lastingen te beffen. In de tweede plaats
doordat het rijk die uitgaven van de
gemeenten overneemt welke deze thans
bij speciale wet verplicht zijn te doen,
ofschoon het eigenlijk gezegd rijksuitga
ven zijn.
Wil men den laatsten weg bewandelen,
dan komen zeer zeker het eerst in aan
merking de onko'ten die de gemeenten
zich moeten getroosten tot instandhouding
van de schutterijen, en die aan hen wer
den opgelegd. Deze zijn niet onbelang
rijk en bedragen, volgens inlichtingen
hem welwillend door bet departement
van binnenlandsche zaken verstrekt, totaal
over het geheele land, zoowel voor de
dienstdoende als de rustende schutterijen,
de som van f z.23,370,06.
De voorsteller wenscht dus de gemeen
ten te ontheffen, maar tevens een stap
te doen in de richting welke leiden kan
om een grief weg te nemen door vele
schutterplichtigen te berde gebracht en
waar met recht over wordt geklaagd.
Meestal gaat voor vele schutters het
bijwonen der oefeningen gepaard met
verzuim van werk en verlies van ver
dienste. Wil men een groote bron van
ontevredenheid bij de schutterijkorpsen
doen ophouden, dan dient er van over
heidswege schadelooslelling verleend te
worden aan lien, die door het verplichte
bijwonen der schutterijoefeningeir schade
lijden in hun beurs. Bij den berooiden
toestand van vele gemeentekassen kan
echter moeilijk verlangd worden, dat de
gemeenten zich nieuwe offers zullen ge
troosten in het belang van de schutterij.
Wel kan zulks geschieden, wanneer uit
gaven voor de schutterijen worden be
taald uit 's rijks kas.
Men Sclirijft aan de Tel.
Sint Laurens
Dan krijgen de üjen op der pens*.
Zoo zeggen de ijmkers in Gooi- en
Eemland even plat als onjuist. Zij wil
len hiermede le kennen geven, dat op
Sint Laurens 10 Augustus in den
regel een aanvang wordt gemaakt met
het drijven der bijenkorven.
Dil jaar wordt deze regel echter vol
strekt niet algemeen gevolgd. Want in
tegenstelling niet wat men van eldet3
boort is de lionigopbrengst in Gooi en
Eemland tot dusver nog zeer zuinig,
't Heeft te weinig geregend en bet wèer
was niet zacht lenoeg.
Is nu gewoonlijk omstreeks dezen tijd
73)
Gij hebt gezegevierd gij hebt geheel
mijn toekomstig bestaan venietigdlaat
zulks u bevredigen I maar hoop nimmer
weder mijne liefde ook maar voor
een sprankje terug te winnen, of waan
niet dat ik ooit eene gedachte aan uzal
hebben dan om u te vloeken.*
Dit is de inhoud van den brief, dien
Lord Ryvendale in de heftigheid van zijn
toorn nederschreef, maar naliet aan Viva
te zenden. Hij had hem in zijn brieven
doos geworpen, en toen hij Viva liet zoe
ken naar het recept, was het bestaan er
van geheel door hem vergeten.
Viva zit onbeweeglijk in het vuur te
stareüzij is bijna verwonderd dat zij
zoo weinig gevoelt. Haar zinnen zijn
tydelijk verdoofd. Men is dikwijls ver
baasd bij het zien der kalmte, waarmede
de menschen een tijd lang een verdriet
dragen, dat wij dachten hen bijna te
zullen doodenmaar dit is de meedoo-
gende beschikking der natuur, welke vaak
het slachtoffer van een hevigen slag in
een omhulsel van verdooving wikkelt.
•Viva! Vival waar zijt gij?*
Zij springt op en verbergt den brief
in baar zak. Het is Alsagers stem, die
haar gemelijk toeroept.
Mijn hoofd doet zulk een pijn, kom
hier zitten en leg er uwe hand op.*
Er heeft eene plotselinge ommekeer van
gevoel in haar plaats; het is haar bijna
afzichtelijk hem aan te raken; zij zoude
byna even gaarne een doodelyke slang
liefkozen. Maar zij overmeestert zich,
en, naast hem zittende, strijkt zij hare
hand zachtkens op en neder over zijn
voorhoofd en haar. Wederom valt hij in
eene sluimering en houdt zij de wacht
naast hem. Er heerscht een afwisselend
licht door den flikkerenden vuurgloed, en
in deze spookachtige stilte is Viva's geest
bezig met overstelpende gedachten. Iets
is er in den toestand, dat haar onwaar
schijnlijk voorkomt; is het mogelijk dat
deze man, die zij hier oppast, dezelfde,
is, die, toen zij hem het laatst verpleegde,
zoo vervuld was van een diepe hartstoch
telijke liefde voor haar, maar die geleefd
heeft om haar te vloeken! Ja I haar te
vloeken! De gedachte schijnt haar te
versieenen I telkenmale, als zij zich de
laatste woorden van zijn brief herinnert,
treffen zij haar met een nieuwen slag.
Zij staat niet stil om zich te zeggen dat
de brief geschreven werd in een aanval
van woede en teleurstelling en dat hij
er berouw over had gevoeld zij neemt
den inhoud op als de ware uitdrukking
zijner gevoelens voor haar.
Gedurende heel den nacht waakt zij
bij hem; somtijds sluimert hij; somtijds
ook waakt hij, en prevelt wartaal, of
vraagt om water, of smeekt haar, hem
niet te verlaten.
En al door, terwijl zij hem met onver
moeide zachtheid verpleegt, is haar geest
bezig met plannen voor de toekomst.
Zij zal hem oppassen lot dat bij beter
is; en dan, dan zal zij heengaan en zal
hij nimmer weder van haar hooren.
HOOFDSTUK XXVII.
„Een afscheid."
Lord Ryvendale zweeft tot dicht onder
het bereik van den dood. Gedurende
een-en-twintig dagen ligt hij op dien don
keren drempel, en niemand kan zeggen
welk eene verandering een volgend uur
voor hem kan brengen. Al wat mensche-
lijk vernuft en zorgen vermogen wordt
voor hem volbracht. Fletcher komt op
het oogenblik, dat hij de roepstem ont
vangt. Alle haatdragendheid sterft weg
uit zijn braaf gemoed, zoodra hij den
armzaligen toestand ziet, waartoe zijn
fiere meester is geraakt; hij is genood
zaakt weg le gaan en als een kind te
schreien. Er zijn twee verpleegsters, eene
voor den nacht en eene voor den dag,
en bovenal Viva is er, die nauwelijks
overreed kan worden, den lijder voor eene
minuut te verlaten. En hoewel Alsager
bijna voortdurend buiten kennis is, schynt
hij zeker instinct omtrent Viva te behou
den het is van haar dal hij voedsel en
medicijnen aanneemt; is zij afwezig dan
schijnen zijn oogen haar le zoeken. Hij
heeft kennis noch zorg over zijn eigen
toestand; meestal ligt hij in slaap en
waakt hij ijlende op. Hij verbeeldt zich
weder een knaaap te wezen en te vis-
schen en te jagen met zijn broeder en
den ouden opzichterof wel, hij verbeeldt
zich dat hij wondervolle drijftochten
over de veenen heeft gemarkt en is ver
langend om Viva te vertellen, welk een
weitasch hij gevuld heeft. En zij zorgt
er voor, al zijn hersenschimmen toe te
geven en staat nimmer toe dat bij tegen
gesproken worde.
Maar gedurende al dien lijd dat zij
zich beijvert hoopvol en vroolijk le
schijnen, draagt zij een gebroken hart
iri zich orn. Zij buigt zich geen enkele
maal over Alsager, of bewijst hem geen
dienst, zonder dat zijn woorden haar in
de ooren klinken: »YVaari niet dat ik
ooit eene gedachte aan u zal hebben als
om u vloeken.* Tucli wordt zij dcor
zielangst verteerd dat hij sterven zoude.
Wie kari de gedachte verdragen van
hem, dien men liet liefst heelt, daar koud
en dood neder te zien liggen, ook al
weet men dat bet leven hem slechts in
de armen eener andere voeren zal I Het
komt Viva geene enkele rnaal in de ge
dachte om te meenen dat, indien God
hem wegnam, het goed zoude zijn. Zij
kan thans bidden; niets schijnt baar van
God terug te houden; bare zonde maakt
niet langer tussclien den Hemel eri baar
eene klove in, welke baar gebeden niet
kunnen ovei komen. Alles is gedaan tus
sclien bare liefde en haar; zij zal hem
vei zorgen en verplegen, zooals eenieder
verplicht is een kranke op te passen;
maar indien hij blijft leven, zal zij geen
aandeel hebben in zijne vreugde over
zyri herstelzal zij voor irnmer uil zijn
gezicht en gehoor zijn gegaan. By dat
vreeselijk denkbeeld staal haar harte stil.
Zij vi aagt ziclizelve af, hoe God, die
voorgesteld wordt almachtig te zijn, kan
toestaan dat zijn schepselen door zulk